Выбрать главу

Haar ogen zagen de kleine rozet toen hij wees. Het was nu iets dat kon worden gezien, een vijfhoek bestaande uit vijf witte sterren. Ze keek hen aan, haar ogen vol verraste vragen. De beweging zorgde ervoor dat ze een paar slagen in het rond tolde en Louis zag de uitdrukking op haar gezicht veranderen vlak voor ze de slurf inschoot.

Kemplerer rozetten waren tot daaraan toe. Maar vrijeval misselijkheid was héél iets anders. Louis keek toe hoe ze kleiner werd tegen een achtergrond van onbekende sterren.

Toen het deksel van de bank openging, zei Louis: ‘Maak geen onverwachte bewegingen. Ik ben gewapend.’

De uitdrukking op het oranje gezicht van de Kzin veranderde niet. ‘Zijn we er?’

‘Jah. Ik heb de fusie-aandrijving losgekoppeld. Je zou ’m nooit op tijd weer kunnen herstellen. En twee rode lasers staan op ons gericht.’

‘Als ik nou eens zou ontsnappen door hyper-aandrijving. Nee, dom van me. We moeten in de buurt van een massa zijn die daar te groot voor is.’

‘Er staat je een schok te wachten. Het zijn er vijf.’

‘Vijf? Werkelijk? Maar je hebt gelogen over de lasers, Louis. Schaam je.’

In ieder geval klom de Kzin kalm genoeg van zijn vliegbank. Louis volgde hem, zijn wisselzwaard gereed voor gebruik. In de luchtsluis bleef de Kzin opeens staan, geboeid door het schouwspel van een steeds groter wordende vijfhoek van sterren.

Hij kon geen beter ogenblik hebben uitgekozen.

De Grote Gok was op zijn hyper-aandrijving de ‘vloot’ van de poppenbazen genaderd en was een half lichtuur er voorbij gestopt, op een afstand dus die iets minder was dan de gemiddelde afstand tussen de Aarde en Jupiter. Maar de ‘vloot’ had een enorme snelheid, iets minder dan die van zijn eigen licht, zodat het licht dat de Grcte Gok bereikte van veel verder weg kwam. Toen de Grote Gok stopte, was de rozet te klein geweest om met het blote oog te kunnen zien; toen Teela de luchtsluis verliet was hij net zichtbaar. Nu was hij groot, indrukwekkend groot, en werd razendsnel groter.

Vijf lichtblauwe cirkels in een vijfkant breidden zich uit over de hemel, werden groter, breidden zich uit …

Eén flitsend ogenblik waren er vijf werelden om de Grote Gok heen. Toen waren ze verdwenen, niet langzaam vervagend, maar weg, omdat hun licht vergleed naar rood en vandaar de onzichtbaarheid in. En Spreker-tot-Dieren had het wisselzwaard in zijn handen.

‘Finagle’s ogen!’ ontplofte Louis. ‘Ben je dan helemaal niet nieuwsgierig?’

De Kzin dacht na. ‘Ik ben wel nieuwsgierig, maar mijn trots is veel sterker.’ Hij liet de rode bal tot aan het handvat terugschuiven en overhandigde toen het wisselzwaard aan Louis. ‘Een bedreiging is een uitdaging. Zullen we gaan?’

Het schip van de poppenspelers was een robot. Toen ze eenmaal de luchtsluis door waren, bleek het leefgedeelte te bestaan uit één groot vertrek. Vier vliegbanken, onderling al evenzeer verschillend als de personen voor wie ze waren bedoeld, lagen in een kring om een rechthoekige bak die zo te zien kon zorgen voor iets te eten en te drinken.

Er waren geen ramen.

Zwaartekracht was er wel, tot Louis’ grote opluchting. Maar het was niet helemaal de zwaartekracht van de Aarde en de lucht was ook iets anders. De druk was een tikje te hoog. En hij rook dingen. Geen onplezierige dingen, maar gewoon, vreemde dingen. Ozon, verbindingen van waterstof en koolstof, poppenspelers — tientallen poppenspelers — en andere geurtjes waarvan hij de herkomst wel nooit zou weten te achterhalen.

Er waren geen hoeken. De gebogen wand vloeide over in vloer en plafond; de vliegbanken en de rechthoekige bak in het midden zagen er allemaal uit alsof ze half gesmolten waren. In de wereld van de poppenbazen zou er niets hards of scherps zijn, niets waaraan je je huid kon openhalen of wat je een blauwe plek kon bezorgen.

