Выбрать главу

Faile staarde naar hem op. De regen begon haar haren te doorweken. ‘Naar de Woestenij? Rolan, ik houd van mijn man. Dat heb ik je verteld, en het is waar.’

‘Weet ik,’ zei hij, en bleef bloemen in haar haren steken. ‘Maar nu draag je nog steeds wit, en wat er gebeurt terwijl je wit draagt, wordt vergeten zodra je het uittrekt. Je man zal het je niet kwalijk nemen. Bovendien, als we gaan, en als we in de buurt van een natlanderdorp komen, zal ik je vrijlaten. Ik had je nooit gai’shain moeten maken. Die halsband en riem bevatten voldoende goud om je veilig terug te krijgen bij je echtgenoot.’

Haar mond viel open. Ze stond er zelf van te kijken toen haar vuist zijn brede borst raakte. Gai’shain mochten nooit geweld gebruiken, maar de man grijnsde alleen maar naar haar. ‘Jij...!’ Ze sloeg hem nog eens, harder deze keer. ‘Jij...! Ik kan niet eens een woord bedenken dat erg genoeg is. Je hebt me laten geloven dat je me zou achterlaten bij die Shaido, terwijl je al die tijd al van plan was me te helpen ontsnappen?’

Uiteindelijk greep hij haar vuist en hield die zonder moeite vast in een hand die de hare volkomen omsloot. ‘Als we gaan, Faile Bashere,’ lachte hij. De man lachte! ‘Het is nog niet besloten. Hoe dan ook, een man moet een vrouw niet laten merken dat hij te begerig is.’

Weer verraste ze zichzelf, deze keer door tegelijkertijd te lachen en te huilen, zo hard dat ze tegen hem aan moest leunen om niet te vallen. Dat verdomde gevoel voor humor van die Aiel! ‘Je bent heel mooi met bloemen in je haren, Faile Bashere,’ mompelde hij, terwijl hij er nog een bloem aan toevoegde. ‘En zonder ook. En nu draag je nog wit.’

Licht! Ze had de staf die zo koel tegen haar arm rustte, maar ze kon hem niet aan Galina geven totdat Therava haar weer vrij rond liet lopen. Bovendien was er geen enkele manier om er zeker van te zijn dat de vrouw haar niet voor die tijd al uit wanhoop zou verraden. Rolan bood haar een uitweg, als de Mera’din besloten te vertrekken, maar hij zou blijven proberen haar zijn bed in te krijgen zolang ze wit droeg. En als de Mera’din besloten om niet te gaan, zou een van hen dan haar ontsnappingsplannen verraden? Als ze Rolan kon geloven, wisten ze het allemaal! Hoop en gevaar, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat een kluwen.

Ze bleek volkomen gelijk te hebben over Therava’s reactie. Net voor de middag werden alle gai’shain naar buiten geleid en moesten ze zich uitkleden. Faile bedekte zich zo goed mogelijk met haar handen en kroop tegen de andere vrouwen aan die Sevanna’s riem en halsband droegen – die moesten ze meteen weer omdoen. Ze kropen tegen elkaar aan om nog iets van hun waardigheid te bewaren, terwijl Shaido door de tenten van de gai’shain zochten en alles buiten in de modder gooiden. Faile kon alleen maar denken aan haar bergplaats in het dorp en bidden. Hoop en gevaar, en geen enkele manier om ze van elkaar los te maken.

6

Een staf en een scheerder

Mart had nooit echt verwacht dat Luca Jurador na slechts één dag zou verlaten – het zoutdorp met zijn stenen muren was welvarend, en Luca zag graag munten in zijn handen – dus was hij niet echt teleurgesteld toen de man hem vertelde dat Valan Luca’s Grote Reizende Vertoning en Schitterende Tentoonstelling van Verbazingwekkendheden en Wonderen hier nog minstens twee dagen zou blijven. Niet echt teleurgesteld, maar hij had gehoopt dat zijn geluk zou aanhouden, of dat het feit dat hij ta’veren was hem zou helpen. Maar voor zover hij wist had ta’veren zijn hem nog nooit iets anders dan slechts gebracht.

