Выбрать главу

‘En?’ vraagt Esterik als de twee rechercheurs even later bij zijn bureau staan.

‘Een onduidelijke zaak,’ vertelt Zijlstra. ‘De dode komt uit Wit-Rusland, net als zijn broer en schoonzus, die hier net waren: Victor en Irina Davidenko. Ze zijn samen een winkel aan het verbouwen op de Cornelis Troost. En nu is Anatoli Davidenko, de broer van die man, doodgeslagen met een Wit-Russische strijdbijl die bedoeld was als decoratie voor de winkel.’

‘Voorlopig geen verdachten, geen motief en nog bar weinig gegevens,’ vult Graanoogst aan.

‘Denk bijvoorbeeld aan de Russische maffia,’ suggereert Esterik, terwijl hij nadenkend aan een punt van zijn blonde snor draait. ‘Die lui zitten hier overal in Amsterdam, zijn niet vies van hardhandige methodes en schijnen vooral ook hun landgenoten te chanteren en af te persen.’

‘Maar Wit-Russen zijn toch geen landgenoten van de Russen?’ werpt Graanoogst tegen.

Esterik maakt een wegwerpgebaar. ‘Nu niet meer, maar een paar jaar geleden nog wel. Het lijkt me in ieder geval een optie om rekening mee te houden.’

Graanoogst werpt een snelle blik op Zijlstra, maar zegt niets meer.

4

Aan het eind van de middag heeft Zijlstra een kort telefoongesprek met Bertels. Ze spreken af dat Graanoogst en hij de volgende middag bij de lijkschouwer langskomen voor het rapport over Anatoli Davidenko.

‘Morgenochtend krijgen we ook het rapport van de technische recherche,’ vertelt Graanoogst, waarna hij ver achteroverleunt in zijn bureaustoel en zich uitrekt met zijn armen ver boven zijn hoofd. ‘Aah, dat had ik even nodig. Ik hou het voor gezien. Zo meteen gaat deze rechercheur thuis met een bord warm eten op schoot naar Studio Sport kijken. Lekker!’

‘Ach, zo leuk is dat nou ook weer niet,’ zegt Zijlstra smalend. ‘Ajax heeft gelijkgespeeld, dus zijn ze weer verder achteropgeraakt bij die boeren uit Eindhoven.’

‘Zeg dat nou niet! Ik wil de uitslagen nooit horen voordat ik de samenvattingen zie. Je verpest alle spanning!’ Chagrijnig staat Graanoogst op en hij pakt zijn jas. ‘Ik zie je morgen wel weer. Prettige avond nog.’

‘Ja, veel plezier met Ajax.’

Glimlachend kijkt Zijlstra zijn collega na. Dan pakt hij de telefoon op zijn bureau en toetst een hem overbekend nummer in.

‘Met mevrouw De Cock.’

‘Ha, mam, met mij.’

‘Dag jongen. Zie ik je zo?’

‘Nee, ik kom vandaag niet eten. Sorry, maar er is iets tussen gekomen.’

‘Hè, wat vervelend, ik had er zo op gerekend. Ik heb nog wel gehaktballen voor je gemaakt.’

Even aarzelt Zijlstra. Zoals zijn moeder gehaktballen maakt, heeft hij ze nog nooit ergens anders gegeten. Nu kan hij niet meer terug.

‘Ja, ik vind het ook jammer, maar het is niet anders. Dat heb je met dit werk, hè?’

‘Daar hoef je mij niks over te vertellen, jongen. Is het een belangrijke zaak?’

‘Een moord, mam, met een bijl. Niet smakelijk, dus ik zal er niet over uitweiden.’

‘En hebben jullie al aanknopingspunten?’

‘Nee, nog niets, maar dat komt wel.’

‘Anders moet je misschien met je oom Jurrian overleggen. Die heeft vast wel nuttige tips. Moet ik hem anders voor je bellen?’ Zijlstra draait zijn ogen naar boven. ‘Nee, dank u, mam. Heel vriendelijk aangeboden, maar ik doe gewoon m’n werk. Precies zoals oom Jur.’

‘Kom, kom, Hendrick. Het duurt nog wel even voordat jij op hetzelfde niveau staat als je oom. Die man heeft een staat van dienst!’

‘Ik weet het, mam. Ik weet het. Maar nu moet ik ophangen, want er doen zich nieuwe ontwikkelingen voor.’

‘O, ga dan maar gauw aan je werk. Bel je nog om te laten weten wanneer je wél komt eten?’

‘Dat is goed, mam. Bedankt. Ik moet hangen!’

Opgelucht legt hij de hoorn op de haak. Zijn moeder is een schat, maar soms heeft hij even geen behoefte aan haar goedbedoelde adviezen.

