Выбрать главу

‘We hebben betaald, Standaarddrager,’ antwoordde de man met de honingkleurige huid in dezelfde nasale tongval, ‘en toen zeiden ze dat we meer moesten betalen omdat we soldaten van het keizerrijk waren.’

Bollin deed zijn mond open, maar ze onderbrak hem met een geheven hand. Zo’n aanwezigheid had ze. Ze liet haar blik dwalen over de mannen die met hun knuppels in een halve kring waren komen staan, schudde even haar hoofd toen ze Luca zag, en keek toen Mart aan. ‘Hebt u gezien wat er gebeurd is?’

‘Jawel,’ antwoordde Mart, ‘ze probeerden door te lopen zonder te betalen.’

‘Dat is mooi voor je, Murel,’ zei ze, en de man knipperde verbaasd met zijn ogen naar haar. ‘Mooi voor jullie alle drie. Het betekent namelijk dat jullie je geld in je zak houden. Want jullie mogen allemaal de komende tien dagen het kamp niet uit, en ik denk niet dat de voorstelling hier nog zo lang zal blijven. Bovendien houd ik van jullie alle drie een week loon in. Jullie moesten wagens uitladen zodat de mensen hier niet zouden denken dat we onszelf beter vinden dan hen. Of willen jullie worden aangeklaagd voor het zaaien van verdeeldheid onder de rangen?’ De drie mannen werden bleek. Schijnbaar was dat een ernstige aanklacht. ‘Dat dacht ik al. En nu uit mijn ogen, voor ik er een maand van maak in plaats van een week.’

‘Jawel, Standaarddrager,’ blaften ze allemaal tegelijk, en renden toen zo hard mogelijk de weg weer over terwijl ze hun jassen uittrokken. Het waren harde mannen, maar de Standaarddrager was harder. Ze was echter nog niet klaar. Luca stapte naar voren en maakte een zwierige buiging, maar ze snoerde hem de mond voordat hij haar kon bedanken, ik heb het niet zo op kerels die mijn mannen met knuppels bedreigen,’ zei ze, met haar vrije hand op haar zwaardgevest, ‘zelfs niet iemand als Murel, niet zoals de kansen hier liggen. Maar toch, jullie tonen wel ruggengraat. Wil een van jullie dappere lieden misschien een leven van glorie en avontuur? Loop dan maar met me mee naar de overkant, dan schrijf ik je in. Jij daar in die dure rode jas. Je ziet eruit als een geboren lansier. Ik wed dat ik jou binnen een paar weken in een echte held kan veranderen.’ De verzamelde mannen schudden met hun hoofden en sommigen gingen ervandoor toen ze zagen dat er nu geen problemen meer zouden komen. Petra was een van hen. Luca keek alsof hij een klap op zijn hoofd had gekregen. Enkele anderen leken bijna even onthutst door het aanbod. Optreden verdiende beter dan de soldaat uithangen, en je liep niet het risico dat iemand een zwaard in je lijf stak. ‘Nou, zolang jullie hier nog staan, kan ik jullie misschien overtuigen. Je wordt waarschijnlijk niet rijk maar je krijgt je loon meestal op tijd, en er is altijd kans op buit als het bevel wordt gegeven. Dat gebeurt wel eens. Het eten wisselt maar is meestal warm, en er is meestal genoeg om je buik te vullen. De dagen zijn lang, maar daardoor ben je wel zo moe dat je ’s nachts goed slaapt. Als je dan tenminste niet hoeft te werken. Heeft er al iemand belangstelling?’ Luca vermande zich. ‘Dank u, kapitein, maar nee,’ zei hij, en klonk alsof hij half gewurgd werd. Sommige dwazen dachten dat soldaten gevleid waren als iemand ze een hogere rang toedichtte dan ze werkelijk hadden. En sommige domme soldaten waren dat ook. ‘Verontschuldigt u mij, alstublieft. We hebben een voorstelling voor te bereiden. En de mensen zullen niet blij zijn als ze nog veel langer moeten wachten.’ Vlet een laatste, behoedzame blik op de vrouw, alsof hij bang was dat ze hem aan zijn kraag mee zou sleuren, draaide hij zich om naar de mannen achter hem. ‘Allemaal terug naar jullie plekken. Wat hangen jullie hier nog rond? Ik heb alles in de hand. Ga terug naar jullie plekken voordat de mensen hun geld terug eisen.’ Dat was wat hem betrof een ramp. Als hij de keus had tussen het geld teruggeven of een rel, zou Luca niet in staat zijn te kiezen welke van de twee erger was.

Terwijl de leden van de voorstelling zich verspreidden en Luca zich op weg haastte terwijl hij over zijn schouder naar haar bleef kijken, wendde de vrouw zich tot Mart, de enige overgebleven man naast de twee paardenverzorgers. ‘En jij? Zo te zien zou jij het tot officier kunnen schoppen en mij bevelen kunnen geven.’ Ze klonk alsof ze dat wel een grappige gedachte vond.

