Maar de cabine was niet alleen primitief, hij was ook klein. Kunstmatige zwaartekracht had bestaan toen de Grote Gok werd gebouwd, maar zelfs in een schip met een diameter van meer dan anderhalve kilometer was geen ruimte geweest om de machines te plaatsen. Er was maar net genoeg plaats voor de piloot.
Instrumentenbord en massa-indicator, een keukenschuif, een vliegbank en een plek erachter waar je je in kon wringen als je diep in elkaar dook voor het lage plafond. Dat deed hij en hij schoof het wisselzwaard van de Kzin een meter uit.
Spreker-tot-Dieren kwam binnen, stil, vertraagd bijna. Hij klauterde zonder nog langzamer te gaan langs Louis heen, naar het hoger gelegen vertrek.
Dat was een ontspanningsvertrek voor de ene piloot van het schip geweest. Oefenmachines en een leesscherm waren verwijderd en drie nieuwe vliegbanken waren aangebracht: Spreker klom in één ervan.
Nu volgde Louis hem de ladder op, een hand op de sporten, in de andere het wisselzwaard, niet al te opzichtig, maar wel zichtbaar. Hij klapte het deksel van de bank neer en draaide een schakelaar om.
De vliegbank werd een ei met een oppervlak dat een spiegel was. Binnen het ei zou er geen tijd voorbijgaan tot Louis het stasisveld weer afzette. Als het schip een antimaterie asteroïde zou rammen, dan zou zelfs de Algemene Produkten romp uiteenvallen tot een wolk ionen, maar de vliegbank van de Kzin zou nog steeds een spiegel gelijk zijn.
Louis ontspande zich. Het leek allemaal veel op een rituele dans, maar het had wel degelijk een doel. De Kzin had een goede reden om het schip te stelen. Daar was door de tasp geen verandering in gebracht. Er moest Spreker geen kans worden gegeven toe te slaan.
Louis klom terug naar de stuurcabine. Hij draaide een wipschakelaar om, waarmee hij vanuit het schip kon spreken met de andere twee die daarbuiten in hun ruimtepakken stonden te wachten. ‘Kom er maar in.’
Iets meer dan honderd uur later had Louis het zonnestelsel achter zich gelaten.
Rozet
Er zijn bepaalde eigenaardigheden binnen de mathematica van de hyperruimte. Elke massa die in de Einsteiniaanse ruimte van voldoende grootte is, wordt door zijn eigenaardigheid omringd. Erbuiten kunnen schepen vliegen met een snelheid die groter is dan die van het licht. Er binnen verdwijnen ze als ze dat proberen. De Grote Gok was nu ongeveer acht lichturen van Sol verwijderd, en buiten de zone waarbinnen hyperreizen niet mogelijk was.
Louis Wu was in vrije val.
Zijn ballen voelden gespannen aan, zijn middenrif protesteerde, zijn maag trok samen. Dat zou wel voorbijgaan. En een paradoxale drang om te vliegen …
Louis had talloze malen in vrije val gevlogen, in de enorme, transparante bel van het Uitgaande Hotel dat om de maan van de Aarde draaide. Hier zou hij iets van vitaal belang kapotslaan als hij zijn armen eens flink uitsloeg.
Louis had al een voorgevoel van zijn onmiddellijke toekomst. Hét sleutelwoord voor hem voor de expeditie zou zijn: ongemak. De hemel diep in de ruimte zag er niet veel anders uit dan de nachtelijke hemel op de maan. In het zonnestelsel voegen de planeten weinig toe aan wat je met het blote oog kunt zien. Eén opmerkelijk heldere ster vlamde in het zuiden van de melkweg en die ster was Sol.
Louis bediende een stel vliegwielmanettes; de Grote Gok draaide rond en de sterren gleden onder zijn voeten langs. Zevenentwintig, driehonderdtwaalf, duizend rond — Nessus had hem deze coördinaten opgegeven vlak voordat Louis de vliegbank had dichtgeklapt. Dat was het punt waar de migratie van de poppenbazen zich bevond. En nu besefte Louis dat dat niet in de richting was van een van de beide Wolken van Magelhaen. De poppenspeler had hem iets voorgelogen.
