Выбрать главу

‘Nee, Mesaana, Ik besluit wanneer en waar, en of ze wordt vrijgelaten,’ kondigde Moridin aan terwijl hij door de stenen boog naar binnen liep. Dus hij had inderdaad de boel afgeluisterd. Hij droeg deze keer alleen maar zwart, een zwart dat op de een of andere manier donkerder was dan dat wat Semirhage droeg. Zoals gebruikelijk werd hij gevolgd door Moghedien en Cyndane, allebei gekleed in gelijke rood met zwarte kleding die bij geen van beiden paste. Wat hield hij hun boven het hoofd? Moghedien had nog nooit vrijwillig iemand gevolgd. En dat mooie lichtharige popje Cyndane met haar grote boezem... Aran’gar had haar benaderd, gewoon om te kijken wat ze kon ontdekken, en het meisje had kil gedreigd haar hart uit te rukken als Aran’gar haar weer aanraakte. Nauwelijks woorden van iemand die zich gemakkelijk onderwerpt.

‘Sammael is schijnbaar boven water gekomen,’ kondigde Moridin aan, terwijl hij naar een stoel liep. Hij was een grote man, en met hem erin leek de druk versierde stoel met de hoge rug meer op een troon. Moghedien en Cyndane gingen aan weerszijden van hem zitten, maar pas nadat hij plaats had genomen, en dat was belangwekkend. Zomara in sneeuwwitte gewaden verschenen onmiddellijk met wijn, maar ze bedienden Moridin het eerst. Wat hier ook gaande was, de zomara voelden het aan.

‘Dat kan ik nauwelijks geloven,’ zei Graendal terwijl ze allemaal plaatsnamen. Haar gewaad was nu donkergrijs en onttrok alles aan het oog. ‘Hij moet wel dood zijn.’ Maar niemand bewoog zich erg snel. Moridin was Nae’blis, maar niemand behalve Moghedien en Cyndane was bereid enig teken van onderwerping te tonen. Aran’gar zeker niet.

Ze ging tegenover Moridin zitten, waar ze naar hem kon kijken zonder dat het opviel. En naar Moghedien en Cyndane. Moghedien zat zo stil dat ze onzichtbaar zou zijn geweest als ze niet zo’n felgekleurd gewaad aanhad. Cyndane was een koningin, haar gezicht uit ijs gehouwen. Het was gevaarlijk om te proberen de Nae’blis neer te halen, maar die twee hadden mogelijk de sleutel in handen. Als ze erachter kon komen hoe hij werkte. Graendal ging naast haar zitten, en de stoel stond plotseling dichterbij. Aran’gar had haar hand op de pols van de andere vrouw kunnen leggen, maar deed niets meer dan langzaam glimlachen. Ze kon zich op dit ogenblik maar beter concentreren.

‘Hij zou het nooit hebben kunnen verdragen om zich zo lang verborgen te houden,’ zei Demandred, die achteroverleunde in zijn stoel tussen Semirhage en Mesaana in, zijn benen over elkaar geslagen alsof hij zich volkomen op zijn gemak voelde. Dat leek onwaarschijnlijk. Ze was er zeker van dat ook hij onverzoend was. ‘Sammael wilde altijd alle aandacht.’

‘Maar toch: Sammael, of iemand die vermomd was als hem, gaf bevelen aan de Myrddraal, en ze gehoorzaamden hem, dus was hij een Uitverkorene.’ Moridin liet zijn blikken rondgaan alsof hij zo kon zien wie het was geweest. Er liep een doorlopende stroom zwarte saa door zijn blauwe ogen. Het speet haar nu niet dat de Ware Kracht hier alleen door hem gebruikt kon worden. De prijs was veel te hoog. Ishamael was zeker half waanzinnig geweest, en als Moridin was hij dat nog steeds. Hoe lang voordat ze hem uit de weg kon ruimen?

‘Ga je ons nog vertellen wat die bevelen waren?’ Semirhage klonk koel en ze nipte kalm van haar wijn terwijl ze Moridin over de rand van haar glas aankeek. Ze zat kaarsrecht, maar dat deed ze altijd. Ook zij leek volkomen op haar gemak, maar dat was al even onwaarschijnlijk.

Moridins kaak verstrakte, ik weet het niet,’ zei hij uiteindelijk, met tegenzin. Hij zei dat nooit graag. ‘Maar ze hebben honderd Myrddraal en duizenden Trolloks naar de saidinwegen gestuurd.’

‘Dat klinkt als Sammael,’ zei Demandred nadenkend, draaiend met zijn glas en turend in de wervelende wijn. ‘Misschien had ik het mis.’ Dat was een opmerkelijke bekentenis van hem. Of een poging om te verbergen dat hij degene was geweest die zich had vermomd als Sammael. Ze zou heel graag willen weten wie er haar eigen spelletje was gaan spelen. En of Sammael echt leefde.

