De geelharige vrouw kwam van achter Teslyn vandaan en bukte lang genoeg om iets onder de deken vandaan te pakken waar Mart op zat. Toen ze weer overeind kwam, leek alles tegelijk te gebeuren. Er klonk een klik en Teslyn schreeuwde, met haar handen om haar keel. De vossenkop veranderde in ijs tegen Marts borst. Joline wendde razendsnel haar hoofd en staarde ongelovig naar de Rode zuster. Edesina draaide zich om en rende naar de deur, die halfopen zwaaide en toen weer dichtsloeg. Tegen Blaeric of Fen aan, te horen aan het geluid van mannen die van het wagentrapje vielen. Edesina kwam met een ruk tot stilstand en bleef stijf staan, haar armen langs haar zijden en haar gespleten rokken tegen haar benen gedrukt door onzichtbare koorden. Het gebeurde allemaal binnen enkele tellen, en Selucia had niet stilgezeten. Ze bukte zich naar het bed waar Noal op zat, en klikte toen de zilveren halsband van een andere a’dam rond Jolines hals. Mart zag dat dat ook was wat Teslyn met beide handen vastgreep. Ze probeerde hem niet af te doen, alleen maar vast te houden, maar haar knokkels waren wit. Het smalle gezicht van de Rode zuster was een toonbeeld van wanhoop, haar ogen groot en spookachtig. Joline had de volkomen kalmte van een Aes Sedai hervonden, maar ze raakte wel haar geschakelde halsband aan. ‘Als u denkt dat u...’ begon ze, maar ze zweeg abrupt en haar mond verstrakte. Er scheen een boos licht in haar ogen. ‘Zie je, de a’dam kan worden gebruikt om te straffen, hoewel dat maar zelden wordt gedaan.’ Tuon stond op met de armband van een a’dam om elke pols. Hoe in het Licht had ze dat nou weer voor elkaar gekregen?
‘Nee,’ zei Mart. ‘Je hebt beloofd mijn volgelingen geen kwaad te doen, Liefje.’ Misschien niet zo verstandig om die naam nu te gebruiken, maar het was al te laat. ‘Tot nu toe heb je je steeds aan je beloftes gehouden. Doe dit nu niet.’
‘Ik heb beloofd geen onenigheid te zaaien onder je volgelingen, Speeltje,’ zei ze bruusk, ‘en hoe dan ook, het is heel duidelijk dat deze drie geen volgelingen van jou zijn.’ Het luikje naar degene op de bok schoof met een luide knal open. Ze-keek over haar schouder en hij schoof nog harder weer dicht. Een man buiten vloekte en begon op de deur te bonzen.
‘De a’dam kan ook worden gebruikt om plezier te verschaffen, als grote beloning,’ zei Tuon tegen Joline, en negeerde de bonzende vuisten achter haar.
Jolines lippen weken vaneen en haar ogen werden heel groot. Ze wankelde, en de tafel aan touwen wiebelde toen ze er met beide handen op steunde om niet te vallen. Maar als ze onder de indruk was, hield ze dat goed verborgen. Ze veegde wel haar donkergrijze rokken glad toen ze weer overeind stond, maar dat hoefde niets te betekenen. Haar gezicht was een en al Aes Sedai-waardigheid. Edesina keek over haar schouder, even onbewogen als Joline, hoewel zij nu de derde a’dam om haar hals had – en eigenlijk was haar gezicht ook bleker dan anders – maar Teslyn was zachtjes gaan huilen, met schuddende schouders terwijl de tranen over haar wangen liepen.
Noal was gespannen, een man die op het punt stond iets stoms te doen. Mart gaf hem een schop onder de tafel door. Toen de man hem woest aankeek, schudde Mart zijn hoofd. Noal keek nog bozer, maar hij haalde zijn hand uit zijn jas en leunde weer tegen de muur. Nog steeds met een woeste blik. Nou, laat hem zijn gang maar gaan. Messen waren hier onbruikbaar, maar misschien zouden woorden iets uithalen. Het was veel beter als dit kon worden beëindigd met woorden.
‘Luister,’ zei Mart tegen Tuon. ‘Als je nadenkt, zie je honderd redenen waarom dit niet zal werken. Licht, je kunt zelf leren geleiden. Verandert die kennis niets? Je bent niet zoveel anders dan zij.’ Hij had net zo goed van rook kunnen zijn en wegwaaien, want ze schonk totaal geen aandacht aan hem.
