Выбрать главу

‘Het komt wel goed,’ zei Tuon vrolijk tegen haar. ‘Let maar op. Het komt wel goed.’

Mart wilde dat hij daar zo zeker van was. Hij haalde diep adem, stak zijn arm weer naar haar uit en volgde Thom. In de ruime, met hout beklede gelagkamer van De Witte Ring zat zeker een twintigtal mannen en vrouwen, bijna de helft overduidelijk uitlanders, aan vierkante tafels onder een zoldering met dikke balken. Ze waren allemaal netjes gekleed in fijngeweven wol met weinig versiering. De meesten praatten rustig met elkaar boven hun wijn, hun mantels over hun lage rugleuningen gehangen, hoewel drie mannen en een vrouw met lange kralenvlechten aan een tafel met helderrode dobbelstenen gooiden. Er kwamen aangename geuren uit de keuken, waaronder die van geroosterd vlees. Geitenvlees, waarschijnlijk. Naast de grote stenen open haard, waarin een karig vuur brandde en met op de schoorsteenmantel een gepoetste bronzen klok, stond een jonge vrouw met smeulende ogen die kon wedijveren met Selucia – met haar hemd bijna tot aan haar middel open – met haar heupen te draaien en te zingen, begeleid door een hakkebord en een fluit. Ze zong een lied over een vrouw die met al haar minnaars jongleerde, met een toepasselijk wulpse stem. Geen van de gasten leek te luisteren.

‘Wandelend op een mooie lentedag, zag ik de jonge Jac die met hooien bezig was, zijn haren zo blond en zijn ogen zo groen. Ik gaf hem een kus; wat kon ik anders doen? We knuffelden verder terwijl de zon steeg in de lucht, en hij ontlokte me de ene na de andere zucht.’

Tuon bleef net over de drempel staan, deed haar kap omlaag en keek fronsend rond. ‘Weet je zeker dat dit een hel is, baas Merrilin?’ vroeg ze. Zachtjes, het Licht zij dank. Op sommige plaatsen kon zo’n vraag je in een boog naar buiten doen vliegen, zijden jas of niet. Elders verdubbelden ze alleen maar hun prijzen.

‘Ik verzeker u dat u op dit tijdstip nergens een grotere verzameling dieven en schurken zult vinden,’ mompelde Thom, en streek over zijn snor.

‘Nu krijgt Jac een uur als het zonnetje schijnt, en Willi een uur zodra vader verdwijnt. De dappere Moril beklimt de hooischuur, en brutale Keilin komt gewoon rond het middaguur! Heer Brelan krijgt een avond, in nachten zo koud. Baas Andril krijgt de morgen, want hij is al oud. O, wat, o, wat moet een arm meisje dan? Ach, zoveel liefde en zo weinig uren in een dag.’

Tuon keek twijfelend, maar ze liep samen met Selucia naar de zangeres toe, die even haperde onder Tuons priemende blikken voordat ze weer verder zong. Ze zong over Tuons hoofd heen en deed duidelijk haar best de vrouw te negeren. Het leek wel alsof de vrouw bij ieder couplet een nieuwe minnaar aan haar lijst toevoegde. De muzikant die het hakkebord bespeelde, lachte naar Selucia en kreeg in antwoord een ijzige blik. De twee vrouwen trokken ook andere blikken, de ene zo klein met heel kort zwart haar en de vrouw met een sjaal om haar hoofd bijna even wulps als de zangeres, maar het waren niet meer dan blikken. De gasten hielden zich bezig met hun eigen zaken.

‘Dit is geen hel,’ zei Mart zachtjes, ‘maar wat dan wel? Waarom zijn hier zoveel mensen midden op de dag?’ Vooral ’s morgens en in de avond was het zo druk in gelagkamers.

‘De dorpelingen verkopen olijfolie, gelakt hout of kant,’ antwoordde Thom even zachtjes, ‘en de uitlanders kopen dat. Blijkbaar is het plaatselijk gebruik om te beginnen met een paar uur drinken en praten. En als je daar niet tegen kunt,’ voegde hij er droog aan toe, ‘dan word je weer nuchter en merk je dat je lang niet zo’n mooi koopje te pakken hebt als je dacht.’

‘Licht, Thom, ze gelooft nooit dat dit een hel is. Ik dacht dat we ergens naartoe zouden gaan waar de wachten van kooplieden drinken, of leerlingen. Dat zou ze tenminste misschien nog geloven.’

