Выбрать главу

Het geruzie begon meteen. Niemand wilde over dat stuk hard aangestampte klei rijden dat zo-even nog met stenen geplaveid was geweest. Ze probeerden elkaar te overstemmen, ook de paardenverzorgers en naaisters, en vertelden Luca allemaal wat er gebeuren moest, en wel meteen. Sommigen wilden ver genoeg terugrijden tot ze een landweg vonden en dan via een omweg naar Lugard gaan. Anderen wilden Lugard helemaal links laten liggen en naar Illian reizen via plattelandswegen, of zelfs helemaal terug naar Ebo Dar of nog verder. Ze konden altijd nog naar Amadicia en Tarabon. Of Geldan. Daar waren meer dan genoeg dorpen en steden, ver van deze door de Schaduw vervloekte plek.

Mart zat in Pips’ zadel, speelde wat met de teugels en hield zijn mond terwijl de anderen schreeuwden en zwaaiden met hun armen. De ruin rilde af en toe, maar probeerde niet langer om ervandoor te gaan. Thom beende tussen de mensen door en legde een hand op Pips’ hals. Juilin en Amathera liepen vlak achter hem, zij hield hem vast en keek angstig naar de mensen van de voorstelling, gevolgd door Noal en Olver. De jongen keek alsof hij zich ook graag aan iemand had vastgegrepen om steun te zoeken, aan wie dan ook, maar hij was oud genoeg om niet te willen dat iemand hem dat zag doen. Noal leek ook verontrust; hij schudde met zijn hoofd en mompelde in zichzelf. Hij bleef de weg af turen naar de Aes Sedai. Ongetwijfeld zou hij die avond nog beweren dat hij al eens eerder zoiets als dit had gezien, maar dan op veel grotere schaal.

‘Ik denk dat we van hieraf alleen verder moeten gaan,’ zei Thom zachtjes.

Juilin knikte grimmig.

‘Als het moet,’ antwoordde Mart. Kleine groepen zouden degenen die achter Tuon, de ontvoerde erfgename van de troon van het Seanchaanse keizerrijk, aan zaten opvallen, anders had hij de voorstelling al eerder verlaten. Zonder de voorstelling om zich tussen te verstoppen, zou hun weg naar de veiligheid veel gevaarlijker worden, maar het was te doen. Wat hij niet kon, was die mensen van gedachten laten veranderen. Een blik in elk van die angstige gezichten vertelde hem dat hij daarvoor niet genoeg goud zou hebben. Misschien bestond er op de hele wereld wel niet genoeg goud. Luca luisterde zwijgend, met een helderrode mantel om zich heen geslagen, tot de meeste van zijn mensen waren uitgeraasd. Toen hun geschreeuw minder werd, gooide hij de mantel achterover en liep tussen hen door. Nu maakte hij geen weidse gebaren. Hier sloeg hij een man op de schouder, daar keek hij ernstig in de ogen van een vrouw. De plattelandswegen? Die zouden half uit modder bestaan door de lenteregen. Het zou twee keer zo lang duren om Lugard te bereiken, drie keer, misschien nóg wel langer. Mart stikte bijna toen hij Luca hoorde zeggen dat ze sneller moesten reizen, maar de man was nog lang niet klaar. Hij praatte over het zware werk waarmee vastgelopen wagenwielen moesten worden bevrijd, en beschreef het zo levendig dat de luisteraars zichzelf al konden zien zwoegen om de paarden te helpen de karren door modder te sleuren die tot halverwege de wagenwielen kwam. Zelfs een plattelandsweg was niet zó slecht, maar hij schilderde een overtuigend beeld. Tenminste, voor Mart. Op die afgelegen wegen zouden ze maar weinig dorpen van enige grootte tegenkomen, hooguit wat gehuchtjes. Dat betekende weinig plekken om op te treden, en ze zouden moeilijk aan voedsel kunnen komen voor zoveel mensen. Hij zei dat terwijl hij droevig glimlachte naar een meisje van zes dat naar hem opkeek vanaf de veiligheid van haar moeders rokken, en hij stelde zich haar ongetwijfeld hongerig en huilend om eten voor. Meer dan één vrouw trok haar kinderen dicht naar zich toe.

