Выбрать главу

‘Mijn familie stamt af van Artur Paendrag Tanreall,’ antwoordde Berelain met hoog geheven hoofd. Een briesje bracht de geur van trots, naast haar geduld en haar reukwater. Ze hadden afgesproken dat Perijn als enige het woord zou voeren – ze was hier alleen om indruk te maken op de Seanchanen als mooie jonge vorstin, of tenminste om Perijn extra gewicht te geven – maar hij nam aan dat ze een rechtstreekse vraag wel moest beantwoorden. Tylee knikte alsof dat het antwoord was dat ze had verwacht. ‘Dan bent u een verre nicht van de keizerlijke familie, Vrouwe. Ik twijfel er niet aan dat de keizerin, moge zij eeuwig leven, u zal eren. Zolang u tenminste zelf geen aanspraak wilt maken op Haviksvleugels keizerrijk.’

‘De enige aanspraak die ik maak is op Mayene,’ zei Berelain trots. ‘En die zal ik verdedigen tot mijn laatste adem.’ ik ben hier niet gekomen om te praten over de Voorspellingen of Haviksvleugel of uw keizerin,’ zei Perijn geërgerd. Voor de tweede maal in slechts enkele ogenblikken probeerden die kleuren in zijn hoofd samen te komen, met als enige resultaat dat ze weer uiteenvielen. Hij had geen tijd. De Wolvenkoning? Springer zou er hard om lachen, als een wolf dat kon. En alle andere wolven ook. Maar toch voelde hij zich verkillen. Hij had niet beseft dat hij in de Voorspellingen werd genoemd.

En zijn hamer zou de Laatste Slag voorspellen? Maar niets deed ertoe, behalve Faile. Alleen zij. En wat ervoor nodig was om haar te bevrijden. ‘Er was overeengekomen dat bij deze ontmoeting de beide groepen elk uit niet meer dan dertig personen zouden bestaan, maar u hebt aan weerszijden van ons mannen in het bos geplaatst. Een heleboel mannen.’

‘U ook,’ zei Mishima met een grijns die werd vervormd door een wit litteken dat zijn mondhoek raakte, ‘anders zou u niet van de onze weten.’ Hij had een nog zwaardere tongval dan zij. Perijn hield zijn ogen op de baniergeneraal gericht. ‘Zolang beide groepen hier zijn, kunnen er ongelukken gebeuren. Ik wil geen ongelukken. Ik wil mijn vrouw terug van de Shaido.’

‘En hoe stelt u voor dat we ongelukken voorkomen?’ zei Mishima, terwijl hij terloops met zijn teugels speelde. Hij klonk alsof de vraag niet dringend was. Het leek erop dat Tylee hem wilde laten praten terwijl zij de reacties van Perijn inschatte. ‘Moeten we u vertrouwen en onze mannen eerst wegsturen, of moet u ons vertrouwen en uw mannen zich als eerste laten terugtrekken? “Op grote hoogten zijn de paden geplaveid met dolken.” Er is niet veel ruimte voor vertrouwen. Ik neem aan dat we onze mannen allebei tegelijk kunnen bevelen zich terug te trekken, maar een van beide partijen zou vals kunnen spelen.’

Perijn schudde zijn hoofd. ‘U zult mij moeten vertrouwen, baniergeneraal. Ik heb geen reden om u te willen aanvallen of gevangen te nemen; integendeel, ik heb juist alle reden om dat niet te doen. Ik kan bij u niet van datzelfde zeker zijn. U denkt misschien dat het gevangennemen van de Eerste van Mayene wel een beetje verraad waard is.’ Berelain lachte zachtjes. Het was tijd voor de tak. Niet alleen om de Seanchanen als eerste het bos uit te dwingen, maar om hen ervan te overtuigen dat ze nodig hadden wat hij kon bieden. Hij zette de tak rechtop in het zadel voor zich. ik verwacht dat uw mannen goede soldaten zijn. Mijn mannen zijn geen soldaten, hoewel ze hebben gevochten tegen Trolloks en Shaido en het tegen beide goed hebben gedaan.’ Hij greep de tak onderaan vast en hield hem hoog boven zijn hoofd, de gladgeschaafde zijkanten aan weerszijden.

‘Maar ze zijn gewend aan de jacht op leeuwen, luipaarden en klip-katten die vanuit de bergen achter onze kuddes aankomen, en wilde zwijnen en beren; dieren die terug jagen, in wouden niet veel anders dan deze.’

De tak probeerde zich woest te draaien in zijn in een handschoen gehulde vuist toen twee inslagen, nog geen hartslag achter elkaar, door zijn arm schokten. Hij liet de tak zakken en toonde twee pijlen, hun beitelvormige punten aan weerszijden diep in het hout begraven. Driehonderd pas was een grote afstand voor een doelwit als dit, maar hij had Jondien Barran en Jori Kongar gekozen om de schoten af te vuren. Dat waren zijn beste mannen. ‘Als het erop aankomt, zullen uw mannen niet eens zien door wie ze gedood worden, en die wapenrusting zal niet veel uithalen tegen een voetboog uit Tweewater. Ik hoop dat het niet zover komt.’ Met al zijn kracht gooide hij de tak omhoog.