Hij wist waar ze mee bezig was. De mensen in de rij hadden gezien dat ze drie Seanchaanse soldaten op een holletje had weggestuurd, en niemand wist waarom, maar nu hadden ze de vrouw op eigen houtje een veel grotere menigte zien verspreiden. Hij zou haar meteen een plek hebben gegeven in de Bond als vaandrager, ik zou een waardeloze soldaat zijn, Standaarddrager,’ zei hij, en lichtte zijn hoed iets op. Ze lachte.

Toen hij zich omdraaide, hoorde hij Bollin mild tegen iemand zeggen: ‘U hebt niet gehoord wat ik die man vertelde? Het is een zilveren penner voor u en nog een voor uw echtgenote.’ Er ratelden munten in de kan. ‘Dank u.’ Alles was weer zoals het moest zijn. En de dobbelstenen rammelden nog steeds in zijn hoofd. Hij zocht zich een weg door de voorstelling, waar acrobaten weer voor het publiek hun kunsten vertoonden op houten verhogingen, jongleerders jongleerden en Clarines honden op grote houten ballen liepen. Miyora’s luipaarden stonden op hun achterpoten in een hok dat nauwelijks sterk genoeg leek om hen binnen te houden. Mart besloot bij de Aes Sedai te gaan kijken. Hij dacht aan hen door de luipaarden. De gewone soldaten zouden misschien de hele dag werken, maar hij durfde te wedden dat minstens een paar van de officieren straks nog wel zouden komen kijken. Hij vertrouwde Tuon, vreemd genoeg, en Egeanin was wel zo verstandig om uit het zicht te blijven als er andere Seanchanen in de buurt waren, maar gezond verstand leek niet zo algemeen onder de Aes Sedai. Zelfs Teslyn en Edesina, die damane waren geweest, namen domme risico’s. Joline scheen te denken dat ze onkwetsbaar was.

Iedereen bij de voorstelling wist nu dat de drie vrouwen Aes Sedai waren, maar hun grote wagen, de witkalk doorgelopen van de regen, stond nog steeds vlak bij de huifwagens met voorraden, niet ver van de piketlijnen vandaan. Luca had zijn voorstelling willen herindelen voor een hoogvrouwe die hem een garantie van bescherming gaf, maar niet voor Aes Sedai die hem met hun aanwezigheid in gevaar brachten en bovendien zo goed als blut waren. De vrouwen van de voorstelling mochten de zusters wel, de mannen waren in verschillende gradaties behoedzaam – dat waren mannen bijna altijd met Aes Sedai – maar Luca had ze waarschijnlijk weggestuurd als Mart geen goud had gehad. Zolang ze in streken waren die in handen waren van de Seanchanen, vormden Aes Sedai de grootste bedreiging.

Mart Cauton kreeg daar geen dankbaarheid voor, maar daar zat hij ook niet op te wachten. Hij zou al tevreden zijn met een beetje respect, hoe onwaarschijnlijk dat ook was. Aes Sedai waren tenslotte Aes Sedai.

Jolines zwaardhanden, Blaeric en Fen, waren nergens te zien, dus hoefde hij niet langs hen heen om binnen te komen. Maar toen hij de trap achter aan de wagen bereikte, werd het zegel met de vossenkop onder zijn hemd ijskoud tegen zijn borst, en toen nog kouder. Even bleef hij stokstijf staan. Die dwaze vrouwen waren daarbinnen aan het geleiden! Hij vermande zich, rende het trapje op en rukte de deur open.

De vrouwen die hij had verwacht waren allemaal aanwezig: de Groene zuster Joline, slank en knap met grote ogen, de Rode zuster Teslyn met smalle schouders en een gezicht dat eruit zag alsof ze stenen at, en de Gele zuster Edesina, aantrekkelijk maar niet knap, met golvend zwart haar tot aan haar middel. Hij had ze alle drie van de Seanchanen gered, had Teslyn en Edesina uit de damanekennels bevrijd, maar hun dankbaarheid was op zijn best wisselend. Bethamin, zo donker als Tuon maar lang en met mooie rondingen, en de geelharige Seta waren sul’dam geweest voordat ze waren gedwongen te helpen bij het redden van de drie Aes Sedai. De vijf vrouwen deelden deze wagen, de Aes Sedai om een oogje te houden op de voormalige sul’dam, de voormalige sul’dam om een oogje te houden op de Aes Sedai. Geen van hen besefte wat haar taak was, maar ze kweten zich er toch gedreven van door hun onderlinge wantrouwen. De enige vrouw die hij niet had verwacht te zien was Setalle Anan, de eigenaresse van herberg De Zwerfster in Ebo Dar voordat ze om de een of andere reden besloten had zelf deel uit te maken van de reddingsactie. Maar Setalle had dan ook zo haar manieren om zich ergens in te mengen. Of mee te bemoeien, eigenlijk. Ze bemoeide zich aanhoudend met hem en Tuon. Maar wat ze nu deden, dat had hij helemaal niet verwacht.