Wat Amadicia en Tarabon aanging, en ja, Geldan, dat zouden goede plekken zijn om een voorstelling te geven. Valan Luca’s Grote Reizende Vertoning en Schitterende Tentoonstelling van Verbazingwekkendheden en Wonderen zou die landen aandoen en ontzagwekkend veel publiek trekken. Op een dag. Maar om een van die landen nu te kunnen bereiken, moesten ze eerst terugkeren naar Ebo Dar, via dezelfde weg die ze de afgelopen weken hadden afgelegd, door dezelfde dorpen, waar het onwaarschijnlijk was dat de mensen weer zouden betalen voor iets wat ze zo kort geleden nog gezien hadden. Een heel eind reizen, terwijl hun beurzen lichter werden en hun magen elke dag harder zouden knorren. Of ze konden doorgaan naar Lugard. Hier begon zijn stem nieuwe energie te krijgen. Hij gebaarde, maar ingetogen. Hij liep nog steeds tussen hen door, sneller nu. Lugard was een grote stad. Ebo Dar was maar klein vergeleken bij Lugard. Lugard was echt een van de grote steden, zo druk bevolkt dat ze daar de hele lente konden optreden en telkens nieuw publiek konden hebben. Mart was nog nooit in Lugard geweest, maar hij had gehoord dat het half in puin lag, met een koning die het zich niet kon veroorloven de straten schoon te houden, maar Luca liet het klinken als Caemlin. Sommigen van zijn mensen hadden de stad vast al eens gezien, maar ze luisterden gefascineerd terwijl hij paleizen beschreef waarbij vergeleken het Tarasinpaleis in Ebo Dar een krot leek, praatte over de in zijde geklede edelen die in groten getale zouden komen om hen te zien optreden of zelfs om persoonlijke optredens zouden vragen. Koning Roedran zou hen zeer waarschijnlijk uitnodigen. Had een van hen ooit eerder voor een koning opgetreden? Dat zou zeker gebeuren. En dan vanuit Lugard door naar Caemlin, een stad waarbij vergeleken Lugard slechts een nabootsing van een stad was. Caemlin, een van de grootste en rijkste steden ter wereld, waar ze de hele zomer konden optreden voor nooit aflatende stromen bezoekers.

‘Ik zou die steden wel eens willen zien,’ zei Tuon, en stuurde Akein dichter naar Pips toe. ‘Zul je me ermee naartoe nemen, Speeltje?’ Selucia hield haar vos bij Tuon in de buurt. De vrouw leek kalm, maar ze was ongetwijfeld geschrokken door wat ze had gezien. ‘Naar Lugard, misschien. Van daaruit kan ik je misschien terug krijgen naar Ebo Dar.’ Met een goed bewaakte koopmanskaravaan mee en begeleid door zoveel betrouwbare lijfwachten als hij kon inhuren. Tuon was misschien zo vaardig en gevaarlijk als Egeanin zei, maar twee vrouwen alleen konden door te veel mannen als een gemakkelijke prooi worden gezien, en niet alleen door schurken. ‘Misschien naar Caemlin.’ Mogelijk had hij meer tijd nodig dan enkel van hier naar Lugard.

‘We zullen zien wat we zullen zien,’ antwoordde Tuon raadselachtig, en begon toen weer met haar vingers te wiebelen naar Selucia. Ze praten over me achter mijn rug om, maar dan gewoon waar ik bij sta. Hij haatte het wanneer ze dat deden. ‘Luca is even goed als een speelman, Thom, maar ik denk niet dat hij ze kan overhalen.’ Thom snoof minachtend en draaide aan zijn lange witte snor. ‘Hij is niet slecht, dat moet ik hem nageven, maar hij is geen speelman. Toch heeft hij ze om zijn vinger gewonden, denk ik. Zullen we erom wedden, jongen? Voor één goudkroon?’ Mart verbaasde zichzelf door te lachen. Hij was er zeker van geweest dat hij niet meer zou lachen tot hij zich kon ontdoen van het beeld van die kramer die wegzakte in de weg. En de paarden. Hij kon ze nog bijna horen gillen, luid genoeg om bijna het geluid van de dobbelstenen te overstemmen. ‘Je wilt met mij wedden? Goed dan. Afgesproken.’

‘Ik zou niet met je dobbelen,’ zei Thom droog, ‘maar ik weet wanneer iemand een menigte ompraat. Ik heb het zelf ook wel eens gedaan.’