Выбрать главу

‘Hou ook van jou,’ zei hij slaperig beleefd. Toen drong pas goed tot hem door wat ze had gezegd, en hij zei: ‘Hield je dat voor je?’

‘Mm hmm.’

‘Je gaat tweehonderd lichtjaren ver met me mee omdat je de gedachte me te moeten laten gaan onverdraaglijk vindt?’

‘Jup.’

‘Slaapkamer half-licht,’ zei Louis. Zwak blauw licht vulde het vertrek.

Ze dreven een kleine halve meter van elkaar tussen de slaapplaten. Voor ze de ruimte ingingen hadden ze de kunstmatige huidkleur verwijderd en de haarkosmetica die vlaklanders gewoonlijk gebruiken. Het haar van Louis’ vlecht was nu sluik en zwart; zijn hoofdhuid was grijs van de haarstoppels. Zijn huidkleur zat tussen geel en bruin in, zijn ogen stonden niet merkbaar schuin; al met al een behoorlijke verandering van uiterlijk.

Teela had een even dramatische wijziging ondergaan. Haar haar was nu donker en golvend en ze had het achter haar hoofd bijeengebonden. Haar huid was bleek zoals van mensen die in het hoge noorden wonen. Haar ovale gezicht werd beheersd door grote bruine ogen en een kleine, ernstige mond; haar neus viel bijna niet op. In het slaapveld dreef ze als olie op water, volkomen ontspannen.

‘Maar je bent zelfs nog nooit op de Maan geweest!’

Ze knikte.

‘En ik ben niet de beste minnaar ter wereld. Dat heb je me zelf verteld.’

Weer knikte ze. Teela Brown kende geen terughoudendheid. Twee dagen en nachten lang had ze al niet gelogen, of de waarheid geweld aangedaan of zelfs maar een vraag ontweken. Louis had het zo doorgehad als ze het wel had gedaan. Ze had hem verteld over haar eerste twee liefdes: de eerste man had na een halfjaar geen belangstelling meer voor haar en de tweede, een neef, kreeg de kans om naar Kijknouwes te emigreren. Louis had haar maar weinig van zijn eigen wederwaardigheden verteld en ze scheen zijn terughoudendheid te accepteren. Maar zelf was ze volkomen open. En ze stelde de raarste vragen.

Waarom mij dan?’ vroeg hij.

‘Ik weet het niet,’ bekende ze. ‘Zou het het charisma kunnen zijn? Je bent een held, weet je.’

Hij was de enige mens die als eerste een buitenaards ras had ontmoet en nu nog in leven was. Zou hij zich ooit los weten te maken van die episode met de Trinocs?

Hij deed nog één poging. ‘Hoor nou eens ik ken de beste minnaar ter wereld. Vriend van me. Het is z’n hobby. Hij schrijft er boeken over. Hij heeft doctoraten in fysiologie en psychologie. De afgelopen honderddertig jaar is hij steeds —’

Teela hield haar handen voor haar oren. ‘Hou op,’ zei ze. ‘Hou op.’

‘Ik wil gewoon niet dat je ergens de dood vindt. Je bent er te jong voor.’

Op haar gezicht had ze de verbaasde blik, die verbaasde blik, de blik die aanduidde dat hij gewone Interwereldse woorden had samengevoegd tot een onzin zin. Harteboeienis? Ergens de dood vinden? Louis zuchtte binnensmonds. ‘Slaapkamerkernen samenvoegen,’ zei hij, en er gebeurde iets met het slaapveld. De twee stukken waar het evenwicht stabiel was, de anamoliën die ervoor zorgden dat Louis en Teela niet uit het veld vielen, schoven naar elkaar toe en versmolten. Louis en Teela volgden, gleden ‘omlaag’ tot ze tegen elkaar botsten en de armen om elkaar sloegen.

‘Ik had echt slaap, Louis. Maar het geeft niet …’

Denk maar eens goed na over privacy voor je je laat afdrijven naar dromenland. Ruimteschepen zijn doorgaans nogal kleinbehuisd en volgepropt.’

‘Bedoel je dat we niet met elkaar naar bed zouden kunnen gaan? Drigg, Louis, het kan me niet schelen of ze kijken. Het zijn buitenaardse wezens.’

‘Het kan mij wél schelen.’

Weer die verbaasde blik. ‘Als het nou geen buitenaardse wezens waren. Zou je er dan nog bezwaar tegen hebben?’

‘Ja, behalve als we ze erg goed kenden. Ben ik nu ouderwets?’

‘Een beetje.’

