Выбрать главу

Birna keek op haar horloge. Wat mankeerde die man? Was die stomme seance soms uitgelopen? De boodschap was duidelijk genoeg geweest. Ze pakte haar mobieltje en scrollde door de sms’jes. Ja hoor, zo simpel als wat: ‘Kom @ grot @ 9 vanavond.’ Wat een onzin allemaal. Voordat ze haar telefoon weer in haar zak stak, controleerde ze nog even of ze hier echt geen ontvangst had. Dat was wel een van de vervelendste dingen van deze streek, dacht ze, slechte mobiele ontvangst.

Ze besloot terug te wandelen naar de grot. Misschien was hij daar. Hoewel de grot zich vóór aan het strand bevond, was het zicht zo slecht dat ze hem gemakkelijk over het hoofd had kunnen zien. Bovendien overstemde het gekrijs van de vogels alle andere geluiden, zodat ze hem mogelijk niet had horen aankomen. Terwijl ze liep keek ze goed waar ze haar voeten neerzette, want je kon gemakkelijk uitglijden op de stenen. Ze knerpten onder het gewicht van haar voeten. Hopelijk was hij inmiddels op andere gedachten gekomen. Ze had genoeg energie in deze hele kwestie gestoken. Niet dat ze werkelijk verwachtte dat hij van gedachten was veranderd, want hij was er absoluut tegen geweest. Maar mocht het toch het geval zijn, dan had ze dat aan zichzelf te danken. Ze had zich gewonnen gegeven en was met hem naar bed gegaan. Ze hoopte dat het ergens goed voor was geweest, want ze had er weinig plezier aan beleefd. Het was belangrijk om verschillende projecten achter de hand te hebben wanneer de concurrentie zich aandiende. Ook al had ze de buit zo goed als binnen, ze wilde zeker zijn van haar zaak, dus had ze het maar op de koop toe genomen. Wat maakte één vlugge wip ook uit, als ze de concurrentie ermee voor kon blijven? Ze zou in de hele stad en, belangrijker nog, bij al haar collega’s, het gesprek van de dag zijn. Bij die gedachte glimlachte Birna onwillekeurig.

Een ongewoon luid gekrijs vanaf het klif haalde haar uit haar overpeinzingen. Het leek wel alsof alle vogels in de lucht het gelijktijdig uitschreeuwden. Misschien wilden zij de wereld achter die mist aan hun bestaan herinneren. Birna zuchtte. Het begon koud te worden en ze trok haar anorak wat dichter om zich heen. Wat was dit trouwens voor zomer? Ze bereikte de grot, maar zag niemand. Voor alle zekerheid riep ze hardop zijn naam, maar er kwam geen antwoord. Tien minuten. Ze gaf hem nog tien minuten en dan ging ze weg. Dit was gewoon ongelooflijk lomp. De woede die ze voelde opborrelen verwarmde haar enigszins. Hoe durfde hij haar zo te laten wachten? Dit was wel even iets anders dan te laat zijn voor een afspraak in een café in Reykjavík. Daar kon ze nog wat in tijdschriften bladeren om de tijd te doden, maar hier was niets te doen. En hoe mooi de omgeving ook was, op dit moment viel er niets anders te zien dan mist.

Vijf minuten. Ze gaf hem niet meer dan vijf minuten. Ze wilde terug en bovendien moest ze verschrikkelijk nodig plassen. Opeens kwam er een eigenaardige gedachte bij haar op, die niets te maken had met het strand of het feit dat ze gedwongen was hier in de ijskoude mist te wachten. Het stemde haar opeens verdrietig dat ze niet meer had geleerd over de geologie van deze omgeving en andere delen van Snaefellsnes. Hoe was bijvoorbeeld Kirkjufell gevormd, de berg die haar zo fascineerde? Hij stond helemaal alleen in zee aan de noordkant van het schiereiland en ze wist voldoende van geologie om te weten dat hij niet vulkanisch was. Ze wilde dat ze beter had opgelet tijdens de lessen op school. Zodra ze thuiskwam zou ze het opzoeken, zoals ze zich de allereerste keer dat ze de berg had gezien al had voorgenomen.

