Выбрать главу

Ze knikt ademloos.

Hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik zag op de voordeur een andere naam staan.’

‘Ik ben hertrouwd. Wat is er met Christie?’

‘Het spijt me heel erg om u te moeten meedelen dat uw dochter overleden is.’

Voordat hij verder kan gaan, barst de vrouw uit in een rauw, ongebreideld verdriet. Ze laat zich schuin opzij in foetushouding op de bank vallen, met tegen haar lichaam gebalde vuisten, en huilt met gierende uithalen.

Graanoogst gaat wat onhandig naast haar zitten, tilt haar bovenlichaam wat op, drukt haar zo goed als het gaat tegen zich aan en klopt haar op de rug.

Ineens zit ze rechtop. Ze kijkt hem aan. ‘Hoe is het gebeurd? Hoe is ze overleden?’

‘Dat is nog niet helemaal duidelijk,’ zegt hij voorzichtig. ‘Ze is op straat gevallen, vanuit haar appartement. De omstandigheden zijn nog niet helemaal duidelijk.’

‘Op straat gevallen? Vanuit haar zolderkamer? Dan moet ze het dak op zijn gegaan. Waarom doet ze zoiets?’

‘Het dak op?’ vraagt hij niet-begrijpend. ‘Haar appartement heeft een groot openslaand raam naar de Albert Cuyp.’

Ze schuift wat verder van hem vandaan. Haar gezicht is een groot vraagteken. ‘We hebben het toch over Christie? Ze woont op een zolderkamer aan de Kleine Wittenburgerstraat. Daar stuur ik altijd mijn brieven en kaarten naartoe. En dat staat ook als afzender op de briefjes die ik van haar krijg op mijn verjaardag en met Moederdag.’

Zijlstra komt binnen met twee kopjes koffie en zet die op de lage salontafel voor de bank neer. ‘Ogenblik,’ zegt hij, ‘suiker en melk volgen zo. Ik kon zo gauw nergens een dienblad vinden.’

‘Naast het aanrecht,’ zegt de vrouw automatisch.

Graanoogst pakt zijn notitieboekje. ‘Hier heb ik het. Appartementencomplex Albert Cuypstraat 146, appartement F, daar woonde ze. Dat stond ook op haar naambordje: C.M. Zeilmaker.’

‘Christine Maria,’ mompelt de vrouw.

Zijlstra, die net weer uit de keuken komt, glimlacht bij het horen van die namen. Hij probeert de blik van zijn collega te vangen, maar die is te druk met het gesprek.

‘Hebt u hier foto’s van uw dochter?’ vraagt Graanoogst.

Ze knikt, staat op en pakt een foto van een plank in het wandmeubel waarin ook de televisie staat; een model van bescheiden afmetingen.

Op de foto staat een tienermeisje tussen een jongere uitvoering van de vrouw en een grote man met grijzende slapen. ‘Deze foto is al enige tijd geleden genomen,’ constateert Graanoogst.

‘In het jaar van haar eindexamen,’ beaamt ze. ‘Drie jaar geleden.’ Ze wijst. ‘Dat is mijn man, Gerrit Bosch, de stiefvader van Christie.’

‘En de vader van Christie is…?’

‘Overleden.’ Ze maakt een bijna verontschuldigend gebaar. ‘Toen Chris twaalf was. Kort daarvoor was Sylvia, haar oudere zus, het huis uit gegaan.’

Graanoogst maakt een aantekening. ‘Ging Sylvia ook studeren?’

‘Nee, die is getrouwd en heeft inmiddels twee kinderen. Ze woont in Sluis.’

‘In Zeeuws-Vlaanderen, dus,’ zegt Graanoogst. ‘En wat studeerde Christie?’

‘Chris studeert… studeerde…’ Ze bijt op haar lip en het duurt even voordat ze verder kan praten. ‘Toeristenmanagement. Aan de Hogeschool van Amsterdam.’

‘En betalen uw man en u haar studie, als ik het vragen mag?’ Ze schudt haar hoofd en glimlacht triest. ‘Nee, daar hebben we het geld niet voor. Gerrit is postbode in Kruiningen, hier vlakbij. Hij is nu aan het werk. Ik kan hem wel even bellen, als u dat wilt.’