‘Vertrouw me, Mart. Ik denk dat je zult ontdekken dat ze op bepaalde manieren een heel beschermd leventje heeft geleid.’ Beschérmd? Als haar eigen broers en zusters haar hadden geprobeerd te vermoorden? ‘Daar wil je zeker geen kroon onder verwedden, hè?’ Thom grinnikte, ik pak altijd graag je geld aan.’ Tuon en Selucia schreden terug met uitdrukkingsloze gezichten, ik had verwacht dat de gasten ruwer uitgedost zouden zijn,’ zei Tuon zachtjes, ‘en misschien een of twee gevechten, maar dat lied is veel te schunnig voor een eerbare herberg. Hoewel ze veel te veel kleren draagt om het goed te brengen, vind ik. Waar is dat voor?’ voegde ze er argwanend aan toe toen Mart Thom een munt gaf.

‘O,’ zei Thom, en stak de kroon in zijn jaszak, ‘ik dacht dat u teleurgesteld zou zijn dat alleen de succesvollere zwartwachten aanwezig waren – die zijn niet altijd zo kleurrijk als de armere soort – maar Mart zei dat u het niet zou merken.’

Ze keek Mart strak aan, die verontwaardigd zijn mond opendeed. En weer dichtdeed. Wat kon hij zeggen? Hij zat al in de pekelkuip. Het was niet nodig om het vuur op te porren.

De herbergierster kwam eraan, een ronde vrouw met verdacht zwart haar onder een kanten kapje. Ze droeg een strak grijs gewaad met rood en groen borduursel op haar meer dan ampele boezem. Thom glipte met een buiging weg en mompelde: ‘Staat u mij toe, Heer, Vrouwe.’ Hij mompelde het, maar hard genoeg zodat vrouw Heilin het kon horen.

De herbergierster had een scherpe glimlach, die ze echter wel overhad voor een heer en een vrouwe, en maakte zo’n diepe kniks dat ze gromde toen ze weer overeind kwam. Ze leek maar een beetje teleurgesteld dat Mart wijn en misschien iets te eten wilde, en geen kamers. Haar beste wijn. Maar toch, toen hij betaalde, liet hij haar zien dat hij naast zilver ook goud in zijn beurs had. Een zijden overjas was mooi en goed, maar goud in lompen kon een betere dienstverlening verwachten dan koper in zijde.

‘Bier,’ zei Tuon met haar zware tongval, ik heb nog nooit bier geproefd. Zeg eens, goede vrouw, is het waarschijnlijk dat een van deze mensen zo meteen een gevecht zal beginnen?’ Mart slikte bijna zijn tong in.

Vrouw Heilin knipperde met haar ogen en schudde lichtjes met haar hoofd, alsof ze niet zeker wist of ze het goed gehoord had. ‘Maak u geen zorgen, Vrouwe,’ zei ze. ‘Het gebeurt af en toe, als ze te veel drinken, maar in dat geval steek ik daar snel een stokje voor.’

‘Dat hoeft niet voor mij, hoor,’ zei Tuon. ‘Laat ze zich maar uitleven.’

De glimlach van de herbergierster werd wat scheef en onvast, maar ze maakte nog een kniks en haastte zich toen weg met Marts geld en riep: ‘Jera, wijn voor de heer en vrouwe, een kan Kiranaille. En een kroes bier.’

‘Je moet niet van zulke vragen stellen, Liefje,’ zei Mart zachtjes terwijl hij Tuon en Selucia naar een lege tafel begeleidde. Selucia weigerde een stoel, pakte Tuons mantel aan, vouwde die over de rugleuning van Tuons stoel en ging erachter staan. ‘Dat is niet beleefd. Bovendien slaat het je ogen neer.’

Het Licht zij dank voor die gesprekken met Egeanin, of welke naam ze dan ook wilde gebruiken. Seanchanen zouden allerlei domme dingen doen of juist weigeren om te voorkomen dat ze hun ogen moesten afwenden.

Tuon knikte nadenkend. ‘Jullie gebruiken zijn vaak heel vreemd, Speeltje. Je zult me ze moeten leren. Ik heb er al iets van geleerd, maar ik moet de gebruiken kennen van de mensen die ik zal regeren uit naam van de keizerin, moge ze eeuwig leven.’ ik leer je met alle plezier wat ik kan,’ zei Mart. Hij maakte zijn mantel los en liet die achteloos over de lage rugleuning van zijn stoel vallen. ‘Het is goed voor je om onze gebruiken te kennen, zelfs als je uiteindelijk over een iets minder groot gebied regeert dan je verwacht.’ Hij legde zijn hoed op tafel.