Birna schrok op toen het geluid van de vogels weer toenam, schorre kreten van hoog op het klif waar ze tegenaan stond geleund. Ze huiverde en werd, niet voor de eerste keer, bevangen door een gevoel van onbehagen. Er was iets met deze plek. Niet alleen de voor de hand liggende dingen, zoals de rare snuiters die in het hotel werkten en zich de geestelijke assistenten van de gasten noemden. En de gasten zelf. Mafkezen, stuk voor stuk, maar niet zo erg als het personeel. Nee, er was hier iets heel anders mis. Iets wat langzaam maar zeker sterker was geworden, iets wat al bij haar eerste bezoek de kop op had gestoken en haar kippenvel op haar bovenarmen had bezorgd bij het zien van de muizenskeletjes. Inmiddels was het veranderd in een hardnekkig gevoel van onbehagen dat Birna niet echt thuis kon brengen. Het was niet die onzin over geesten die haar angst aanjoeg — ze was er vrij zeker van dat het hotelpersoneel die verhalen zelf verzon, hoewel Joost mocht weten waarom.

Ze rilde opnieuw, met opzet nu, in een poging het van zich af te schudden en zichzelf te vermannen. In wat voor idioot melodrama was ze terechtgekomen? Birna, die bij haar vrienden bekendstond als iemand die zo stevig met beide benen op de grond stond dat ze bijna saai was? Er was hier werk aan de winkel. Jónas wilde meer. Er bestond een grote markt voor hotels voor idioten, iets wat Birna beslist niet verbaasde. Wat haar wel verbaasde was hoeveel geld die idioten leken te hebben. Jónas stelde de accommodatie bepaald niet gratis tot hun beschikking; om nog maar niet te spreken over de ‘spirituele begeleiding’ door zijn medewerkers.

Birna probeerde te glimlachen bij de gedachte aan het gedrag van Eiríkur, de auradeskundige van het hotel, toen zij hier een week eerder was gearriveerd. Hij had haar bovenarm gegrepen en haar ingefluisterd dat haar aura zwart was. Ze moest uitkijken. De dood zat achter haar aan. Ze fronste bij de herinnering aan zijn slechte adem.

Er waren vijf minuten verstreken. Dit zou ze hem flink inpeperen. Ze had kunnen werken: er was zoveel te doen en haar tijd was kostbaar. Als ze het sms’je niet had gekregen, had ze deze tijd kunnen besteden aan de plannen voor het nieuwe gebouw, en misschien had ze inmiddels zelfs wel tot een afronding kunnen komen. Het gebouw moest geheel vrij komen te staan, op enige afstand van het hoofdgebouw. Om de een of andere reden was het haar nog steeds niet gelukt om tot een keuze voor de exacte locatie te komen. De plek die ze aanvankelijk had uitgekozen, had iets wat haar niet beviel. Nee, dat was het eigenlijk niet precies: er was iets aan de plek wat haar dwarszat, iets wat niet helemaal klopte, hoewel ze geen idee had wat het was. Misschien was het allemaal onzin; ze was doodmoe, na anderhalf jaar lang aan één stuk door te hebben gewerkt. Jónas wilde niet alleen een architect met het juiste sterrenbeeld, maar ook eentje die volledig in het project opging en hij had dan ook zonder een woord van protest geregeld dat zij hier kon verblijven. Ze had verschillende werknemers van het hotel gevraagd of zij iets vreemds zagen aan het stuk land, maar zonder resultaat. De meesten hadden de vraag beantwoord met een voor de hand liggende wedervraag: ‘Waarom kies je geen andere plek als je deze niet ziet zitten? Er is hier land genoeg.’ Maar ze begrepen haar niet. Zij wisten het een en ander van het belang van de stand van de sterren. Maar Birna wist waar gebouwen moesten staan. Dit was de plek; elke andere plek was uitgesloten.

Het vogelgekrijs nam weer in volume toe, maar Birna was te diep in gedachten verzonken om er acht op te slaan. Ze baande zich voorzichtig een weg tussen de rotsen door naar het grindpad aan het begin van het strand. Opeens bleef ze stokstijf staan luisteren. Ze hoorde geknerp op de kiezels achter haar. Ze wilde zich omdraaien, klaar om de woede te ventileren die ze had opgekropt sinds ze hier was aangekomen.