Ze ging weer op haar stoel achter de tafel zitten en opende de grootste gelakte kist, die was versierd met rode rozen en gouden krullen. Uit de bovenste bak pakte ze een klein ivoren beeldje, een zwaluw met een gevorkte staart, donkergeel van ouderdom, en streelde met haar duim over de gebogen vleugels. ‘Je mag die dingen aan niemand leren zonder mijn toestemming.’
‘Maar... Waarom niet, Moeder?’
‘Sommige Ajahs zijn bijna evenzeer tegen de Moeder gekant als die zusters aan de overkant van de rivier,’ zei Tarna. Elaida keek haar Hoedster donker aan, maar dat koele gezicht bleef onbewogen. ‘Ik bepaal wie er... betrouwbaar genoeg is om het te leren, Beonin. Ik wil dat je het belooft. Nee, ik wil je gelofte.’
‘Onderweg hiernaartoe zag ik zusters van verschillende Ajahs boos naar elkaar kijken. Echt boos. Wat is er in de Toren gebeurd, Moeder?’
‘Je gelofte, Beonin.’
De vrouw keek zo lang in haar theekom dat Elaida begon te denken dat ze wilde weigeren. Maar haar ambitie won. Ze had zichzelf aan Elaida’s rokken gebonden in de hoop dat ze voorgetrokken zou worden, en ze zou nu niet loslaten. ‘Onder het Licht en bij mijn hoop op redding en wedergeboorte zweer ik dat ik de wevingen die ik bij de opstandelingen heb geleerd aan niemand zal leren zonder toestemming van de Amyrlin Zetel.’ Ze aarzelde en nam een slok thee. ‘Sommige zusters in de Toren zijn misschien minder betrouwbaar dan u denkt. Ik heb geprobeerd er iets tegen te doen, maar die “raad van bestuur” heeft tien zusters teruggestuurd naar de Toren om roddels over de Rode Ajah en Logain te verspreiden.’ Elaida herkende maar weinig van de namen die Beonin noemde, behalve de laatste. Bij het horen daarvan zat ze ineens recht overeind.
‘Zal ik ze in hechtenis laten nemen, Moeder?’ vroeg Tarna, nog steeds zo koud als ijs.
‘Nee. Laat ze in de gaten houden. Hou iedereen in de gaten met wie ze praten.’ Dus er was contact tussen de Ajahs in de Toren en de opstandelingen. Hoe diep had de verrotting zich genesteld? Hoe diep ook, ze zou er een eind aan maken!
‘Dat kan moeilijk worden, zoals de zaken er nu voor staan, Moeder.’
Elaida sloeg hard met haar vrije hand op tafel, ik heb je niet gevraagd of het moeilijk zou zijn. Ik zei dat je het doen moest! En zeg Meidani dat ik haar uitnodig om vanavond samen met mij te eten.’ De vrouw probeerde al tijden hardnekkig een vriendschap te hervatten die vele jaren eerder was beëindigd. Nu wist ze waarom. ‘Doe dat nu meteen.’ Er trok een schaduw over Tarna’s gezicht toen ze een kniks maakte. ‘Maak je geen zorgen,’ zei Elaida. ‘Beonin is vrij om jou elke weving te leren die ze kent.’ Ze vertrouwde Tarna immers. Daardoor klaarde haar gezicht op, al bleef het natuurlijk koel. Toen de deur achter haar Hoedster sloot, duwde Elaida de leren map aan de kant en leunde op haar ellebogen op tafel, haar blikken op Beonin gericht. ‘Goed dan. Laat me alles zien.’
3
In de Tuinen
Aran’gar arriveerde in haar woeste dromen na te zijn opgeroepen door Moridin, en vervolgens was hij er zelf niet. Dat was nauwelijks verrassend; hij kwam graag opvallend binnen. Elf hoge leunstoelen, besneden en verguld, stonden in een kring midden op de gestreepte houten vloer, maar ze waren leeg. Semirhage stond in de hoek, helemaal in het zwart gekleed zoals altijd. Ze keek achterom om te zien wie er was binnengekomen, en sprak toen weer op gedempte toon verder met Demandred en Mesaana. Demandreds gezicht droeg een uitdrukking van woede, waardoor zijn haakneus nog opvallender werd. Niet voldoende om voor haar aantrekkelijk te zijn, natuurlijk. Daar was hij veel te gevaarlijk voor. Die goed passende jas van bronskleurige zijde met sneeuwwitte kant langs de hals en polsen paste echter bij hem. Mesaana droeg ook de stijl van deze Eeuw, een donkerder kleur brons, geborduurd in patronen. Ze zag er om de een of andere reden moe en terneergeslagen uit, bijna alsof ze ziek was. Nou, dat kon natuurlijk. In deze Eeuw waren er een aantal nare ziekten, en zelfs zij zou waarschijnlijk Semirhage niet vertrouwen om haar te helen.