Nu nog bedenken waar hij vanavond gaat eten. En met wie. Zou Lucienne vanavond iets te doen hebben? Of Sabine? Of misschien Anne? Hoeweclass="underline" met Anne is hij pas nog uit geweest. Ze moet natuurlijk niet gaan denken dat het serieus is. Hij haalt zijn mobiel uit zijn binnenzak, zoekt een nummer op in zijn contacten en maakt verbinding.

‘Sabine? Met Hendrick. Heb je zin om zo met mij een hapje te gaan eten? Niks bijzonders, hoor. Even bijkletsen en misschien nog wat drinken.’

5

De volgende ochtend staat Graanoogst net met Victor en Irina Davidenko in Vergaderkamer 1, als Zijlstra binnenkomt met holle ogen en een grote mok koffie in zijn hand.

‘Sorry dat ik zo laat ben,’ verontschuldigt hij zich, terwijl hij zijn petje op een stoel gooit. ‘Ik werd onderweg opgehouden.’ De Davidenko’s verzekeren hem dat ze het niet erg vinden, maar Graanoogst kijkt zijn collega hoofdschuddend aan. Het is weer hetzelfde liedje: Zijlstra heeft weer eens een halve nacht doorgehaald met een vrouw. Hoe durft zo’n jongen op het bureau te komen met zo’n gekreukt overhemd en een duidelijk niet helemaal schone spijkerbroek? En natuurlijk met dat eeuwige petje.

Nadat iedereen aan tafel heeft plaatsgenomen en de koffie is ingeschonken, pakt Graanoogst zijn schrijfblok. Hij kijkt zijn bezoekers aan en stelt voor: ‘Zullen we maar meteen beginnen? We willen graag wat algemene gegevens van u, als achtergrond voor deze zaak. Als we een zo compleet mogelijk beeld hebben, kan dat een houvast geven voor het verdere onderzoek.’

Victor Davidenko knikt.

Het is hem en zijn vrouw aan te zien dat ze die nacht niet veel slaap hebben gekregen. Maar ze zijn niet meer zo intens verdrietig en emotioneel van hun stuk als de dag ervoor.

‘U bent dus bezig hier een winkel te openen aan het Cornelis Troostplein,’ vervolgt Graanoogst. ‘Is dat uw hoofdberoep, of hebt u misschien nog meer winkels?’

‘Nee, dit is onze eerste winkel, daar willen wij specialiteiten uit Belarus gaan verkopen,’ antwoordt Davidenko. ‘Ik werk al drie jaar bij een verzekeringsbedrijf. En Anatoli werkt bij Ruskolanda, een importbedrijf in het havengebied dat veel zaken doet met Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland.’ Hij tikt met zijn vingers op het tafelblad. ‘Ai, met die mensen moet ik natuurlijk ook nog contact opnemen.’

‘Mag ik vragen wat Wit-Russische specialiteiten zijn?’ vraagt Graanoogst. ‘Daar kan ik me namelijk niks bij voorstellen.’

Irina Davidenko veert op.

‘Ha, dan moet u na onze opening beslist maar eens komen!’ zegt ze met een verrassend enthousiasme. ‘En proeven natuurlijk! Ons brood is veel lekkerder dan wat je hier koopt. En we hebben heerlijke salades van kool, bieten of rijst. En natuurlijk baklazjany en draniki.’

‘Dat zijn aubergineschijven en aardappelkoekjes,’ helpt haar man als hij het onbegrip op de gezichten van de twee rechercheurs ziet.

‘En heerlijke vissoep,’ gaat zijn vrouw enthousiast verder. ‘En natuurlijk smetana, dat kun je hier niet eens krijgen.’

‘Wat is dat dan?’ vraagt Zijlstra, die zich na het horen van het woord vissoep ineens niet meer zo lekker voelt.

‘Daar bestaat in het Nederlands geen woord voor,’ legt Victor Davidenko uit. ‘Het lijkt op crème fraîche, maar dan romiger. Erg lekker.’

‘En onze mayonaise is ook veel lekkerder dan die van jullie.’ Irina’s ogen stralen. ‘Veel minder vet ook. Wat yoghurt en kruiden erbij, en je kunt er heerlijke sauzen mee maken. En wat dacht u van onze heerlijke vleesgerechten met blauwe pruimen?’

Dat wordt Zijlstra te veel. Hij excuseert zich en verlaat gehaast de vergaderkamer, richting toilet.

‘Klinkt goed.’ Graanoogst kijkt zijn collega afkeurend na. ‘En wanneer gaat de zaak open?’

‘Over vijf weken.’ Davidenko denkt even na. ‘Nee, vier.’ Zijn gezicht wordt somber. ‘Al weet ik niet of we daar nu nog mee door moeten gaan, zonder Tolja.’