Выбрать главу

‘Ik begrijp niet waarom Elaida Egwene niet laat verhoren,’ zei Morvrin, ‘aangezien ze ongetwijfeld veroordeeld zou worden, maar het feit blijft dat ze een gevangene is.’ Ze toonde niets van de vurigheid van Sheriam of Mijrelle, en niets van de kilte van Carlinya. Ze somde enkel de feiten op, en haar kaak stond maar een klein beetje strak. ‘Als ze niet wordt verhoord, dan willen ze haar zonder twijfel breken. Ze is een sterkere vrouw gebleken dan ik aanvankelijk had verwacht, maar niemand is sterk genoeg om de Witte Toren te weerstaan wanneer die besluit iemand te breken. We moeten de gevolgen overwegen als we haar voor die tijd niet vrij krijgen.’ Siuan schudde haar hoofd. ‘Ze wordt niet eens afgeranseld, Morvrin. Ik begrijp ook niet waarom, maar ze zou ons toch niet zeggen dat we haar daar moeten laten zitten als ze dacht dat ze haar zouden martelen...’

Ze zweeg toen de tentflap werd opengeduwd en Lelaine Akashi naar binnen stapte, met haar stola met blauwe franje om haar armen. Sheriam stond op, al hoefde dat niet; Lelaine was een Gezetene, maar Sheriam was de Hoedster. Toch was Lelaine ondanks haar slanke postuur indrukwekkend in haar fluweel met blauwe banden; de vleesgeworden waardigheid, met een uitstraling van gezag die vanavond groter leek dan ooit. Elk haartje zat op zijn plaats, en het leek alsof ze de Zaal binnenstapte na een goede nachtrust. Siuan draaide zich soepel om naar de tafel en pakte de kan op. Dat zou normaal gesproken haar taak zijn geweest in dit gezelschap -thee inschenken en alleen spreken wanneer om haar mening werd gevraagd. Als ze zweeg, zou Lelaine haar zaken met de anderen misschien afhandelen en snel weer vertrekken zonder aandacht aan haar te besteden. Meestal kreeg ze van de vrouw toch niet meer dan een korte blik.

‘Ik dacht al dat ik je had zien aankomen op dat paard, Siuan.’ Lelaine keek naar de andere zusters, elk nu met een volkomen uitgestreken gezicht. ‘Stoor ik?’

‘Siuan zegt dat Egwene nog leeft,’ zei Sheriam alsof ze het in de haven over de prijs van deltabaarzen had. ‘En Leane. Egwene sprak tegen Siuan in haar dromen. Ze weigert om te worden gered.’ Mijrelle keek haar zijdelings aan, onpeilbaar, maar Siuan kon haar wel om de oren slaan! Waarschijnlijk zou ze hierna zelf naar Lelaine zijn gegaan, om het haar op haar eigen manier te vertellen, niet zoals Sheriam de woorden op tafel smijten. De laatste tijd was Sheriam zo grillig als een Novice!

Lelaine tuitte haar lippen en richtte blikken als dunne naalden op Siuan. is dat zo? Je zou werkelijk je stola moeten dragen, Sheriam. Je bent de Hoedster. Loop je even met me mee, Siuan? We hebben elkaar al veel te lang niet meer onder vier ogen gesproken.’ Met één hand trok ze de tentflap opzij, terwijl ze haar doordringende blikken verplaatste naar de andere zusters. Sheriam bloosde zoals alleen een roodharige dat kon, helderrood, en prutste de smalle blauwe stola van haar buidel los om die over haar schouders te leggen. Mijrelle en Carlinya keken kalm terug. Morvrin stond met een vinger tegen haar ronde kin te tikken alsof ze zich niet bewust was van de anderen. Dat was misschien ook wel zo. Zo was Morvrin. Waren Egwenes bevelen tot hen doorgedrongen? Siuan had niet eens de kans meer om hen streng aan te kijken toen ze de kan neerzette. Een voorstel van een zuster van Lelaines formaat, Gezetene of niet, was een bevel voor iemand van Siuans formaat. Ze pakte haar mantel en rokken bijeen, ging naar buiten en mompelde een bedankje omdat Lelaine de flap voor haar opzij hield. Licht, ze hoopte dat die stommelingen hadden geluisterd.

Er stonden nu vier zwaardhanden buiten, maar een van hen was Lelaines Burin, een kleine Domani met een koperkleurige huid, gekleed in een zwaardhandmantel, waardoor hij er grotendeels niet leek te zijn. Avar was vervangen door een andere zwaardhand van Mijrelle, Nuhel Dromand, een lange, stevige man met een Illiaanse baard en een kale bovenlip. De man stond zo stil dat hij wel een standbeeld leek, op de wolkjes mist voor zijn neusgaten na. Arinvar maakte een buiging voor Lelaine, een snelle kniks maar toch formeel. Nuhel en Jori bleven oplettend. En Burin trouwens ook. Siuan was net zo lang bezig om de knoop waarmee ze Nachtje had vastgebonden los te maken als het had geduurd om hem te leggen. Lelaine wachtte echter geduldig tot Siuan rechtop ging staan met de teugels in haar handen, en liep toen langzaam over het houten looppad langs de donkere tenten. Haar gezicht ging verborgen in de schaduwen van de maan. Ze omhelsde de Kracht niet, dus kon Siuan dat ook niet doen. Gevolgd door Burin liep Siuan zwijgend voort naast Lelaine, met de merrie aan de hand. Het was aan de Gezetene om te beginnen, en niet enkel omdat ze een Gezetene was. Siuan weerstond de neiging om haar hoofd te buigen en de extra duim die ze langer was dan de vrouw zo te verhullen. Ze dacht nog maar zelden aan de tijd toen ze Amyrlin was. Ze was weer verwelkomd als Aes Sedai, en als je Aes Sedai was, betekende dat ook dat je instinctief je plek zocht tussen de zusters. Het paard snuffelde aan haar hand alsof het dacht dat het een huisdier was, en ze nam de leidsels lang genoeg in de andere hand om haar vingers aan haar mantel af te vegen. Vies, slijmerig beest. Lelaine keek haar zijdelings aan en ze voelde haar wangen warm worden. Instinct.