Moridin gromde zuur. ‘Geef bevelen door aan jullie Duistervrienden. Alle berichten over Trolloks of Myrddraal buiten de Verwording moeten meteen aan mij worden doorgegeven. De Tijd van de Terugkeer is nabij. Niemand mag meer zelf avonturieren.’ Hij keek hen weer aan, stuk voor stuk, behalve Moghedien en Cyndane. Met een glimlach die nog trager was dan die van Graendal, keek Aran’gar hem aan. Mesaana kromp ervoor ineen.

‘Zoals je tot je schade en schande hebt geleerd,’ zei hij tegen Mesaana. Het leek onmogelijk, maar haar gezicht werd nog bleker. Ze nam een grote slok uit haar glas en haar tanden klapperden op het kristal. Semirhage en Demandred keken haar niet aan. Aran’gar wisselde een blik met Graendal. Er was iets gedaan om Mesaana te straffen omdat ze niet in Shadar Logoth was verschenen, maar wat? Ooit zou een dergelijk verzaken de dood hebben betekend. Maar nu waren ze een te kleine groep geworden. Cyndane en Moghedien leken even nieuwsgierig als zij, dus wisten zij het ook niet.

‘Wij zien de tekenen even duidelijk als jij, Moridin,’ zei Demandred geërgerd. ‘De Tijd is nabij. We moeten de rest van de zegels op de gevangenis van de Grote Heer vinden. Mijn volgelingen hebben al overal gezocht, maar ze hebben niets gevonden.’

‘Ah, ja. De zegels. Inderdaad, die moeten worden gevonden.’ Moridins glimlach was bijna verzoenend. ‘Er zijn er nog maar drie, allemaal in bezit van Altor, hoewel ik betwijfel of hij ze bij zich heeft. Ze zijn nu zo breekbaar. Hij zal ze wel verstopt hebben. Stuur jullie mensen naar de plaatsen waar hij geweest is. Doorzoek die plaatsen zelf.’

‘Het eenvoudigst is om Lews Therin te ontvoeren.’ In sterke tegenstelling tot haar ijzige uiterlijk klonk Cyndanes stem hees en zwoel, een stem die ervoor was gemaakt om met zeer weinig kleding aan tussen zachte kussens te liggen. Die grote blauwe ogen vertoonden nu een aanzienlijke hoeveelheid hitte. Een verzengende hitte, ik kan hem wel laten vertellen waar de zegels zijn.’

‘Nee!’ snauwde Moridin, en keek haar doordringend aan. ‘Je zou hem “per ongeluk” vermoorden. Ik ben degene die het tijdstip en de wijze van Altors dood bepaalt. Niemand anders.’ Vreemd genoeg legde hij zijn vrije hand op de borst van zijn overjas, en Cyndane kromp ineen. Moghedien huiverde. ‘Niemand anders,’ herhaalde hij met harde stem.

‘Niemand anders,’ zei Cyndane. Toen hij zijn hand omlaag bracht, liet ze zachtjes haar adem ontsnappen en nam een slok wijn. Er glinsterde zweet op haar voorhoofd.

Aran’gar vond deze uitwisseling verhelderend. Het leek erop dat zodra ze zich had ontdaan van Moridin, ze Moghedien en het meisje aan een leidsel zou hebben. Dat was heel erg mooi. Moridin ging rechtop zitten in zijn stoel en richtte zijn blikken op de anderen. ‘Dat geldt voor jullie allemaal. Altor is van mij. Jullie krenken hem geen haar!’ Cyndane boog haar hoofd over haar glas en dronk, maar de haat in haar ogen was duidelijk te zien. Graendal had gezegd dat ze niet Lanfir was, dat ze zwakker was in de Ene Kracht, maar ze was zeker gefixeerd op Altor, en ze gebruikte dezelfde naam voor hem die Lanfir altijd had gebruikt. ‘Als jullie iemand willen vermoorden,’ vervolgde hij, ‘vermoord deze twee dan!’ Plotseling stonden er gelijkenissen van twee jongemannen in ruwe plattelandskleding in het midden van de kring, draaiend zodat iedereen hun gezichten goed kon zien. Een van hen was lang en breed, met gele ogen notabene, terwijl de andere net niet slank was en een brutale glimlach op zijn gezicht had. Ze waren gemaakt door Tel’aran’rhiod, bewogen zich stijfjes en hun gezichtsuitdrukkingen wijzigden niet. ‘Perijn Aybara en Mart Cauton zijn ta’veren, eenvoudig te vinden. Vind ze en vermoord ze.’ Graendal lachte, maar het was een geluid zonder plezier. ‘Het is nooit zo gemakkelijk geweest om ta’veren te vinden als jij zegt, en nu is het moeilijker dan ooit. Het hele Patroon is in beweging, vol verschuivingen en pieken.’