‘Probeer saidar te omhelzen,’ zei ze, haar strenge ogen op Joline gericht. Haar stem klonk mild vergeleken bij haar blik, maar ze verwachtte duidelijk dat ze gehoorzaamd zou worden. Gehoorzaamd? Ze zag eruit als een verdomde luipaard die naar drie vastgebonden geiten loerde. En vreemd genoeg was ze mooier dan ooit. Een mooie luipaard die hem net zo snel met haar klauwen zou bewerken als die geiten. Nou, hij had wel een paar keer tegenover een luipaard gestaan, en dat waren zijn eigen herinneringen. Het gaf een vreemd soort opgetogen gevoel om tegenover een luipaard te staan. ‘Ga je gang,’ vervolgde ze. ‘Je weet dat het schild weg is.’ Joline gromde zachtjes van verbazing, en Tuon knikte. ‘Goed zo. Je hebt voor de eerste keer gehoorzaamd. En geleerd dat je de Kracht niet kunt aanraken terwijl je de a’dam draagt, behalve als ik het wil. Maar nu wil ik dat je de Kracht vasthoudt, en dat doe je ook, ook al heb je die niet geprobeerd te omhelzen.’ Jolines ogen werden een beetje groter, een barstje in haar kalmte.
‘En nu,’ zei Tuon, ‘wil ik dat je de Kracht niet meer vasthoudt, en is hij verdwenen. Je eerste lessen.’ Joline haalde diep adem. Ze begon er... niet bang maar ongemakkelijk uit te zien. ‘Bloed en bloedas, vrouw,’ gromde Mart, ‘denk je dat je ze mee kunt voeren aan die leidsels zonder dat het iemand opvalt?’ Er klonk een zware bons bij de deur. De volgende bons werd gevolgd door het geluid van versplinterend hout. Degene die op het houten luikje stond te slaan was ook nog bezig. Toch leek dat geen gevoel van haast te veroorzaken. Als de zwaardhanden binnenkwamen, wat konden ze dan doen?
‘Ik breng ze onder in hun wagen en oefen ze ’s nachts,’ snauwde ze geërgerd. ‘Ik ben helemaal niet zoals deze vrouwen, Speeltje. Helemaal niet. Misschien zou ik het kunnen leren, maar ik heb ervoor gekozen om dat niet te doen, net zoals ik ervoor kies om niet te stelen of te moorden. Dat maakt alle verschil.’
Ze herstelde zich met zichtbare moeite, ging zitten met haar handen op tafel en richtte zich weer tot de Aes Sedai. ik heb aanzienlijk succes geboekt bij een vrouw net als jij.’ Edesina haalde geschrokken adem en mompelde een naam, maar te zacht om te kunnen verstaan. ‘Ja,’ zei Tuon. ‘Je hebt mijn Mylen vast ontmoet in de kennels of tijdens oefeningen. Ik zal jou even goed oefenen. Je bent vervloekt met een donkere smet, maar ik zal je leren trots te zijn op de diensten die je verleent aan het keizerrijk.’
‘Ik heb deze drie niet uit Ebo Dar meegenomen zodat jij ze terug kon brengen,’ zei Mart vastberaden, en schoof over het bed. De vossenkop werd nog kouder, en Tuon maakte een geschrokken geluid. ‘Hoe deed je... Hoe deed je dat, Speeltje? De weving... smolt toen die je raakte.’
‘Het is een gave, Liefje.’
Toen hij opstond kwam Selucia op hem af, voorovergebogen, haar handen smekend uitgestrekt. Haar gezicht was vervuld van angst. ‘Dat moet je niet doen,’ begon ze. ‘Nee!’ zei Tuon scherp.
Selucia ging rechtop staan en liep achteruit, hoewel ze haar blik op hem gericht hield. Vreemd genoeg verdween de angst uit haar ogen. Hij schudde verwonderd zijn hoofd. Hij wist dat de vrouw Tuon onmiddellijk gehoorzaamde – ze was immers so’jhin, evenzeer een bezit als Tuons paard, en blijkbaar vond ze dat een goede, rechtvaardige zaak – maar hoe gehoorzaam moest je zijn om op bevel je angst los te laten?
‘Ze hebben me geërgerd, Speeltje,’ zei Tuon toen hij zijn handen op Teslyns halsband legde. Nog steeds huiverend, terwijl de tranen over haar wangen stroomden, keek de Rode zuster alsof ze niet kon geloven dat hij het ding echt zou afdoen.
‘Ze ergeren mij ook.’ Hij zette zijn vingers op de juiste plaatsen, duwde, en de halsband klikte open.
Teslyn greep zijn handen en begon ze te kussen. ‘Dank je,’ huilde ze, steeds maar weer. ‘Dank je. Dank je.’
Mart schraapte zijn keel. ‘Geen dank, maar je hoeft niet... Hou daar eens mee op, wil je? Teslyn?’ Het kostte hem wat moeite om zijn handen los te rukken.
‘Ik wil dat ze ophouden me te ergeren, Speeltje,’ zei Tuon toen hij zich omdraaide naar Joline. Bij iemand anders zou het misschien verwend hebben geklonken. De donkere kleine vrouw maakte er een eis van.