Выбрать главу

‘Wil iemand me nu eens vertellen waarom jullie besloten te gaan geleiden alsof het de Laatste Slag was? Moet je ze zo vast blijven houden, Edesina?’ Hij knikte naar Seta en Bethamin. Het was maar een gok, maar Edesina’s ogen werden groot alsof ze dacht dat hij met zijn ter’angreaal de stromingen van de Kracht kon zien. Hoe dan ook, een tel later stonden beide vrouwen weer normaal. Bethamin begon kalm haar tranen te drogen met een wit linnen zakdoek. Seta ging op het dichtstbijzijnde bed zitten, rillend en met haar armen om zich heen. Ze leek meer aangedaan dan Bethamin. Geen van de Aes Sedai scheen antwoord te willen geven, dus deed vrouw Anan het maar. ‘We hadden ruzie. Joline wilde die Seanchanen wel eens zien, en we konden het haar niet uit het hoofd praten. Bethamin besloot haar te straffen, net alsof ze geen benul had van wat er zou gebeuren.’ De herbergierster schudde walgend haar hoofd. ‘Ze probeerde Joline over haar schoot te trekken, met hulp van Seta, en Edesina wikkelde hen in stromen Lucht. Dat zijn aannames,’ zei ze toen de Aes Sedai haar scherp aankeken, ik kan dan misschien niet geleiden, maar ik ben niet blind.’

‘Maar dat is geen verklaring voor wat ik voelde,’ zei Mart. ‘Er was hier sprake van geleiden.’

Vrouw Anan en de drie Aes Sedai keken hem onderzoekend aan, langdurig, starend, op zoek naar het zegel. Ze zouden zijn ter’angreaal niet vergeten, dat was zeker.

Joline vertelde verder. ‘Bethamin geleidde. Ik heb die weving die ze gebruikte nog nooit eerder gezien, maar een tijdlang, totdat ze de Bron kwijtraakte, liet ze vonken dansen over ons alle drie. Ik denk dat ze zoveel van de Kracht gebruikte als ze kon putten.’ Plotseling barstte Bethamin in snikken uit. Ze zakte ineen en viel bijna op de vloer, ik was het niet van plan,’ huilde ze met schuddende schouders en een verwrongen gezicht, ik dacht dat ze me wilden vermoorden, maar het was niet mijn bedoeling. Echt niet.’ Seta begon heen en weer te wiegen en staarde in afgrijzen naar haar vriendin. Of misschien haar voormalige vriendin. Ze wisten allebei dat a’dam, en mogelijk sul’dam, hen kon vasthouden, maar misschien ontkenden ze het belang. Elke vrouw die een a’dam kon gebruiken, kon leren geleiden. Ze hadden waarschijnlijk hun uiterste best gedaan om dat feit te ontkennen, te vergeten. Maar werkelijk geleiden veranderde alles. Het Licht brande hem, dit kon er ook nog wel bij. ‘Wat gaan jullie eraan doen?’ Alleen een Aes Sedai kon hiermee omgaan. ‘Nu ze begonnen is, kan ze niet zomaar meer ophouden. Dat weet ik wel.’

‘Laat haar sterven,’ zei Teslyn hard. ‘We kunnen haar afschermen tot we ons van haar kunnen ontdoen, en dan kan ze sterven.’

‘Dat kunnen we niet doen,’ zei Edesina geschokt. Al was ze blijkbaar niet geschokt door de gedachte aan de dood van Bethamin. ‘Als we haar laten gaan, is ze voor iedereen in haar buurt een gevaar.’ ik zal het nooit meer doen,’ huilde Bethamin bijna smekend. ‘Echt niet!’

Joline duwde zich langs Mart alsof hij een kapstok was en ging tegenover Bethamin staan, omhoogstarend naar de langere vrouw, met haar vuisten op haar heupen. ‘Nee, dat doe je wel. Je kunt niet ophouden als je eenmaal begonnen bent. O, je kunt misschien maanden zonder te geleiden, maar je zult het weer proberen, en weer, en telkens wordt het gevaar groter.’ Met een zucht liet ze haar handen zakken. ‘Je bent veel te oud voor het Boek van Novices, maar er is niets aan te doen. Wij zullen je moeten onderwijzen. Voldoende om te zorgen dat het veilig is, althans.’

‘Onderwijzen?’ krijste Teslyn, en zette haar vuisten op haar heupen, ik vind dat we haar moeten laten sterven! Heb je enig idee hoe die sul’dam mij hebben behandeld toen ik hun gevangene was?’

‘Nee, aangezien je nooit meer doet dan jammeren over hoe vreselijk het was,’ antwoordde Joline droog, en voegde er toen vastberaden aan toe: ‘Maar ik laat geen enkele vrouw sterven als ik het kan voorkomen.’