‘Weet je nog, die vriend over wie ik het net had? De beste minnaar ter wereld? Nou, die had een collega en die heeft me wat dingen geleerd die hij weer aan haar had geleerd. Hier heb je zwaartekracht voor nodig,’ voegde hij eraan toe. ‘Slaapkamerveld uit,’ en hun lichaamsgewicht keerde terug.

‘Je probeert het gesprek een andere kant op te sturen,’ zei Teela. ‘Ja. Ik geef het op.’

‘Best, maar onthoud één ding. Eén ding. Die poppenspeler, die vriend van je, had best eens vier rassen mee kunnen willen nemen in plaats van drie. Je zou heel goed nu een Trinoc in je armen hebben kunnen houden in plaats van mij.’

‘Wat een afschuwelijke gedachte. Zo, we doen dit in drie stadia. We beginnen met de dwarse positie …’

‘Wat is een dwarse positie?’

‘Dat zal ik je laten zien …’

Tegen de ochtend was Louis heel blij dat ze samen zouden gaan. Toen zijn twijfels terugkeerden was het te laat. Het was al een hele tijd te laat geweest.

De Buitenstaanders handelden in informatie. Ze betaalden een hoge prijs en verkochten tegen een hoge prijs, maar wat ze een keer kochten, verkochten ze keer op keer, want de hele draaikolk van de melkweg was het gebied waar ze handel dreven. In de menselijke invloedssfeer was hun krediet bij de banken nagenoeg onbeperkt.

Ze waren waarschijnlijk geëvolueerd op een koude, lichte maan van een gasreus, een wereld die heel veel leek op Nereïde, Neptunus’ grootste maan. Nu leefden ze in de open ruimten tussen de sterren, in schepen ter grootte van een stad die onderling zeer ingrijpende technologische verschillen vertoonden en voor hun aandrijving van allerlei methoden gebruik maakten, van fotonzeilen tot systemen die binnen de menselijke wetenschap onmogelijk waren. Als er binnen een planetair systeem potentiële klanten waren, en als er binnen het stelsel een geschikte wereld was, dan huurden de Buitenstaanders ruimte voor handelscentra, plaatsen waar ze zich konden ontspannen en wat uit konden rusten, voorraad depots.Vijfhonderd jaar geleden hadden ze Nereïde gehuurd. ‘En dat moet hun voornaamste handelsplaats zijn,’ zei Louis Wu. ‘Daarbeneden.’ Hij wees met een hand, terwijl hij met de andere het besturingsmechanisme van het transportschip vasthield.

Nereïde was een ijzig koude, rotsige vlakte in het heldere licht van de sterren. De zon was een dikke witte stip die evenveel licht gaf als op Aarde een volle maan en dat licht viel op een wirwar van lage muren. Er stcnden halfronde gebouwen en een stel schepen met stuwveldaandrijving voor het verkeer van de maan naar schepen in een baan eromheen; maar meer dan de helft van de vlakte was bedekt met die lage muren.

Spreker-tot-Dieren, zijn enorme gestalte vlak achter Louis, zei: ‘Ik zou wel eens willen weten waar dat doolhof voor dient? Verdediging?’

‘Zonnegebieden,’ zei Louis. ‘Buitenstaanders leven op thermo-elektriciteit. Ze liggen met hun hoofd in het zonlicht en met hun staart in de schaduw, en het verschil in temperatuur tussen die twee veroorzaakt een elektrische stroom. De muren moeten zorgen voor meer schaduwgrenslijnen.’

Nessus was gedurende de tien uur lange vlucht wat rustiger geworden. Hij draafde rond in het leefgedeelte van het schip, inspecteerde nu eens dit, dan weer dat, stak een hoofd en een oog in alle hoeken en leverde over zijn schouder commentaar en antwoorden op vragen. Zijn drukpak, een op de vreemdste plaatsen uitbollende ballon met een extra dikke bescherming over, de uitstulping waaronder zich zijn hersenen bevonden, zag er licht en comfortabel uit; de apparatuur voor regeneratie van lucht en voedsel was onwaarschijnlijk klein.

Hij had ze even een rare ervaring bezorgd, vlak voor het vertrek. Opeens had er muziek geklonken in het vertrek, complex en fraai, rijk aan tonen in mineur, bijna de droeve roep van een van seks dolgeworden computer. Nessus floot. Met zijn twee monden, rijk aan zenuwen en spieren die nu eenmaal nodig waren bij monden die tegelijk als handen dienst moesten doen, was de poppenbaas een wandelend orkest.

Hij had erop gestaan dat Louis vloog en hij had zoveel vertrouwen in Louis’ vaardigheden als piloot dat hij zich niet had vastgegespt. Louis vermoedde dat er speciale geheime apparaten waren die waakten over de veiligheid van de passagiers in dit door de poppenspelers gebouwde schip.