Graendal, de enige andere aanwezige mens, stond in de tegenovergestelde hoek met een breekbaar glas donkere wijn in haar hand, maar ze keek meer naar het trio dan dat ze dronk. Alleen dwazen negeerden het als ze werden bestudeerd door Graendal, maar de drie gingen verder met hun vurige gemompel.
De stoelen pasten helemaal niet bij de rest van de omgeving. De kamer had doorkijkwanden, al werd die illusie verstoord door de stenen boog van een deuropening. Ze hadden allerlei andere stoelen kunnen plaatsen, hier in Tel’aran’rhiod, dus waarom niet iets wat bij de kamer paste, en waarom elf wanneer dat er zeker twee meer waren dan ze nodig hadden? Asmodean en Sammael moesten zo dood zijn als Be’lal en Rahvin. Waarom niet de gebruikelijke uitdijende deur van een schouwkamer? Door het tafereel leek de vloer omgeven door de tuinen van Ansaline. Cormalinde Masoons immense sculpturen van gestileerde mensen en dieren torenden uit boven lage gebouwen, die zelf leken op delicate sculpturen van gesponnen glas. In de tuinen werden alleen de beste wijnen opgediend, de heerlijkste gerechten, en je kon er bijna altijd een mooie vrouw imponeren met grote winsten bij de chinje-wielen, hoewel het moeilijk was geweest voldoende vals te spelen om aanhoudend te blijven winnen. Moeilijk, maar noodzakelijk voor een wetenschapper die niet rijk was. Alles was weg, te gronde gericht in het derde jaar van de oorlog. Een goudharige, steeds glimlachende zomara in een soepel vallend wit hemd en een strakke broek boog zich lenig en bood Aran’gar een kristallen glas wijn op een zilveren dienblad aan. Ze waren sierlijk en op een mooie manier androgyn, leken op mensen ondanks die dode zwarte ogen, en waren een van Aginors minder geïnspireerde schepsels. Maar toch, zelfs in hun eigen Eeuw, toen Moridin nog Ishamael heette – ze twijfelde niet langer aan wie hij was – had hij deze wezens meer vertrouwd dan enige menselijke bediende, ondanks hun nutteloosheid voor elke andere taak. Hij had ongetwijfeld ergens een stasiskist gevonden met die dingen. Hij had er tientallen, hoewel hij ze maar zelden voor de dag haalde. Maar er stonden er nog tien te wachten, sierlijk in stilstand. Hij moest deze ontmoeting belangrijker vinden dan de meeste andere.
Ze pakte het glas en wuifde de zomara weg, al draaide het wezen zich al om voordat ze gebaarde. Ze haatte het dat die dingen wisten wat er in haar hoofd omging. Gelukkig kon het wezen aan niemand vertellen wat het had ontdekt. Herinneringen aan alles behalve bevelen vervaagden binnen enkele ogenblikken. Zelfs Aginor had genoeg verstand om te begrijpen dat dat nodig was. Zou hij vandaag verschijnen? Osan’gar had elke vergadering gemist sinds de nederlaag bij Shadar Logoth. De werkelijke vraag was: was hij onder de doden of werkte hij in het geheim, misschien op aanwijzing van de Grote Heer? Hoe dan ook, zijn afwezigheid bood verrukkelijke kansen, maar evenveel gevaren. Ze had de laatste tijd veel aan gevaar gedacht.
Ze liep nonchalant naar Graendal toe. ‘Wie denk je dat er het eerst was, Graendal? De Schaduw hale me; diegene heeft een deprimerende omgeving gekozen.’ Lanfir had de voorkeur gegeven aan vergaderingen die zweefden in een eindeloze nacht, maar dit was erger, alsof ze op een kerkhof waren.
Graendal glimlachte dunnetjes. Tenminste, ze probeerde dunnetjes te glimlachen, maar ze had die lippen met geen mogelijkheid dun kunnen maken. Wulps was het woord voor alles aan Graendal, wulps en rijp en mooi, en nauwelijks verholen door de grijze mist van haar streelgewaad. Hoewel ze misschien niet zoveel ringen had moeten dragen, op één na allemaal versierd met edelstenen. De coronet met robijnen vloekte ook met haar haren, die goudkleurig waren als de zon. Het smaragden halssnoer dat Delana haar had geleend, paste veel beter bij haar eigen groene satijnzijde. Maar de smaragden waren echt, en haar zijde was slechts een product van de Wereld der Dromen. Ze zou te veel aandacht hebben getrokken in de wakende wereld met een zo diep uitgesneden gewaad, als het daar al zou blijven hangen waar het hoorde. En ze had een split tot aan haar linkerheup. Haar benen waren mooier dan die van Graendal. Ze had overwogen om twee splitten te nemen. Haar vaardigheden hier waren niet zo groot als die van sommige anderen – ze kon Egwenes dromen niet vinden zonder dat het meisje pal naast haar stond – maar ze kon wel de kleren dragen die ze wilde. Ze hield ervan om haar lichaam te laten bewonderen, en hoe meer ze het tentoonspreidde, hoe minder belangrijk de anderen haar vonden.