Выбрать главу

Ik begon van mijn terugkeer te droomen. Ik zag mijn armen ouden oom op den drempel der pastorie weêr, mij de bevende armen toestekende; en achter hem stond Babet met vuurrood betraand en toch glimlachend gelaat. Ik wierp mij om hun hals en omhelsde hen onder het stamelen van onverstaanbare woorden.

Plotseling riep een tromgeroffel mij tot de vreeselijke werkelijkheid terug. De dageraad was doorgebroken, de grijze vlakte strekte zich in de ochtendnevelen uit. De grond verkreeg leven, van alle zijden rezen vage gedaanten op. De lucht werd van toenemend gedruisch vervuld, men hoorde trompet-signalen, het galoppeeren van paarden, het gerol van artillerie, het uitroepen van commando's. Te midden van mijn teederheidsdroom, rees de oorlog dreigend op.

Ik stond met inspanning op; het kwam mij voor dat mijne beenderen gebroken waren en dat mijn hoofd zou splijten. In allerijl verzamelde ik mijne manschappen; want ik moet hier aanstippen dat ik den rang van onderofficier had bereikt. Wij kregen al spoedig bevel links af te slaan en een kleinen heuvel te betrekken, die de vlakte overzag.

Op het oogenblik van oprukken, rende de kwartiermeester voorbij, met den uitroep:

"Een brief voor sergeant Gourdon!"

En hij wierp mij een verkreukelden, gevlekten brief toe, die misschien reeds sedert een week in de leêren zakken van de administratie der posterijen had geslingerd. Ik had nog slechts den tijd het schrift van oom Lazare te herkennen.

"Voorwaarts, marsch!" riep de commandant.

En ik moest wel meetrekken. Eenige seconden achtereen, hield ik mijn armen brief in handen, terwijl ik hem met de oogen verslond; hij scheen mijne vingers te branden, ik had alles ter wereld gegeven om mij neder te zetten en, onder het lezen daarvan, naar hartelust uit te weenen, maar ik moest mij wel tevreden stellen met hem onder mijn jas, tegen mijn hart aan, weg te steken.

Nooit had ik een dergelijke zielsangst gevoeld.

Om mij te troosten, herhaalde ik mij, wat mijn oom mij zoo dikwijls had gezegd: ik bevond mij in den zomer van mijn leven, op het uur van den heeten strijd, en wilde ik een vreedzamen en vruchtbaren herfst hebben, dan moest ik ook dapper mijn plicht volbrengen. Maar deze redeneering bracht mij nog slechts meer buiten mijzelven; die brief, die mij van geluk kwam spreken, verschroeide mijn hart, dat in opstand kwam tegen de razernij van den oorlog. En ik kon hem niet eens lezen! Ik ging misschien sterven, zonder te weten wat hij bevatte, zonder een laatste maal de goede woorden van oom Lazare te hebben opgevangen.

Wij waren aangekomen op den heuvel, en moesten daar het bevel afwachten voorwaarts te trekken. Het slagveld was prachtig uitgekozen om elkander zonder hinderpalen te vermoorden. De onmetelijke vlakte strekte zich, mijlen ver, volkomen naakt uit, zonder een boom of ook maar eene woning. Enkele heggen en wat struikgewas wierpen kleine vlekken op den witten grond. Nooit heb ik zulk een landschap weêrgezien, eene zee van stof, een krijtachtige bodem, die hier en daar gespleten, zijne bruine ingewanden vertoonde. En nimmer ook aanschouwde ik weder een hemel zoo verzengend helder, zulk een warmen Juli-dag, om acht uur verschroeide de in vuur gedompelde lucht ons reeds het gelaat. O! welk een prachtige morgen, en welk eene onvruchtbare vlakte, zoo goed berekend om er op te dooden en te sterven!

Sedert lang was het geweervuur losgebarsten, met zijn droog, onregelmatig gedruisch, begeleid door de ernstige stem der kanonnen.

De vijanden, Oostenrijkers in vale kleederen, hadden de hoogten verlaten, en de vlakte was overdekt met lange reeksen mannen, die mij niet grooter voorkwamen dan insecten. Men had hen kunnen houden voor een in beweging gekomen mierenhoop. Over het slagveld heen zwierven rookwolken. Van tijd tot tijd als deze wolken scheurden, bemerkte ik vluchtende soldaten, door een onweerstaanbaren angst aangegrepen. Er waren aldus stroomen van ontzetting, die de menschen medesleepten, opwellingen van schaamte en moed, die hen weder onder den kogelregen terugvoerden.