Maar, dacht Louis, het was wel ongeveer tweehonderd lichtjaren hier vandaan. En het was een punt op de as van het melkwegstelsel. Misschien hadden de poppenspelers wel besloten om via de kortst mogelijke route het melkwegstelsel te verlaten, om vervolgens boven de draaikolk van de armen verder te reizen richting Kleine Wolk. Op die manier zouden ze interstellair puin vermijden: zonnen, stofwolken, opeenhopingen van waterstof …
Het maakte niet wezenlijk veel uit. Louis’ handen zweefden even boven het instrumentenpaneel, als was hij een pianist die op het punt stond met een concert te beginnen.
En kwamen neer.
De Grote Gok verdween.
Louis vermeed het om naar de transparante vloer te kijken. Hij was al opgehouden met zich af te vragen waarom al die transparante vlakken niet van een soort afscherming waren voorzien. Het zien van de Blinde Vlek had normale mannen gek gemaakt, maar er waren er ook die er tegen konden. De man die de Grote Gok lang geleden had bestuurd moest zo iemand zijn geweest.
In plaats van naar beneden te kijken keek hij naar de massaindicator: een doorzichtige bol boven het instrumentenpaneel, met een aantal blauwe lijntjes die in het midden bij elkaar kwamen. Deze was extra groot, ondanks de beperkte ruimte in de cabine. Louis liet zich achteroverzakken en keek naar de lijntjes.
Hij kon ze zien veranderen. Als hij naar een lijntje keek, kon hij het langzaam langs de bolling van de indicator zien schuiven. Het was ongebruikelijk, om de stuipen van te krijgen. Als een schip zich met de normale hyperaandrijvingssnelheid voortbewoog, bleven de lijntjes uren achtereen constant.
Louis vloog met zijn linkerhand naar de paniekknop.
De keukenschuif aan de rechterkant serveerde vreemdsmakende koffie en later een maaltijd die in zijn handen uit elkaar viel in aparte stroken vlees en kaas en brood en een soort blad. Het was wel duidelijk dat de autokeuken al honderden jaren geleden opnieuw geprogrammeerd had moeten worden. Radicale lijnen in de massa-indicatie werden groot, schoten omhoog als de secondewijzer op een horloge en verdwenen weer. Een vage blauwe streep onder aan de bol werd lang, en toen nog langer … Louis haalde de paniekschakelaar over.
Een rode reus die hij nog nooit had gezien vlamde onder hem. ‘Te snel!’ grauwde Louis. ‘Te drigg snel!’ In elk gewoon schip hoc fde je maar eens in de zes uur je massa-indicator te controleren. Op de Grote Gok durfde je nauwelijks een seconde je ogen dicht te doen!
Louis liet zijn ogen naar de helderrode schijf glijden en bezag de sterren erachter.
‘Drigg. Ik ben de bekende ruimte al uit!’
Hij liet het schip draaien om de sterren te kunnen zien. Een onbekende hemel stroomde onder hem langs. ‘Allemaal van mij, van mij!’ schaterde Louis en wreef zich in zijn handen. Als hij zo geïsoleerd was als nu, voorzag Louis in zijn eigen vermaak. De rode ster gleed weer in beeld en Louis liet hem nog een draai van negentig graden maken. Hij had zijn schip te dicht bij de ster laten komen, nu zou hij eromheen moeten.
Hij was toen anderhalf uur op weg.
Hij was drie uur op weg toen hij weer uit de hyperruimte kwam. Dat de sterren onbekend waren, bezorgde hem geen problemen. De sterren waren op het grootste deel van de Aarde niet te zien dank zij de verlichting van de steden, en Louis was een geboren en getogen vlaklander die op zijn zesentwintigste pas zijn eerste ster had gezien. Hij keek naar zijn instrumenten om er zeker van te zijn dat hij zich in een deel van de ruimte bevond waar geen obstakels waren, klapte toen panelen dicht over de instrumenten, en toen, eindelijk, rekte hij zich uit.
‘Poeh. M’n ogen lijken wel gekookte uien.’
Hij maakte het veiligheidsweb om zijn lichaam los, zodat hij kwam te zweven, en boog zijn linkerhand heen en weer. Drie uur lang had hij gevlogen, met die hand om de schakelaar voor hyperaandrijving. Van zijn elleboog tot de toppen van zijn vingers waren alle spieren verkrampt.
Onder aan het plafond bevonden zich beugels voor isometrische oefening. Louis ging aan het werk. Het ellendige gevoel verdween, maar hij was nog steeds moe.