‘Kudde-instinct, natuurlijk. Ruikt daarom dit schip naar een kudde poppenspelers?’
‘Ja, Louis. Het is voor ons heel rustgevend om ons eigen soort te ruiken. In de tijd waar ik het nu over heb, was ons enige probleem warmte.’
‘Warmte?’
‘Warmte is een waardeloos bijprodukt van elke beschaving.’ Dat begrijp ik niet,’ zei de Kzin.
Louis, die het als vlaklander helemaal begreep, liet de verklaring van een en ander aan de poppenbaas over. (De Aarde was veel dichter bevolkt dan Kzin.)
‘Een voorbeeld. Je wilt toch ’s nachts wel een lichtbron, niet, Spreker? Zonder lichtbron moet je slapen, of je nu betere dingen te doen hebt of niet.’
Dat ligt voor de hand.’
‘Ga er nu eens vanuit dat het een perfecte lichtbron is, dus een die alleen straling afgeeft in de spectrums die door een Kzin kunnen worden gezien. Toch wordt alle licht dat niet ontsnapt door het raam, door muren en meubilair geabsorbeerd. Het wordt verstrooide warmte.
Nog een voorbeeld. De Aarde brengt te weinig natuurlijk zoet water voort voor de achttien miljard bewoners. Zout water moet door fusie worden gedestilleerd. Een bijprodukt van dat proces is warmte. Maar onze veel dichter bevolkte wereld zou binnen een dag sterven zonder de destilleer-inrichtingen.
Een derde voorbeeld. Vervoer waarbij veranderingen in snelheid plaatsvinden brengt altijd warmte voort. Ruimteschepen met graan, afkomstig van onze landbouwwerelden, produceren warmte als ze de atmosfeer binnenkomen en verspreiden die in de lucht.
Bij het vertrek brengen ze nog eens warmte voort.’
‘Maar koelsystemen —’
‘De meeste soorten pompen alleen maar warmte rond en brengen daarbij zelf nog eens warmte voort.’
‘U-u-uh. Ik begin het te begrijpen. Hoe meer poppenspelers er zijn, hoe meer warmte er komt.’
‘Begrijp je dan ook dat de warmte van onze beschaving onze wereld onbewoonbaar dreigde te maken?’
Smog, dacht Louis Wu. Verbrandingsmotoren. Kernbommen en fusieraketten in de atmosfeer. Industrieel afval in de meren en oceanen. We hebben ons vaak genoeg half vermoord met ons eigen afval. Zou de Aarde nu soms sterven in haar eigen afvalhitte als de Verenigde Naties er niet geweest waren met hun maatregelen. ‘Ongelooflijk,’ zei Spreker-tot-Dieren. ‘Waarom gingen jullie niet weg?’
‘Wie zou zijn leven toevertrouwen aan de veelzijdige dood van het heelal. Alleen iemand als ik? Moeten we dan werelden koloniseren met poppenspelers die binnen hun samenleving als krankzinnig worden beschouwd?’
‘Stuur dan schepen met een lading bevroren, bevruchte ova. Laat de schepen besturen door krankzinnigen.’
‘Praten over seks geeft me een onprettig gevoel. Onze biologie is niet op dit soort methoden berekend, maar we zouden ongetwijfeld wel een dergelijk soort techniek kunnen ontwikkelen … maar waarom? Onze bevolking zou nog steeds even groot zijn en onze wereld zou nog steeds sterven in zijn surplus aan warmte.’ Teela onderbrak het gesprek met een irrelevante opmerking. ‘Ik wilde dat we naar buiten konden kijken.’
De poppenspeler was verrast. ‘Weet je dat zeker? Krijg je dan geen last van de angst dat je zult vallen?’
‘Op een schip van de poppenspelers?’
‘Eh — ja. Hoe dan ook, het gevaar wordt er door ons kijken niet groter op. Goed dan.’ Nessus zei iets in zijn eigen muzikale taal en het schip verdween.
Ze konden zichzelf en elkaar zien; ze konden vier vliegbanken zien die in het niets stonden en de rechthoekige bak in het midden. Al het andere was zwarte ruimte. Maar vijf werelden gloeiden in witte pracht achter Teela’s donkere haar.
Ze waren alle vijf even groot: zo’n twee keer de diameter van de volle Maan. Ze vormden samen een pentagram. Om vier van de vijf draaiden series kleine, felle lichtbronnen: kunstmatige zonnen die om de werelden heendraaien en geelwit licht afgaven. Deze vier waren allemaal even helder en zagen er ook hetzelfde uit: mistig-blauwe bollen, de contouren van de continenten op deze afstand niet te zien. Maar de vijfde …
Om de vijfde wereld draaiden geen kunstmatige zonnen. Die gloeide van zijn eigen licht, gloeide in stukken in de vorm van continenten en met de kleuren van het licht van de zon. Tussen die stukken was het zwart, een zwart dat paste bij het zwart van de ruimte eromheen, en dit zwart was ook vol sterren. Het zwart van de ruimte scheen continenten van zonlicht aan alle kanten te omvatten.
