Выбрать главу

Lelaine lachte zo hard dat ze een traan uit haar ogen moest vegen. ‘O, dat is kostelijk. De Zaal die bij wijze van spreken recht onder Elaida’s neus bijeenkomt. Ik zou bijna wensen dat ik het Elaida kon vertellen, alleen om haar gezicht te zien.’ Even plotseling werd ze weer ernstig. Lelaine lachte gemakkelijk als ze besloot zichzelf dat toe te staan, maar in de kern was ze altijd ernstig. ‘Dus Egwene denkt dat de Ajahs zich tegen elkaar keren. Dat lijkt me nauwelijks mogelijk. Ze heeft maar een handjevol zusters gezien, zeg je. Toch denk ik dat we ernaar moeten kijken, de volgende keer in Tel’aran’rhiod. Misschien kan iemand kijken wat er te vinden is in de kwartieren van de Ajahs, in plaats van zich te richten op het bestuderen van Elaida.’

Siuan kon nauwelijks voorkomen dat ze ineenkromp. Ze was van plan zelf ook wat te gaan graven in Tel’aran’rhiod. Telkens wanneer ze in de Wereld der Dromen naar de Toren ging, was ze bij elke hoek die ze omging een andere vrouw in een ander gewaad, maar ze zou nu nog voorzichtiger moeten worden.

‘Ik denk dat ik wel kan begrijpen dat ze niet gered wil worden. Ik vind het zelfs prijzenswaardig – niemand wil dat er nog meer zusters omkomen – maar het is erg gevaarlijk,’ vervolgde Lelaine. ‘Geen hoorzitting, niet eens een afranseling? Wat is Elaida van plan? Denkt ze dat ze Egwene zover krijgt dat ze weer een Aanvaarde wordt? Dat lijkt me nauwelijks waarschijnlijk.’ Maar ze knikte lichtjes alsof ze het overwoog.

Dit ging een gevaarlijke kant op. Als zusters dachten te weten waar Egwene kon zijn, dan vergrootte dat de kans dat iemand zou proberen haar te bevrijden, Aes Sedai-wachten of niet. Als ze het op de verkeerde plek probeerden, zou dat even gevaarlijk kunnen zijn als op de juiste plek, misschien wel gevaarlijker. Erger nog, Lelaine negeerde iets.

‘Egwene heeft de Zaal samengeroepen voor een zitting,’ zei Siuan zuur. ‘Ga je erheen?’ Ze werd beantwoord met een terechtwijzende stilte, en haar wangen werden weer warm. Sommige dingen zaten in je beenderen.

‘Natuurlijk ga ik,’ zei Lelaine uiteindelijk. Een directe verklaring, maar toch had ze even geaarzeld. ‘De hele Zaal gaat. Egwene Alveren is de Amyrlin Zetel, en we hebben meer dan voldoende droom-ter’angrealen. Misschien legt ze uit hoe ze denkt het vol te kunnen houden als Elaida haar laat breken. Dat zou ik heel graag willen weten.’

‘Waarom vraag je dan of ik trouw aan je kan zijn?’ In plaats van te antwoorden liep Lelaine langzaam verder door het maanlicht en schikte ze zorgvuldig haar stola. Burin volgde haar, een halfgeziene leeuw in de nacht. Siuan haastte zich om haar bij te houden en trok Nachtje met zich mee, terwijl ze de pogingen van die domme merrie om weer aan haar hand te snuffelen afweerde. ‘Egwene Alveren is de wettige Amyrlin Zetel,’ zei Lelaine uiteindelijk. ‘Tot ze sterft. Of wordt gesust. Als een van die dingen gebeurt, dan zal Romanda weer proberen de staf en stola te verkrijgen en moet ik haar weer zien tegen te houden.’ Ze snoof. ‘Die vrouw zou even erg zijn als Elaida. Helaas heeft ze voldoende steun gehad om mij ook tegen te houden. We zouden weer bij af zijn, met dat verschil dat wanneer Egwene sterft of gesust wordt, jij en je vriendinnen zo trouw aan mij zouden zijn als jullie aan Egwene zijn geweest. En jullie zullen mij helpen Amyrlin Zetel te worden in plaats van Romanda.’

Siuan had het gevoel alsof haar maag in ijs was veranderd. Geen enkele Blauwe zuster zou achter het eerste verraad hebben gezeten, maar één Blauwe zuster had nu in ieder geval een reden om Egwene te verraden.