‘Nee, dat is niet nodig. U zult hem ook moeten vertellen wat er gebeurd is, dat kunt u waarschijnlijk beter straks doen, als wij weer weg zijn.’ Hij neemt een slok koffie. ‘Uw dochter had dus een studiebeurs.’

‘Ja, gedeeltelijk. Ze deed ook wat werk voor een modellenbureau. Fleur de Lille, of Fleur de Lys, zoiets.’

Graanoogst kijkt haar opmerkzaam aan, maakt nog een aantekening en doet dan suiker en melk in zijn koffie. Nadat hij een slokje genomen heeft, vraagt hij: ‘Had u goed contact met uw dochter?’

Er glijdt een schaduw van verdriet over het ingevallen gezicht van de vrouw. ‘Het spijt me om het te moeten zeggen, maar nee. Niet echt. Anderhalf jaar geleden is ze hier voor het laatst geweest, met kerst.’

‘En hebt u haar wel eens opgezocht in Amsterdam?’

Beschaamd antwoordt ze: ‘Chris wilde niet dat we haar hielpen met haar verhuizing, dat heeft ze allemaal zelf geregeld. En we mochten ook niet bij haar op bezoek komen.’

‘Waarom niet?’ wil Graanoogst weten.

‘Gerrit en Chris, weet u.’ Weer maakt ze dat bijna verontschuldigende gebaar. ‘Die liggen elkaar helemaal niet. Dat is zo jammer.’

‘Hebben ze echt ruzie?’ dringt hij aan.

‘Als u het niet erg vindt, wil ik daar liever niet over praten,’ zegt de vrouw en ze slaat haar ogen neer. ‘Wanneer mag ik Chris zien?’

Graanoogst wisselt een snelle blik met Zijlstra. ‘Het lijkt ons het beste als u morgenochtend met uw man naar Amsterdam komt. Dan regelen wij dat u Christie formeel kunt identificeren. En dan willen we na afloop graag nog een gesprekje met uw man en u op het bureau, om de nodige gegevens op te tekenen.’

Ze knikt en drinkt koffie. De tranen beginnen weer te stromen. ‘Heeft ze veel pijn gehad, voordat ze…?’

‘Nee, helemaal niet,’ antwoordt Graanoogst snel. ‘Ze moet meteen dood zijn geweest.’

‘Gelukkig,’ verzucht de vrouw.

Nadat ze zwijgend hun kopjes hebben leeggedronken, staan de twee mannen op.

‘Wij gaan weer terug,’ kondigt Graanoogst aan en hij legt zijn kaartje op de salontafel. ‘Ik laat mijn nummer hier achter, dan kunt u me altijd bereiken als er wat is. En we zien u graag morgen in Amsterdam.’

Zijlstra schudt haar de hand. ‘Nog gecondoleerd met uw verlies, mevrouw.’

‘Dank u wel, heren. Vindt u het erg als ik niet met u meeloop naar de deur?’

‘Nee, blijft u rustig zitten,’ zegt Graanoogst en hij klopt haar op de schouder. ‘We vinden het wel.’

Terwijl ze naar de dienstauto lopen, overhandigt Graanoogst de autosleutels aan zijn collega.

Bij diverse huizen aan de overkant en ook in het rijtje waar de familie Bosch woont, bewegen de vitrages.

‘We worden in de gaten gehouden,’ zegt Zijlstra zodra ze in de auto zitten.

‘Sociale controle heet dat,’ antwoordt Graanoogst.

Als ze even later de bebouwde kom uit zijn en de provinciale weg op rijden, merkt Zijltra op: ‘Die mensen wonen heel wat minder luxe dan hun dochter, moet ik zeggen.’

‘Dat is ook niet zo raar.’

Als Zijlstra verbaasd opzij kijkt, verduidelijkt Graanoogst: ‘Dat modellenbureau waar ze het over had, waar Christie wat bijverdiende.’

‘Ja?’

‘Fleurs de Lys. Dat ken ik.’

‘Betalen die zo goed, dan?’ vraagt Zijlstra, licht geërgerd doordat zijn collega in raadselen spreekt.

‘Ja, dat mag ook wel,’ zegt Graanoogst droog. ‘Het is namelijk een escortbureau. Een van de betere. Valt me van je tegen, maat, dat je zulke dingen niet weet!’