Daarmee was het natuurlijk niet gedaan. Als een vrouw ruzie wilde maken, kon ze dat zelfs in haar eentje, en ze wilden allemaal ruziemaken. Edesina sloot zich aan bij Joline, en vrouw Anan ook, alsof ze evenveel recht van spreken had als de Aes Sedai. Bethamin en Seta kozen nota bene partij voor Teslyn, en ontkenden enige wens om te leren geleiden, zwaaiend met hun handen terwijl ze even luidkeels riepen als de anderen. Mart maakte wijselijk gebruik van de kans om de wagen uit te glippen en zachtjes de deur achter zich dicht te trekken. Misschien vergaten ze hem wel, alhoewel in elk geval de Aes Sedai snel genoeg weer aan hem zouden denken. Maar hij kon tenminste ophouden zich zorgen te maken over waar die verdomde a’dam waren en of de sul’dam weer zouden proberen ze te gebruiken. Dat was nu in ieder geval echt afgehandeld.

Hij had gelijk gehad over Blaeric en Fen. Ze wachtten onder aan het trapje, hun gezichten als donderwolken. Zonder twijfel wisten ze precies wat er met Joline gebeurd was. Maar niet wie dat gedaan had, zo bleek.

‘Wat is daarbinnen gebeurd, Cauton?’ wilde Blaeric weten, zijn blauwe ogen scherp genoeg om gaten in hem te branden. Hij was iets groter dan Fen, had zijn Shienaraanse knot afgeschoren en was niet zo blij met het korte haar dat zijn schedel bedekte. ‘Was jij erbij betrokken?’ vroeg Fen koel.

‘Hoe had dat nou gekund?’ antwoordde Mart, en draafde de trap af alsof hij niets had om zich zorgen over te maken. ‘Ze is Aes Sedai, voor het geval je het niet gemerkt had. Als je wilt weten wat er gebeurd is, stel ik voor dat je het haar vraagt. Ik heb geen zin om erover te praten. Maar ik zou het alleen niet nu vragen. Ze hebben nog steeds ruzie. Ik heb de kans gegrepen om ervandoor te gaan nu ik nog heel ben.’

Dat was misschien niet de beste woordkeus. De gezichten van de twee zwaardhanden vertrokken nog verder, hoe onmogelijk dat ook leek. Maar ze lieten hem gaan zonder dat hij zijn messen hoefde te trekken. Dat viel mee. Geen van beiden leek erg geneigd de wagen binnen te gaan. In plaats daarvan gingen ze op het trapje zitten wachten, de stommelingen. Hij betwijfelde of Joline veel geduld met hen zou hebben, maar misschien reageerde ze zich wel op hen af omdat ze van haar pak slaag wisten. Als hij hen was geweest, had hij wel iets bedacht om bij die wagen uit de buurt te blijven... een maand of twee. Dat hielp misschien. Een beetje. Vrouwen hadden een goed geheugen voor sommige dingen. Hij zou van nu af aan voor Joline op moeten passen. Maar toch was het het waard geweest. Nu de Seanchanen aan de overkant hun kamp hadden opgeslagen, de Aes Sedai ruziemaakten, vrouwen geleidden alsof ze nog nooit van de Seanchanen gehoord hadden en de dobbelstenen in zijn hoofd tolden, voelde hij zich zelfs niet meer ontspannen nadat hij die avond twee keer met Steen had gewonnen van Tuon. Hij ging slapen – op de grond, aangezien Domon vannacht het tweede bed had; Egeanin kreeg altijd het andere – terwijl de dobbelstenen nog steeds tegen de binnenkanten van zijn schedel stuiterden, maar hij wist zeker dat het morgen beter zou zijn. Nou ja, hij had nooit beweerd dat hij altijd gelijk had. Hij wenste alleen dat hij het niet zo vaak mis had.

8

Drakeneieren

Luca liet zijn mensen de voorstelling afbreken, de grote wand van tentdoek neerhalen en alles in de wagens pakken nog voor het de volgende morgen helemaal licht was. Het gekletter en gehamer en het geschreeuw wekten Mart, die nog verdoofd en stijf was omdat hij op de grond had geslapen. Voor zover hij had geslapen met die verdomde dobbelstenen. Die dingen gaven een man dromen die de slaap om zeep hielpen. Luca rende in zijn hemdsmouwen rond met een lantaarn, deelde bevelen uit en liep de mensen waarschijnlijk meer voor de voeten dan dat hij ze hielp. Petra, zo breed dat hij gedrongen leek, ook al was hij niet veel kleiner dan Mart, onderbrak het inspannen van het vierspan voor zijn wagen om hem dat uit te leggen. De afnemende maan hing laag aan de horizon en ging half verscholen achter de bomen, en een lantaarn op de bok van de wagen gaf het enige licht dat ze hadden; een flakkerende poel geel die honderd keer door het hele kamp herhaald werd. Clarine liet de honden uit, aangezien die het grootste deel van de dag in de wagen zouden doorbrengen.