‘Je hebt vreemde vriendinnen, Siuan. Ik geloof dat sommigen van hen ervoor waren om je weg te sturen toen je voor het eerst in Salidar verscheen. Sheriam zou ik nog kunnen begrijpen, hoewel ik denk dat het vrij ongemakkelijk moet zijn nu ze zoveel hoger staat dan jij. Dat was de voornaamste reden waarom ik je zelf ontliep, om dat ongemak te voorkomen.’

Siuans mond viel bijna open van verbazing. Dat kwam héél dicht bij praten over iets waar nooit over mocht worden gesproken, heel dichtbij; een overtreding die ze nooit zou hebben verwacht van deze vrouw. Van haarzelf misschien – ze had haar plaats gevonden, maar ze was wie ze was – maar nooit van Lelaine!

‘Ik hoop dat jij en ik weer vriendinnen kunnen worden, Siuan, hoewel ik het begrijp als dat onmogelijk blijkt. Deze bespreking van vanavond bevestigt wat Faolain me heeft verteld.’ Lelaine lachte een beetje en vouwde haar handen rond haar middel. ‘O, trek niet zo’n gezicht, Siuan. Ze heeft je niet verraden, tenminste niet met opzet. Ze liet zich iets te veel ontvallen en ik besloot haar onder druk te zetten, nogal krachtig. Eigenlijk geen manier om een andere zuster te behandelen, maar in feite is ze nog maar een Aanvaarde tot ze kan worden beproefd en slaagt. Faolain zal een uitstekende Aes Sedai worden. Alles wat ze me vertelde, vertelde ze met grote tegenzin. Eigenlijk alleen maar wat kleine dingetjes en een paar namen, maar samen met jou in die bespreking geeft het me een volledig beeld, denk ik. Ik denk dat ik haar nu wel weer vrij kan laten rondlopen. Ze zal er in ieder geval niet meer over peinzen me nog te bespioneren. Jij en je vriendinnen zijn erg trouw geweest aan Egwene, Siuan. Kun je even trouw zijn aan mij?’

Dus daarom had het geleken alsof Faolain was ondergedoken. Hoeveel ‘kleine dingetjes’ had ze verteld toen ze ‘onder druk werd gezet’? Faolain wist niet alles, maar ze kon maar beter aannemen dat Lelaine dat wel deed. Ze zou zelf alleen niets onthullen, behalve als ze onder druk werd gezet.

Siuan bleef staan en richtte zich op. Lelaine bleef ook staan en wachtte tot ze iets zou zeggen. Zelfs met haar gezicht half in schaduwen gehuld, was het duidelijk. Siuan moest zich vermannen om tegen de vrouw te spreken. Sommige instincten waren bij de Aes Sedai in de beenderen begraven, ik ben trouw aan jou als Gezetene voor mijn Ajah, maar Egwene Alveren is de Amyrlin Zetel.’

‘Dat is zo.’ Lelaines gezichtsuitdrukking veranderde niet, voor zover Siuan kon zien. ‘Heeft ze je in je dromen toegesproken? Vertel me wat je weet over haar toestand, Siuan.’ Siuan keek over haar schouder naar de stevige zwaardhand. ‘Let maar niet op hem,’ zei de Gezetene. ik heb al twintig jaar geen geheimen voor Burin.’ in mijn dromen,’ gaf Siuan toe. Ze was in ieder geval niet van plan toe te geven dat die droom alleen was geweest om haar op te roepen naar Salidar in Tel’aran’rhiod te gaan. Ze hoorde die ring eigenlijk niet te hebben. De Zaal zou hem haar afpakken als ze het ontdekten. Kalm – vanbuiten, althans – vertelde ze wat ze ook aan Mijrelle en de anderen had verteld, en nog iets meer. Maar niet alles. Niet de zekerheid van verraad. Dat moest van de Zaal zelf komen – niemand anders had geweten van het plan om de haven af te sluiten, behalve de vrouwen die erbij betrokken waren – hoewel degene die er verantwoordelijk voor waren niet konden weten dat ze daarmee Egwene verraadden. Ze hielpen alleen Elaida, en dat was al een raadsel op zich. Waarom zou iemand van hen Elaida willen helpen? Er was van het begin af aan gesproken over de geheime aanhangers van Elaida, maar zijzelf had die gedachte allang van zich afgezet. Het was zeker dat elke Blauwe zuster fervent hoopte dat Elaida zou vallen, maar tot ze wist wie er verantwoordelijk was, zou geen enkele Gezetene, zelfs geen Blauwe, alles horen. ‘Egwene heeft voor morgen een zitting van de Zaal bevolen... nee, vanavond dus, bij Laatste Gong,’ voltooide ze. in de Toren, in de Zaal van de Toren.’