Выбрать главу

Wat haar redenen ook waren om een dergelijk misbruik te aanvaarden, Galina’s ogen waren nu groot en angstig en gericht op Therava. Ze hijgde zo dat haar boezem op-en-neer ging. Ze had reden bang te zijn. Iedereen die Therava’s tent passeerde, kon Galina binnen om genade horen janken. Al meer dan een halve week had Faile tijdens haar taken af en toe een glimp van de Aes Sedai gezien, kaal en ontkleed zoals nu, zo hard lopend als ze kon, met paniek op haar gezicht. En elke dag voegde Therava meer striemen toe aan Galina’s lichaam, dat al van de schouders tot in de knieholtes gehavend was. Telkens wanneer de striemen begonnen te genezen, voegde Therava weer nieuwe toe.

Faile had Shaido horen mompelen dat Galina te streng werd behandeld, maar niemand zou zich mengen in wat een Wijze deed. Therava, bijna even lang als de meeste Aielmannen, schikte haar donkere stola, rammelend met goud en ivoren armbanden, en keek Galina aan als een blauwogige adelaar die naar een muis keek. Haar halssnoeren, ook van goud en ivoor, leken eenvoudig vergeleken met de overdaad van Sevanna, haar donkere wollen rokken en witte hemd saai, maar Faile was veel banger voor Therava dan voor Sevanna. Sevanna kon haar straffen als ze struikelde, maar Therava kon haar zonder reden vermoorden of verpletteren. Ze zou dat ook zeker doen als Faile probeerde te ontsnappen en werd gesnapt. ‘Zolang er ook maar de lichtste blauwe plek op haar gezicht te zien is, zal ze ook elders blauwe plekken hebben. Ik heb de voorzijde van haar lichaam niet aangeraakt, zodat ze kan worden gestraft voor andere misdaden.’

Galina begon te trillen. Stille tranen stroomden over haar wangen. Faile wendde haar blik af. Het was pijnlijk om naar te kijken. Zelfs als ze het redde om de staf uit Therava’s tent te krijgen, zou de Aes Sedai dan nog helpen kunnen bij haar ontsnapping? Ze gaf er alle schijn van dat ze volkomen gebroken was. Dat was een harde gedachte, maar een gevangene moest vooral praktisch zijn. Zou Galina haar verraden om te proberen de afranselingen te laten ophouden? Ze had gedreigd haar te verraden als Faile de staf niet in handen kon krijgen. Sevanna zou belangstelling hebben voor Perijn Aybara’s echtgenote, maar Galina leek wanhopig genoeg om alles te proberen. Faile bad dat de vrouw de kracht zou vinden om vol te houden. Natuurlijk plande ze zelf ook een ontsnapping, voor het geval Galina haar belofte om hen mee te nemen als ze vertrok niet kon nakomen, maar het zou zoveel makkelijker zijn, zoveel veiliger voor iedereen, als ze het redde. O, Licht, waarom was Perijn er nog niet? Nee! Ze moest haar gedachten gericht houden. ‘Zo is ze niet erg indrukwekkend,’ mompelde Sevanna, terwijl ze fronsend in haar kelk keek. ‘Zelfs met die ring ziet ze er niet uit als een Aes Sedai.’ Ze schudde geërgerd haar hoofd. Om een reden die Faile niet begreep, was het heel belangrijk voor Sevanna dat iedereen wist dat Galina een zuster was. Ze sprak haar zelfs als zodanig aan.

‘Waarom ben je hier zo vroeg, Therava? Ik heb nog niet gegeten. Wil je wat wijn?’