‘Mijn ogen!’ gromde Mishima, en zijn hand ging naar zijn zwaard terwijl hij probeerde zijn paard in te houden en tegelijkertijd naar Perijn en de tak te blijven kijken. Zijn helm viel van zijn zadel in het gras.

De baniergeneraal reikte niet naar haar zwaard, hoewel ook zij probeerde zowel Perijn als de tak in het oog te houden. Eerst lukte haar dat. Toen volgden haar blikken nog enkel de tak die omhoogging tot hij honderd voet in de lucht tussen hen in hing. Plotseling werd de tak omgeven door een bal van vuur, zo fel dat Perijn de hitte voelde als van een oven. Berelain stak een hand op om haar gezicht te beschermen. Tylee keek enkel bedachtzaam toe. Het vuur hield maar enkele ogenblikken aan, maar dat was genoeg. Er bleef enkel as van over, drijvend op de wind. As en twee vallende sintels die op het droge gras landden. Er sprongen onmiddellijk kleine vlammetjes op, die begonnen te groeien en zich verspreidden. Zelfs de strijdrossen snoven van angst.

Berelains merrie danste in een poging zich tegen de leidsels te verzetten en te vluchten. Perijn mompelde een vloek – hij had aan de pijlpunten moeten denken. Hij wilde afstappen om het vuur uit te stampen, maar voordat hij zijn been over het paard kon zwaaien verdwenen de vlammen en bleven er slechts kleine kringeltjes rook over die opstegen van een stuk verkoold gras.

‘Brave Norie,’ mompelde de sul’dam, en gaf de damane een schouderklopje. ‘Norie is een geweldige damane.’ De vrouw in het grijs glimlachte verlegen onder de prijzende woorden. Ondanks haar woorden keek de sul’dam ongerust.

‘Dus,’ zei Tylee, ‘jullie hebben een marath...’ Ze aarzelde en tuitte haar lippen. ‘Jullie hebben een Aes Sedai bij jullie. Meer dan één? Geeft niet. Ik kan niet zeggen dat ik erg onder de indruk was van de Aes Sedai die ik heb gezien.’

‘Geen marath’damane, mijn generaal,’ zei de sul’dam zachtjes. Tylee zat heel erg stil en bestudeerde Perijn aandachtig. ‘Asha’man,’ zei ze uiteindelijk. ‘U begint mijn belangstelling te wekken, mijn Heer.’

‘Misschien zal één laatste ding u dan overtuigen,’ zei Perijn. ‘Ted, rol die banier rond de staak en breng hem hierheen.’ Toen hij niets achter zich hoorde, keek hij over zijn schouder. Ted staarde hem onthutst aan. ‘Ted.’

Ted vermande zich en wond de Rode Adelaar rond de staf. Hij keek echter nog steeds ongelukkig terwijl hij naar Perijn reed en het vaandel overhandigde. Hij bleef zitten met uitgestoken hand, alsof hij hoopte dat hij het vaandel weer terugkreeg.

Perijn stuurde Stapper naar de Seanchaan en hield de banier in zijn vuist voor zich uit, parallel aan de grond. ‘Tweewater was het hart van Manetheren, baniergeneraal. De laatste koning van Manetheren is gestorven in een strijd bij Emondsveld, het dorp waar ik ben geboren en opgegroeid. Manetheren zit in ons bloed. Maar de Shaido hebben mijn vrouw gevangengenomen. Om haar te bevrijden, geef ik mijn aanspraak op om Manetheren te doen herleven, en ik zal er elk soort gelofte voor ondertekenen die u wilt. Die aanspraak zou een veld van braamstruiken zijn voor jullie Seanchanen. U zou degene kunnen zijn die dat veld vrijmaakt zonder dat er ook maar een druppel bloed wordt vergoten.’ Achter hem kreunde iemand van ellende. Hij dacht dat het Ted was.

Plotseling werd de bries een orkaan, die de andere kant op waaide en hem bekogelde met gruis, zo hard dat hij zich aan het zadel vast moest grijpen om er niet uit geblazen te worden. Zijn jas werd bijna van zijn lijf gerukt. Waar kwam dat gruis vandaan? Het bos lag vol met een dikke laag dode bladeren. De orkaan stonk ook naar verbrande zwavel, zo scherp dat het brandde in Perijns neus. De paarden gooiden met hun hoofden, hun monden open, maar hun angstige gehinnik ging verloren in het gebrul van de wind. De bulderende wind duurde maar enkele ogenblikken, en toen ging hij liggen, even plotseling als hij was opgestoken, en bleef alleen de bries vanaf de andere kant over. De paarden rilden, snoven, gooiden met hun hoofden en rolden met hun ogen. Perijn klopte Stapper op de hals en mompelde troostende woorden, maar het haalde weinig uit.