‘Hé, ik ben niet getrouwd!’ werpt Zijlstra lachend tegen. ‘Ik heb geen escortservice nodig!’

‘Zet de radio maar weer aan,’ doet Graanoogst quasibeledigd.

15

Terug op het bureau treffen ze Van Amerongen en Ringeling aan in de ruime werkkamer van Albert ter Schegget, hun directe superieur.

‘Goed dat jullie er zijn,’ zegt de inspecteur en hij wijst uitnodigend naar een paar stoelen aan de vergadertafel in zijn kamer. ‘Latifa en Carla zijn net verslag aan het uitbrengen van de vorderingen in het onderzoek in de zaak-Zeilmaker.’

‘Ha, mooi!’ Graanoogst gaat zitten en legt zijn notitieboekje voor zich op tafel. ‘Wij hebben ook het een en ander.’

‘Zijn er al gegevens van de tr?’ vraagt Zijlstra terwijl hij plaatsneemt naast Graanoogst, zo ver mogelijk bij Ter Schegget vandaan. Anders dan met commissaris Van Vloten heeft Zijlstra al vanaf het begin van zijn werk op bureau Ferdinand Bolstraat een uiterst moeizame relatie met de man.

‘Ja. Ik pak ze er even bij.’ De inspecteur rijdt zijn bureaustoel een stuk naar achteren, zodat hij een map van zijn bureau kan pakken. ‘Het is een heel rapport geworden.’

‘Het rapport van Bertels is ook binnen,’ vertelt Van Amerongen. ‘Hij houdt het inderdaad op een hartaanval. Dat zou dus inhouden dat Christie Zeilmaker al dood was toen ze op de straat terechtkwam.’

‘Of anders vlak daarna,’ zegt Graanoogst peinzend.

‘Maar toch wijst het ontbreken van haar computer, haar bestanden en haar persoonlijke papieren en haar adresboekje op moord,’ werpt Zijlstra tegen. ‘Of iemand moet die spullen naderhand uit haar appartement hebben gehaald.’

Ter Schegget slaat de map open. ‘De technische jongens hebben een groot aantal vingerafdrukken en haren gevonden in dat appartement. Er zaten onder meer een paar duidelijke afdrukken op de koffiekopjes, en ook bij het raam. Ze zijn momenteel aan het kijken of we daar nadere gegevens bij kunnen vinden.’

‘Is er al wat duidelijk over die computerbestanden?’ vraagt Zijlstra. Hij buigt wat naar voren, zodat hij om Graanoogst heen kan kijken. ‘Als iemand zo veel moeite doet om die laptop en die cd’s mee te nemen, zou het wel eens erg interessant kunnen zijn om te weten wat daarop staat.’

‘Ik weet niet of er nu al mogelijke back-upbestanden zijn aangetroffen,’ antwoordt de inspecteur bladerend in het dossier voor hem. ‘Wel heb ik inmiddels gehoord dat er een USB-stick-je achter het bureau is aangetroffen. Het is nog niet duidelijk of daar überhaupt wat op staat, daar krijgen we nog nadere details over. Verder zijn ze alle digitale gegevens en ook de inhoud van de bureauladen nog aan het inventariseren. Voor de rest is het dus nog even afwachten.’

‘Oké,’ neemt Ringeling het over. ‘Wij zijn intussen verdergegaan met het buurtonderzoek. We hebben gepraat met een paar marktkooplui die gisteren al weg waren. Maar daar kwam eigenlijk alleen maar uit dat niemand dat lijk heeft zien liggen of zien vallen. Christie Zeilmaker moet er ergens in de loop van de middag zijn komen te liggen.’

‘Komt dat overeen met de gegevens van de lijkschouwing?’ vraagt Zijlstra.

Van Amerongen knikt. ‘Bertels houdt het ook op een tijdstip tussen twee en vier uur ’s middags, afgaand op de graad van lijkverstijving toen hij het lichaam aantrof.’

‘Dan kan het dus zijn dat ze daar uren heeft gelegen,’ zegt Graanoogst hoofdschuddend. ‘Dat is toch wel triest.’

‘We hebben ook een paar buren uit het appartementenblok gesproken,’ vervolgt Ringeling. ‘Het blijkt dat Christie Zeilmaker regelmatig mannenbezoek ontving. Allerlei verschillende heren, type zakenman.’