‘De rijen voor de ingang zijn nu al zo lang als op het beste tijdstip gisteren,’ zei Luca met een weids gebaar. Ze waren in de grote felgekleurde wagen van Luca, vroeg in de morgen na Renna’s dood, en de grote man zat in een vergulde stoel aan de smalle tafel – een echte tafel, met krukken eronder voor gasten. De meeste andere wagens hadden iets wat aan touwen van het dak hing, en mensen zaten op de bedden om te eten. Luca had nog geen van zijn opvallende overjassen aangetrokken, maar hij maakte dat goed met zijn gebaren. Latelle, zijn vrouw, was bezig het ochtendmaal van pap te bereiden op een kleine bakstenen oven met een ijzeren rooster, die in de hoek van de vensterloze wagen was gebouwd. De lucht was vervuld van de scherpe geur van kruiden. De vrouw met haar strenge gezicht deed zo veel kruiden in alles wat ze klaarmaakte dat het wat Mart betrof zo goed als oneetbaar was, maar Luca schrokte alles wat ze hem voorzette altijd op alsof het een feestmaal was. Hij moest wel een leren tong hebben, ik verwacht vandaag twee keer zoveel bezoekers, misschien wel drie keer zoveel, en morgen ook. De mensen kunnen niet alles zien tijdens één bezoek, en hier kunnen ze het zich veroorloven om twee keer te komen. Mond-tot-mond-reclame, Cauton. Mond tot mond. Dat levert evenveel op als Aludra’s nachtbloemen. Ik voel me bijna ta’veren, zoals de dingen lopen. Groot publiek en het vooruitzicht op meer. Een garantie van bescherming van de hoogvrouwe.’ Luca brak plotseling af en keek licht beschaamd alsof hij net bedacht dat Mart van die bescherming uitgesloten was. ‘Het zou je misschien niet bevallen als je echt ta’veren was,’ mompelde Mart, en de andere man keek hem vreemd aan. Hij stak een vinger achter de zwartzijden sjaal waarachter zijn litteken verborgen ging, en trok eraan. Even had het ding te strak gezeten. Hij had een nacht van naargeestige dromen gehad over lijken die stroomafwaarts dreven, en was wakker geworden met rondtollende dobbelstenen in zijn hoofd, altijd een slecht teken, en nu leken ze harder dan eerst tegen de binnenkanten van zijn schedel heen en weer te stuiteren, ik kan je evenveel betalen als je zou verdienen voor elke voorstelling die je tussen hier en Lugard zou geven, hoeveel mensen er ook komen. Naast hetgeen ik je al beloofd had als je ons naar Lugard bracht.’ Als de voorstelling niet overal halt hield, konden ze minstens drie kwart van de tijd naar Lugard besparen. Meer nog, als hij Luca ervan kon overtuigen hele dagen door te rijden in plaats van slechts halve dagen, zoals nu.

Luca leek wel wat te voelen voor het voorstel. Hij knikte nadenkend, maar toen schudde hij zijn hoofd met een droefheid die overduidelijk nep was en spreidde zijn handen. ‘En wat voor indruk moet dat wekken, een reizende voorstelling die nergens stopt om voorstellingen te geven? Het zal er verdacht uitzien. Ik heb de garantie, en de hoogvrouwe zal ook nog voor me pleiten; je wilt toch niet dat de Seanchanen op ons afkomen? Nee, zo is het veiliger voor je.’ De man dacht niet aan Mart Cautons verdomde veiligheid, hij dacht dat zijn verdomde voorstellingen hem meer konden opleveren dan Mart betaalde. Bovendien was het bijna even belangrijk voor hem om zichzelf in het middelpunt van alle aandacht te plaatsen. Sommigen van zijn mensen praatten over wat ze konden doen wanneer ze met pensioen gingen. Luca niet. Hij was van plan door te gaan totdat hij dood neerviel, midden in een voorstelling. En hij zou het zo regelen dat hij het grootst mogelijke publiek had wanneer dat gebeurde. ‘Het is klaar, Valan,’ zei Latelle liefhebbend terwijl ze met een doek om haar handen de ijzeren pan van het vuur haalde en die neerzette op een dikke geweven mat op tafel. Er stonden al twee witgeglazuurde borden met zilveren lepels ernaast. Luca moest zilveren lepels hebben, terwijl alle anderen genoegen namen met tin of pannenmetaal of zelfs hoorn of hout.

Met strenge ogen en een harde trek om haar mond zag de berenleidster er nogal vreemd uit in een lang wit schort over haar blauwe gewaad met sterren. Haar beren wilden waarschijnlijk het liefst in een stel hoge bomen klimmen als ze zo naar hen fronste. Vreemd genoeg deed ze echter alles om ervoor te zorgen dat haar echtgenoot op zijn gemak was.

‘Eet u met ons mee, Meester Cauton?’ Er klonk geen welkom in haar woorden; eigenlijk het tegenovergestelde, en ze maakte geen aanstalten om de kast te openen waar ze de borden bewaarde. Mart maakte een buiging, waardoor haar gezicht nog zuurder werd. Hij was nooit minder dan beleefd geweest tegen die vrouw, maar ze weigerde hem aardig te vinden, ik dank u voor uw vriendelijke uitnodiging, Vrouw Luca, maar nee.’ Ze gromde. Dat waren de beleefdheden dan. Hij zette zijn hoed met de platte rand op en vertrok, en de dobbelstenen ratelden door zijn hoofd.