Het was mij onmogelijk de kreten der gekwetsten op te vangen, of het bloed te zien vloeien. Ik onderscheidde alleen, aan zwarte stippen gelijk, de dooden, welke de bataljons achterlieten. Vol nieuwsgierigheid begon ik de bewegingen der troepen gade te slaan, kregelig tegen den rook, die mij minstens de helft van het schouwspel onttrok, en er een soort zelfzuchtig vermaak in scheppende mijzelf in veiligheid te weten, terwijl de anderen omkwamen.

Tegen negen ure, liet men ons oprukken. Wij gingen met stormpas den heuvel af, om ons tot het omzwenkende centrum te begeven. Het regelmatig gedruisch onzer voetstappen, klonk mij als grafmuziek in de ooren. De dappersten onder ons waren bleek, hijgend en met afgematte trekken.

Ik heb mij voorgenomen de waarheid te zeggen. Bij het eerste kogelfluiten, bleef het bataljon eensklaps stilstaan, op het punt de vlucht te kiezen.

"Voorwaarts! voorwaarts!" riepen de chefs uit.

Maar wij waren als aan den grond genageld, en bogen het hoofd, zoodra er een kogel om onze ooren heensiste. Dit is eene instinctmatige beweging; indien de schaamte mij niet weerhouden had, zou ik mij voorover in het stof hebben geworpen.

Voor ons uit, zag men een groot gordijn van rook, waar wij niet doorheen durfden. Roode bliksemstralen doorkliefden dien rook, en nog altijd bleven wij sidderend stilstaan. Maar de kogels bereikten ons toch; de soldaten storten onder het slaken van een gebrul neder en de chefs riepen nog luider:

"Voorwaarts, voorwaarts!"

De achterhoede, die zij voortduwden, dwongen ons door te gaan, en de oogen sluitende, gehoor gevende aan eene nieuwe opwelling, trokken wij den rook binnen.

Eene hartstochtelijke woede had zich van ons meester gemaakt. Toen de kreet "Halt!" zich liet vernemen, hadden wij moeite stil te staan. Zoodra men roerloos blijft, keert de angst weder, gevoelt men het verlangen om op de vlucht te gaan.

Het geweervuur begon. Wij schoten voor ons uit, zonder te mikken, er eene zekere opluchting in vindende onze kogels door den rook te zenden. Ik herinner mij dat ik mijne schoten werktuigelijk loste, met opeengeklemde lippen en strakke oogen; ik was niet bang meer, want, om de waarheid te zeggen, wist ik niet of ik nog bestond. Het eenig denkbeeld dat mij door den geest zweefde, was dat ik voort zou schieten totdat alles afgeloopen was. Mijn linker buurman ontving een kogel vlak in het gelaat en stortte op mij neer; ik duwde hem op ruwe wijze van mij af, terwijl ik mijn gezicht afwischte, dat hij met zijn bloed overdekt had. En andermaal begon ik te vuren.

Ik herinner mij nog onzen kolonel, den heer de Montrevert, kalm en loodrecht te paard te hebben zien zitten, rustig de richting van den vijand uitkijkend. Die man kwam mij heldhaftig voor. Hij had geen geweer om hem afleiding te schenken, en zijn borst was in hare volle breedte boven onze hoofden blootgesteld. Van tijd tot tijd, sloeg hij de oogen neder en riep hij ons op drogen toon toe:

"Sluit de gelederen aan! Sluit de gelederen aan!"

Wij sloten de gelederen als schapen, over de dooden heenloopende, versuft, nog altijd schietende. Tot daartoe had de vijand ons slechts geweerkogels toegezonden; er weergalmde een dof geknetter en een kanonskogel nam vijf van onze manschappen weg. Eene batterij, die zich vlak tegenover ons moest bevinden en niet door ons kon worden gezien, had het vuur geopend. Haar kogels troffen de volle bende, bijna op dezelfde plaats, een bloedigen doortocht banende, die wij onophoudelijk, met de halsstarrigheid van wilde beesten, weder aanvulden.

"Sluit de gelederen, sluit de gelederen!" herhaalde de kolonel ijskoud.

Wij leverden menschenvleesch aan het kanon op. Bij elken soldaat die nederstortte, kwam ik eene schrede nader bij den dood, trad ik dicht bij de plek waar de kogels op doffe wijze snorden, telkens de mannen verpletterende, die aan de beurt waren om te vallen. De lijken stapelden zich te dier plaatse op, en weldra troffen de kogels nog slechts een hoop vermorseld vleesch; bij ieder nieuw kanonschot vlogen er stukken ledematen op. Wij konden de gelederen niet meer sluiten.

De manschappen brulden, zelfs de officieren werden medegesleept.