‘Ik heb nog nooit zo iets moois gezien,’ zei Teela met tranen in haar stem. En Louis, die heel veel dingen had gezien, was geneigd het met haar eens te zijn.
‘Ongelooflijk,’ zei Spreker-tot-Dieren. ‘Ik durfde het bijna niet te geloven. Jullie hebben je werelden meegenomen.’
‘Poppenspelers stellen geen vertrouwen in ruimteschepen,’ zei Louis afwezig. Even streek er een kille gedachte langs hem heen: hij had dit kunnen missen, de poppenspeler had iemand anders in zijn plaats kunnen kiezen. Hij had kunnen sterven zonder de rozet van de poppenspelerswerelden te zien …
‘Maar hoe?’
‘Ik had al uitgelegd,’ zei Nessus, ‘dat onze beschaving stervende was aan zijn eigen surplus warmte. Totale omzetting van energie had ons verlost van alle afvalprodukten van de beschaving, alleen van dit niet. We hadden geen keus: onze wereld moest verder van zijn zon vandaan worden gebracht.’
Was dat niet gevaarlijk?’
‘Heel gevaarlijk. Dat jaar waren er veel krankzinnigen, daarom is het ook beroemd geworden in onze geschiedenis. Maar we hadden een reactieloze, inertieloze aandrijving gekocht van de Buitenstaanders. Jullie mogen raden hoeveel ze ervoor vroegen. We betalen ze nog steeds af. We hadden twee landbouwwerelden verplaatst, we hadden ook geëxperimenteerd met andere, onbruikbare werelden van ons stelsel, dat laatste met behulp van de aandrijving van de Buitenstaanders.
Hoe dan ook, we hebben onze wereld verplaatst.
Duizenden jaren later waren er een biljoen poppenspelers. Er was natuurlijk nu weinig zonlicht en daarom moesten we overdag onze steden verlichten, wat resulteerde in meer warmte. Onze zon begon vreemd te doen en we kwamen tot de conclusie dat een zon eerder een risicofactor was dan iets waar je wat aan had. We verplaatsten onze wereld naar een positie op een tiende lichtjaar van de zon en gebruikten deze alleen nog maar als anker. We hadden de landbouwwerelden nodig en het zou gevaarlijk zijn geweest om onze wereld zo maar op goed geluk door de ruimte te laten dwalen. Anders zouden we helemaal geen zon nodig hebben gehad.’
‘Zo,’ zei Louis. Daarom heeft dus niemand ooit de wereld van de poppenspelers gevonden.’
‘Dat was gedeeltelijk de reden.’
‘We hebben elke gele dwerg in de bekende ruimte onderzocht en een stel daarbuiten ook nog. Wacht eens even, Nessus. Iemand zou toch de landbouwplaneten hebben gevonden? En nog wel in een Kemplerer rozet.’
‘Louis, ze waren aan het zoeken bij de verkeerde zonnen.’
‘Wat? Jij komt duidelijk van een gele dwerg.’
‘We zijn geëvolueerd onder een gele dwerg die wel wat lijkt op Procyon. Misschien weet je dat over vijfhonderdduizend jaar Procyon uit zal dijen tot het een rode reus wordt.’
‘Finagle’s zware hand! Is jullie zon een rode reus geworden?’
‘Ja. Kort nadat we klaar waren met het verplaatsen van onze wereld begon onze zon aan zijn expansie. Jouw voorouders waren toen nog bezig elkaar de hersens in te slaan met antilopebotten. Toen jullie je begonnen af te vragen waar onze wereld was, zochten jullie de verkeerde omloopbanen om de verkeerde zonnen af. We hadden geschikte werelden uit naburige planetenstelsels gehaald en beschikten toen over vier landbouwwerelden die we in een Kemplerer rozet hadden geplaatst. We moesten ze allemaal tegelijk verplaatsen toen onze zon begon te expanderen, en ze moesten ook worden voorzien van extra ultraviolet om de verschuiving naar rood te compenseren. Je zult nu wel begrijpen dat toen het ogenblik aanbrak om dit melkwegstelsel te verlaten, nu tweehonderd jaar geleden, we daar goed op waren voorbereid. Wij hadden een ruime ervaring in het verplaatsen van werelden.’ De rozet van werelden was al een poosje steeds groter geworden. Nu gloeide de wereld van de poppenspelers onder hun voeten, gleed omhoog, verder omhoog, om hen te omvatten. Verspreide sterren in de zwarte zeeën waren groter geworden en bleken nu honderden kleine eilandjes. De continenten brandden als zonnevuur.