Nessus lag languit op zijn bank. Hij leek wel geen botten te bezitten, zo lachwekkend, idioot comfortabel lag hij erbij.

‘Hij wil niets zeggen,’ lachte Teela.

‘Natuurlijk niet,’ zei de poppenspeler. ‘Ik zou alleen maar opnieuw hebben moeten beginnen als jullie kwamen. Jullie vragen je natuurlijk af hoe —’

‘Vliegende werelden,’ interrumpeerde de Kzin.

‘En Kemplerer rozetten,’ zei Louis. Een bijna onhoorbaar gezoem vertelde hem dat het schip zich in beweging had gezet. Hij en Spreker borgen hun bagage weg en gingen bij de anderen op de vliegbanken liggen. Teela overhandigde Louis een knijpbol met een rode, naar fruit smakende drank erin.

‘Hoeveel tijd hebben we?’ vroeg hij aan Nessus.

‘Een uur, dan landen we en krijg je de nodige informatie over onze uiteindelijke bestemming.’

‘Dat zou lang genoeg moeten zijn. Best, vertel het maar. Waarom vliegende werelden? Op de een of andere manier lijkt het me niet zo’n veilig idee om met werelden te gaan knikkeren alsof het kaatseballen zijn.’

‘O, maar dat is het wel degelijk, Louis.’ De poppenspeler was diep serieus. ‘Veel veiliger dan dit vaartuig, bijvoorbeeld, en dit vaartuig is heel veilig vergeleken met de meeste ruimteschepen die door de mens zijn ontworpen. En we hebben al een heleboel ervaring bij het transporteren van werelden.’

‘Ervaring! Hoe zijn jullie daaraan gekomen?’

‘Om dat uit te leggen zal ik het moeten hebben over warmte … en over geboortenbeperking. Zal je dan niet verlegen of boos worden?’

Ze maakten ontkennende gebaren. Louis was zo beleefd om niet te lachen; Teela lachte wel.

‘Je moet weten dat geboortenbeperking heel moeilijk is voor ons. We beschikken maar over twee methoden om ervoor te zorgen dat er geen nakomelingschap komt. De eerste bestaat uit een ingrijpende operatie. De tweede is volledige seksuele onthouding.’

Teela was geschokt. ‘Maar dat is afschuwelijk!’

‘Het is een handicap. Begrijp me niet verkeerd. De operatie is geen alternatief voor onthouding; het dient om ervoor te zorgen dat de betrokkene zich ook inderdaad onthoudt van seksueel contact. Tegenwoordig is het mogelijk om de toestand van voor de operatie te herstellen; vroeger was dat niet het geval. Slechts een kleine groep poppenspelers is bereid om zich aan deze operatie te onderwerpen.’

Louis floot. ‘Dat geloof ik graag. Dus jullie geboortenbeperking is helemaal afhankelijk van wilskracht.’

‘Ja. Onthouding heeft een aantal onprettige bijverschijnselen, daarin verschillen wij niet van andere rassen. Het gevolg is steeds overbevolking geweest. Een half miljoen jaar geleden waren er een half biljoen poppenspelers, gerekend naar de menselijke wijze van tellen. Voor een Kzin komt dat neer op —’

‘Mijn wiskunde is goed,’ zei de Kzin. ‘Maar deze problemen schijnen los te staan van het ongebruikelijke soort ruimteschip dat jullie gebruiken.’ Hij had geen kritiek, leverde alleen commentaar. Uit de rechthoekige bak in het midden had Spreker een kruik met twee handvatten gehaald die duidelijk van Kzinti-origine was en waar meer dan anderhalve liter in kon.

‘Toch niet, Spreker. Een half biljoen beschaafde wezens produceren behoorlijk wat warmte, juist dank zij die beschaving.’

‘Waren jullie zo lang geleden al beschaafd?’

‘Zeker wel. Welke barbaarse cultuur zou bestand zijn tegen een zo grote bevolking? We waren toen al geruime tijd door voor landbouw geschikt land heen en hadden ons gedwongen gezien twee werelden van ons zonnestelsel te terraformeren teneinde er voedsel op te kunnen verbouwen. Om dat te doen moesten we ze dichter bij onze zon brengen. Begrijp je?’

‘En toen deden jullie je eerste ervaring op met het verplaatsen van werelden. Natuurlijk hebben jullie gebruik gemaakt van robotschepen.’

‘Natuurlijk … Daarna vormde voedsel geen probleem meer. Ook ruimte om te wonen en te werken was geen probleem. We bouwden hoog, ook toen al, en we zijn gesteld op elkaars gezelschap.’