‘Water,’ zei Therava vastberaden. ‘En wat dat vroeg aangaat, de zon is al bijna boven de horizon. Ik heb ontbeten voor hij opkwam. Je wordt al even traag als een natlander, Sevanna.’ Lusara, een mollige Domani gai’shain, vulde snel een kelk met water uit de zilveren kan. Sevanna leek het grappig te vinden dat de Wijzen alleen maar water wilden drinken, maar ze verschafte het hun wel. Iets anders zou een belediging zijn die zelfs zij zou willen voorkomen. De Domani met de koperkleurige huid was een koopvrouw geweest, en was van middelbare leeftijd, maar de paar witte haren tussen de zwarte die tot over haar schouders hingen waren niet genoeg geweest om haar te redden. Ze was adembenemend mooi, en Sevanna verzamelde de rijken, de machtigen en de mooien om zich heen, en nam ze gewoon voor zichzelf als ze gai’shain van iemand anders waren. Er waren zo veel gai’shain dat maar weinigen klaagden wanneer er een werd ingepikt. Lusara maakte een sierlijke kniks en boog om haar dienblad aan Therava aan te bieden, alles zoals het hoorde, maar onderweg naar haar plaats tegen de muur glimlachte ze naar Faile. Erger nog, het was een samenzweerderige glimlach. Faile onderdrukte een zucht. Haar laatste afranseling had ze gekregen omdat ze op het verkeerde ogenblik had gezucht. Lusara was een van diegenen die in de afgelopen twee weken trouw aan haar hadden gezworen. Na Aravine had Faile geprobeerd zorgvuldig te kiezen, maar als je iemand afwees die er zelf om vroeg, kon die je later misschien verraden. En nu had ze veel te veel volgelingen, een groot aantal van wie ze niet zeker was. Ze begon te geloven dat Lusara te vertrouwen was, of dat de vrouw haar in elk geval niet met opzet zou verraden, maar Lusara beschouwde hun ontsnappingsplannen als een kinderspelletje, zonder kosten als ze verloren. Het leek erop dat ze haar handel op dezelfde manier had aangepakt, en ze had verschillende keren fortuin gemaakt en verloren, maar Faile zou geen kans hebben overnieuw te beginnen als ze verloren. En Alliandre of Maighdin ook niet. Of Lusara.

Sevanna’s gai’shain die werkelijk hadden geprobeerd te ontsnappen, werden geketend gehouden wanneer ze niet bedienden of andere taken hadden.

Therava nam een slok water, zette haar kelk neer op het gebloemde tapijt naast zich en keek Sevanna met een staalharde blik aan. ‘De Wijzen denken dat het hoog tijd is dat we naar het noorden en oosten gaan. We kunnen eenvoudig te verdedigen valleien in de bergen opzoeken, en we kunnen die binnen twee weken bereiken, zelfs al worden we vertraagd door de gai’shain. Deze plek is van alle kanten open, en onze tochten om voedsel te vinden worden telkens langer.’

Sevanna’s groene ogen keken zonder knipperen terug in die starende blik, en Faile betwijfelde of ze dat zelf had gekund. Het zat Sevanna dwars wanneer de andere Wijzen zonder haar samenkwamen, en dat reageerde ze vaak af op haar gai’shain. Maar ze glimlachte en nam een slok wijn voordat ze geduldig zei, alsof ze iets uitlegde aan iemand die net niet slim genoeg was om het te begrijpen: ‘Hier is goede aarde om te beplanten, en we hebben hun zaden naast die van onszelf. Wie weet wat voor aarde er in de bergen is? Bij onze strooptochten vinden we ook koeien, schapen en geiten. Hier zijn goede weiden. Wat voor weiden ken jij in die bergen, Therava? Hier hebben we meer water dan welke stam dan ook ooit heeft gehad. Weet jij waar het water is in de bergen? En wat onze verdediging betreft: wie zal ons aanvallen? Die natlanders rennen weg voor onze speren.’

‘Ze rennen niet allemaal weg,’ zei Therava droog. ‘Sommigen kunnen zelfs goed dansen met speren. En wat als Rhand Altor een van de andere stammen tegen ons opzet? We zouden het pas weten als de hoorns ons omringden.’