‘Dat past wel bij het beeld van haar woning,’ constateert Zijlstra. ‘Een luxe koopflat met bijbehorende inrichting. En we zijn er waarschijnlijk achter hoe ze zich dat kon permitteren.’

‘Dat klopt.’ Graanoogst kijkt licht triomfantelijk de tafel rond. ‘Hendrick en ik zijn vanmiddag bij haar moeder in Krabbendijke geweest. Die vrouw woont daar heel eenvoudig met haar tweede man. En ze wist niet beter of haar Christie was een beursstudente Toeristenmanagement die op een zolderkamertje aan de Kleine Wittenburgerstraat woonde.’

Ter Schegget fluit tussen zijn tanden. ‘Zo, dus juffrouw Zeilmaker had een geheim leven.’

Graanoogst knikt. ‘Ze had weinig contact met haar ouders, omdat ze blijkbaar niet goed overweg kon met haar stiefvader. Maar haar moeder wist wel te vertellen dat haar dochter een bijbaantje had.’ Hij wacht even om het effect van zijn mededeling te verhogen. ‘Bij een modellenbureau. Fleurs de Lys.’

‘Fleurs de Lys?’ echoot Ringeling verbaasd. ‘Dat is toch een escortbureau?’

‘En niet het minste,’ weet de inspecteur. ‘Goed werk, mannen, dat geeft ons houvast voor het onderzoek. Gaan jullie daar naartoe?’

‘Morgenochtend komen de moeder en de stiefvader van het slachtoffer,’ vertelt Graanoogst. ‘Eerst voor de identificatie, daarna voor een gesprek hier op het bureau. Ze nemen ook gegevens mee over hun dochter.’

‘En daarna gaan we een bezoekje brengen aan Fleurs de Lys,’ vult Zijlstra aan.

Graanoogst kijkt naar zijn twee vrouwelijke collega’s. ‘Dan wilden we jullie vragen om alles rond Christine Maria Zeilmaker na te trekken: is ze nog ingeschreven op de universiteit, krijgt ze nog een beurs, hoe zit het met dat adres aan de Kleine Wittenburg, dat soort dingen. En informeer vooral ook even bij onze vrienden van de Belastingdienst.’

‘Komt voor elkaar,’ zegt Ringeling en ze wisselt een blik met haar partner.

Ter Schegget staat op. ‘Mooi. Dan wil ik graag morgen aan het begin van de middag een verslag van jullie alle vier. Tegen die tijd zal er ook wel meer bekend zijn van de TR.’

De anderen pakken hun spullen bij elkaar en verlaten de kamer van de inspecteur.

Graanoogst kijkt verbaasd op als hij merkt dat zijn partner als laatste achterblijft. Hij draait zich om bij de deur.

Inderdaad blijft Zijlstra even drentelen, zodat hij kan vragen: ‘Zeg, Albert, is er al iets bekend over de mogelijke opvolger van Leo?’

‘Jij wilt hem wel heel graag weg hebben, hè?’ antwoordt Ter Schegget, niet zonder venijn. ‘Maar nee, er is bij mijn weten nog niemand aangesteld. Ik heb begrepen dat Van Vloten deze week gesprekken voert met een paar kandidaten van andere bureaus in de regio. Maar daar worden verder vanzelfsprekend geen mededelingen over gedaan.’

‘Vanzelfsprekend,’ beaamt Zijlstra en voegt zich bij Graanoogst. ‘Tot morgen dan.’

Ter Schegget keert zich zonder terug te groeten naar zijn bureau.

‘Wat was dat nou?’ vraagt Graanoogst als ze op de gang buiten gehoorsafstand van de inspecteur zijn.

‘Niks,’ antwoordt Zijlstra zo luchtig mogelijk. ‘Ik ben gewoon nieuwsgierig.’

‘Ja, vast,’ bromt Graanoogst. Vorsend neemt hij zijn collega op. ‘Heb jij nog grote plannen voor vanavond, Oscar?’ informeert Zijlstra, terwijl hij zijn petje opzet.

‘Eten, tv-kijken met Henny en slapen. En jij?’

‘Hm, ik weet het nog niet.’ Zijlstra kijkt hem grijnzend aan. ‘Maar ik denk niet dat ik veel tv zal zien.’