Выбрать главу

Uiteindelijk liet Mattin Stepaneos zich meevoeren, en ze ging weer zitten voordat hij bij de deur was. Er stonden drie gelakte kistjes op haar tafel, een ervan voor haar briefwisselingen, waar ze pas ontvangen brieven en verslagen van de Ajahs in bewaarde. De Rode Ajah vertelde haar alles wat hun ogen-en-oren te weten kwamen – dat dacht ze tenminste – maar de andere Ajahs vertelden haar slechts weinig, hoewel ze de afgelopen week wel wat onwelkome nieuwtjes hadden doorgegeven. Onwelkom omdat ze wezen op contact met de opstandelingen dat verderging dan die lachwekkende onderhandelingen. Ze sloeg de dikke leren map met gouden letters die voor haar lag open. De Toren genereerde voldoende verslagen om de tafel mee te bedekken, en Tar Valon produceerde er nog tien keer zoveel. Het grootste deel werd door klerken afgehandeld, die alleen de belangrijkste voor haar uitkozen. Desondanks was het een grote stapel. ‘U hebt naar me gevraagd, Moeder?’ zei Tarna koel, en deed de deur achter zich dicht. Het klonk niet respectloos; de geelharige vrouw was van nature kil, met ijzig blauwe ogen. Elaida vond dat niet erg. Wat haar ergerde, was dat de helderrode Hoedsterstola rond Tarna’s hals weinig meer was dan een breed lint. Haar lichtgrijze gewaad had genoeg rode banden om te bewijzen dat ze trots was op haar Ajah, dus waarom was haar stola dan zo smal? Maar Elaida had veel vertrouwen in de vrouw, en dat was de laatste tijd een schaars goed.

‘Wat is het nieuws uit de haven, Tarna?’ Ze hoefde niet te melden welke haven ze bedoelde. Alleen Zuidhaven kon wellicht zonder uitgebreide reparaties nog in gebruik blijven.

‘Er kunnen alleen rivierschepen met heel weinig diepgang naar binnen,’ zei Tarna, en liep over het tapijt tot voor de schrijftafel. Het leek alsof ze het over de kans op regen had. Niets bracht haar van haar stuk. ‘De andere schepen leggen om beurten aan het deel van de ketting aan dat van cuendillar is, zodat ze hun lading in schuiten kunnen overladen. De scheepskapiteins klagen erover en het duurt behoorlijk wat langer, maar voorlopig redden we het zo wel.’ Elaida kneep haar lippen opeen en trommelde met haar vingers op tafel. Voorlopig. Ze kon pas met het herstellen van de havens beginnen als de opstandelingen eindelijk ten onder gingen. Tot zover hadden ze nog niet aangevallen, het Licht zij dank. Een aanval zou met alleen soldaten beginnen, maar er zouden zeker zusters bij worden betrokken, iets wat ze waarschijnlijk wilden voorkomen, net zozeer als zijzelf. Maar als Elaida de haventorens liet afbreken, wat nodig zou zijn voor het herstelwerk, en de havens zonder enige verdediging liet openstellen, zou hen dat misschien aanzetten tot wanhoopsdaden. Licht! Als het enigszins mogelijk was, moesten gevechten worden voorkomen. Ze was van plan hun leger op te nemen in de Torenwacht zodra ze beseften dat het afgelopen met ze was en terugkeerden naar de Toren. Deels dacht ze al alsof Garet Brin de Torenwacht voor haar aanvoerde. Hij zou een oneindig betere Hoge Kapitein zijn dan Jimar Chubain.

Dan zou de wereld merken hoeveel invloed de Witte Toren had! Ze wilde niet dat haar soldaten elkaar doodden, en ze wilde ook niet dat de Toren verzwakte doordat haar Aes Sedai elkaar vermoordden. De opstandelingen waren van haar, net zoals degenen in de Toren, en ze was van plan ze dat te laten erkennen. Ze pakte het bovenste vel papier van de stapel verslagen en las het vluchtig door. ‘Blijkbaar worden de straten, ondanks mijn uitdrukkelijke bevel, nog steeds niet opgeruimd. Waarom niet?’

Er verscheen een onbehaaglijke blik in Tarna’s ogen, de eerste keer dat Elaida haar ooit verontrust had gezien. ‘De mensen zijn bang, Moeder. Ze verlaten hun huizen niet als het niet echt hoeft, en dan nog alleen met grote tegenzin. Ze zeggen dat ze de doden hebben zien rondlopen op straat.’