Plotseling glimlachte zij ook, een glimlach die haar ogen niet bereikte. ‘Er zijn er die zeggen dat het je plan is om te worden gevangengenomen en gai’shain van Rhand Altor te worden, zodat je hem kunt overhalen met je te trouwen. Dat is een grappige gedachte, vind je ook niet?’

Ondanks zichzelf kromp Faile ineen. Sevanna’s waanzinnige plan om met Altor te trouwen – ze móést wel gek zijn als ze dacht dat dat kon! – was wat Galina voor Faile gevaarlijk maakte. Als de Aielvrouw niet wist dat Perijn een band had met Altor, kon Galina haar dat vertellen. En dat zou ze ook doen als zij die verdomde staf niet in handen kreeg. Sevanna zou haar dan nooit meer uit het oog verliezen en ontsnappen zou onmogelijk worden. Ze zou geketend worden, zo zeker als wanneer ze probeerde te ontsnappen. Sevanna leek het allesbehalve grappig te vinden. Met fonkelende ogen leunde ze voorover, haar mantel open zodat haar boezem volledig zichtbaar was. ‘Wie zegt dat? Wie?’ Therava pakte haar kelk op en nam nog een slok water. Toen Sevanna besefte dat ze geen antwoord zou krijgen, leunde ze achterover en schikte haar mantel. Haar ogen fonkelden nog steeds als geslepen smaragden, en er was niets achteloos aan haar woorden. Ze klonken zo hard als haar ogen keken. ‘Ik ga met Rhand Altor trouwen, Therava. Ik had hem bijna, totdat jij en de andere Wijzen me teleurstelden. Ik zal met hem trouwen, de stammen samenbrengen en alle natlanden overheersen!’ Therava sneerde over de rand van haar kelk. ‘Couladin was de car’a’carn, Sevanna. Ik heb de Wijzen nog niet gevonden die hem toestemming hebben gegeven om naar Rhuidean te gaan, maar dat gebeurt nog wel. Rhand Altor is een man van de Aes Sedai. Ze hebben hem verteld wat hij moest zeggen in het Alcairdal, en het was een zwarte dag toen hij geheimen onthulde waar maar weinigen sterk genoeg voor zijn. Wees maar dankbaar dat de meesten dachten dat hij loog. Ach, dat was ik vergeten. Jij bent nooit naar Rhuidean geweest. Jij geloofde zijn geheime leugens zelf.’ Er begonnen gai’shain binnen te komen via de tentflap, hun witte mantels nat van de regen, met de zomen opgetrokken tot aan hun knieën tot ze binnen waren. Elk van hen droeg de gouden halsband en riem. Hun zachte witte veterlaarzen lieten modderige voetstappen op de kleden achter. Als die straks droog waren, zouden ze ze toch zelf moeten schoonmaken, maar zichtbare modder op je mantel was een zekere weg naar de gesel. Sevanna wilde dat haar gai’shain smetteloos waren in haar buurt. Geen van de Aielvrouwen besteedde ook maar de geringste aandacht aan de nieuwelingen. Sevanna leek geschrokken van wat Therava had gezegd. ‘Wat kan jou het schelen van wie Couladin toestemming heeft gekregen? Het maakt niet uit,’ zei ze, zwaaiend met een hand alsof ze een vlieg verjoeg toen ze geen antwoord kreeg. ‘Couladin is dood. Rhand Altor heeft de merktekens, hoe hij ze ook heeft gekregen. Ik ga met hem trouwen, en ik ga hem gebruiken. Als de Aes Sedai hem konden beheersen, en ik heb gezien hoe ze hem behandelden als een zuigeling, dan kan ik dat ook. Met een beetje hulp van jou. En je zult me helpen. Je bent het immers met me eens dat het verenigen van de stammen het waard is, hoe het ook gebeurt? Tenminste, dat vond je ooit wel.’ Op de een of andere manier klonk daarin meer dan een beetje dreiging door. ‘Wij Shaido worden in één klap de machtigste van alle stammen.’