2

De aanraking van de Duistere

Beonin werd zoals gebruikelijk wakker bij het ochtendgloren, hoewel er door de gesloten tentflap maar weinig ochtendlicht haar tent binnenkwam. Gewoontes waren goed, als het goede gewoontes waren. Ze had zichzelf door de jaren heen een aantal gewoontes aangeleerd. De lucht binnen de tent had iets van de kilte van de nacht, maar ze stak de kolenbrander niet aan. Ze was niet van plan om lang te blijven. Ze geleidde even om een koperen lamp aan te steken en het water in de witgeglazuurde kan te verwarmen, zodat ze haar gezicht kon wassen bij de gammele wastafel met de vervormde spiegel. Bijna alles in de kleine ronde tent stond wankel, van het piepkleine tafeltje tot haar smalle veldbed. Het enige stevige meubelstuk, een stoel met een lage rugleuning, was ruw genoeg om in de armste boerenkeuken op zijn plaats te zijn. Maar ze was het gewend om zich te redden. Ze velde haar oordeel niet alleen in paleizen. Ook het kleinste dorpje verdiende gerechtigheid, ze had daarvoor in schuren en zelfs in krotten geslapen. Ze trok zorgvuldig haar beste rijgewaad aan, van goed gesneden maar eenvoudige grijze zijde, en goed passende knielaarzen, en borstelde toen haar donkergouden haar met een ivoren haarborstel die van haar moeder was geweest. De spiegel vervormde haar spiegelbeeld een beetje. Om de een of andere reden stoorde haar dat vanmorgen.

Iemand krabde aan de tentflap, en een man riep vrolijk in een Morlandse tongvaclass="underline" ‘Ontbijt, Aes Sedai, als het u behaagt.’ Ze liet de borstel zakken en stelde zich open voor de Bron. Ze had geen persoonlijke bediende, en vaak leek het alsof iedere maaltijd door een nieuw gezicht werd gebracht. Maar ze herinnerde zich de gedrongen, grijzende man met zijn eeuwige glimlach, die binnenkwam met een dienblad waar een witte doek overheen lag. ‘Zet maar op tafel, alsjeblieft, Ehvin,’ zei ze. Ze liet saidar los en werd beloond met een nog bredere glimlach, een diepe buiging over het dienblad heen en nog een voor hij vertrok. Maar al te veel zusters vergaten de kleine beleefdheden tegen degenen die onder hen stonden. Kleine beleefdheden waren het smeermiddel van het dagelijks leven. Ze keek zonder veel enthousiasme naar het dienblad en ging toen verder met borstelen, een ritueel dat ze tweemaal per dag uitvoerde en dat haar altijd kalmeerde. Vanochtend putte ze geen troost uit de borstel die door haar haren gleed, maar ze dwong zichzelf de volledige honderd slagen te voltooien voordat ze de borstel naast de bijpassende kam en handspiegel op de wastafel legde. Ooit zou ze de heuvels zelf iets over geduld hebben kunnen leren, maar dat was steeds moeilijker geworden sinds Salidar. En bijna onmogelijk sinds Morland. Dus berustte ze erin, zoals ze erin had berust dat ze naar de Witte Toren zou gaan tegen de wensen van haar moeder in, erin had berust dat de Toren je niet alleen onderwees maar ook discipline oplegde. Als meisje was ze koppig geweest, altijd verlangend naar meer. De Toren had haar geleerd dat je veel kon bereiken als je je kon beheersen. Ze was trots op die vaardigheid. Zelfbeheersing of niet, ze had evenveel moeite om het ontbijt van gestoofde pruimen en brood weg te werken als om het ritueel met de borstel te voltooien. De pruimen waren gedroogd, en misschien om te beginnen al te oud geweest; ze waren tot moes gestoofd, en ze was er zeker van dat ze niet alle zwarte pitjes van het knapperige brood had af gehaald. Ze probeerde zich ervan te overtuigen dat alles wat tussen haar tanden knarste, stukjes graan of zaadjes waren. Het zou niet de eerste keer zijn dat ze brood met graanklanders erin at, en ze kon er dan ook niet echt van genieten. De thee had een vreemde bijsmaak, alsof die ook niet meer helemaal goed was. Toen ze eindelijk de linnen doek teruglegde over het besneden houten dienblad, moest ze een zucht onderdrukken. Hoe lang zou het nog duren voordat al het eten in het kamp op was? Was hetzelfde gaande in Tar Valon? Dat moest wel. De Duistere raakte de wereld aan, een gedachte die zo mistroostig was als een veld vol scherpe stenen. Maar de overwinning zou komen. Ze weigerde elke andere mogelijkheid te overwegen. De jonge Altor had veel uit te leggen, heel veel, maar hij zou – moest! – dat op de een of andere manier bereiken. Hoe dan ook.