‘Is dat bevestigd?’ vroeg Elaida zachtjes. Haar bloed voelde plotseling koud aan. ‘Hebben zusters dat ook gezien?’

‘Niemand in de Rode Ajah voor zover ik weet.’ De anderen zouden met haar spreken als Hoedster, maar niet vrijelijk, niet om vertrouwelijkheden uit te wisselen. Hoe onder het Licht moest dat worden rechtgezet? ‘Maar de mensen in de stad zijn ervan overtuigd. Ze hebben gezien wat ze hebben gezien.’

Langzaam legde Elaida het vel papier opzij en onderdrukte een huivering. Ze had alles gelezen wat ze kon vinden over de Laatste Slag, zelfs studies en Voorspellingen die al zo oud waren dat ze nooit waren vertaald uit de Oude Taal en onder een laag stof in de donkerste hoeken van de librije lagen. Dat Altor-joch was een voorbode geweest, maar nu leek het erop dat Tarmon Gai’don sneller zou komen dan verwacht. Verschillende van die oude Voorspellingen, uit de vroegste dagen van de Toren, zeiden dat het verschijnen van de doden het eerste teken was; een verdunning van de werkelijkheid terwijl de Duistere zijn krachten verzamelde. Binnen niet al te lange tijd zou het erger worden.

‘Laat de Torenwachten alle sterke mannen hun huizen uit sleuren als het moet,’ zei ze kalm. ik wil dat de straten worden opgeruimd, en ik wil horen dat daar vandaag nog mee is begonnen. Vandaag nog!’ De andere vrouw trok verbaasd haar lichte wenkbrauwen op – ze was haar gebruikelijke ijzige zelfbeheersing kwijt – maar natuurlijk zei ze enkeclass="underline" ‘Zoals u beveelt, Moeder.’

Elaida straalde sereniteit uit, maar het was een toneelstukje. Wat komen zou, zou komen. Ze had nog steeds geen grip op dat Altor-joch. En dan te bedenken dat ze hem ooit binnen handbereik had gehad! Had ze het toen maar geweten. Die vervloekte Alviarin en die driemaal vervloekte verklaring die opriep tot gruwel op iedereen die hem benaderde, behalve via de Toren. Ze zou de verklaring hebben herroepen als dat niet op zwakte had geduid; hoe dan ook, de schade was al aangericht en kon niet meer eenvoudig worden hersteld. Toch, ze zou al snel Elayne weer in de hand hebben, en het Koninklijk Huis van Andor was de sleutel tot het winnen van Tarmon Gai’don. Dat had ze lang geleden al voorspeld. Bovendien was het nieuws over de opstand tegen de Seanchanen die door Tarabon trokken heel plezierig geweest om te lezen. Niet alles was een kluwen doorntakken die haar van alle kanten prikten.

Ze grimaste toen ze het tweede verslag las. Niemand hield van riolen, maar ze waren een derde van het levensbloed van een stad. De andere twee waren de handel en schoon water. Zonder riolen zou Tar Valon ten prooi vallen aan een tiental verschillende ziekten waartegen de vaardigheden van de zusters niet opgewassen waren. Bovendien zou het er nog erger gaan stinken dan nu al, met al dat rottende afval op straat. Hoewel de handel op dit ogenblik vrijwel stillag, kwam het water nog steeds binnen via het bovenstroomse gedeelte van het eiland. Van daaraf werd het verspreid naar watertorens in de stad, en vervolgens naar fonteinen, versierde en onversierde, die iedereen kon gebruiken. Maar nu leek het erop dat de riooluitgangen aan de benedenstroomse kant van de stad bijna verstopt zaten. Ze doopte haar pen in de inktpot, schreef IK WIL DAT DEZE MORGEN ONTSTOPT ZIJN boven aan de bladzijde en zette haar naam eronder. Als de klerken een beetje verstand hadden, was er al met het werk begonnen, maar ze beschuldigde klerken er nooit van dat ze veel verstand hadden.

Bij het volgende verslag trok ze haar wenkbrauwen op. ‘Ratten in de Toren?’ Dat was erger dan erg! Deze had bovenop moeten liggen! ‘Laat iemand de afweren controleren, Tarna.’ Die afweren hadden al gewerkt sinds de Toren was gebouwd, maar misschien waren ze na drieduizend jaar wat verzwakt. Hoeveel van die ratten waren verspieders van de Duistere?