Выбрать главу

Chirons antwoord kwam niet als een verrassing.

‘Het is een ster met een ring eromheen,’ zei de poppenspeler. ‘Een ring van een vaste materie. Een niet natuurlijk iets.’

Teela klapte in haar handen en begon te giechelen. Na een paar tellen wist ze het gegrinnik te smoren en heel plechtig te kijken,

maar haar ogen schitterden. Louis begreep het helemaal. Hij voelde even iets van hetzelfde plezier. De zon met ring was zijn/ haar eigen stuk speelgoed: iets nieuws in een al te geciviliseerd heelal.

‘U weet nu,’ zei Chiron, ‘dat we de afgelopen tweehonderdvier jaren, naar uw Aardse telling, langs de as van het melkwegstelsel naar het noorden zijn getrokken. In Kzin-jaren —’

‘Tweehonderdzeventien.’

‘Ja. Al die tijd hebben wij natuurlijk steeds de ruimte voor ons in het oog gehouden om te zien of er gevaar dreigde, of we op iets onverwachts dreigden te stuiten. We wisten al dat ster Ec1752 een ring had, een ring die bestond uit een ongebruikelijk dichte, smalle band van donkere materie. We gingen er vanuit dat de ring bestond uit stof of rots, al was hij verrassend regelmatig van vorm.

Negentien dagen geleden ongeveer kwam onze vloot van werelden op een punt waarop de ring de ster zelf verduisterde. We zagen toen dat de ring scherp begrensd was. Nader onderzoek toonde aan dat de ring niet bestaat uit gas of stof, zelfs niet uit asteroidale rots, maar uit een strook vaste materie met een zeer hoge spankracht. We waren natuurlijk doodsbenauwd.’

Waaruit hebt u die spankracht kunnen afleiden?’ vroeg Spreker. ‘Spectro-analyse en frequentieverschuivingen gaven ons een relatief verschil in snelheden. De ring draait duidelijk om zijn zon heen met een snelheid van twaalfhonderddertig kilometer per seconde, wat snel genoeg is om de zuiging van de zwaartekracht van de zon te weerstaan en bovendien te zorgen voor een middelpuntzoekende versnelling van 9,94 meter per seconde. Bedenk eens hoe groot de spankracht van dit bouwsel moet zijn geweest om ervoor te zorgen dat het niet desintegreerde onder zo’n kracht!’

‘Zwaartekracht,’ zei Louis.

‘Blijkbaar.’

‘Zwaartekracht. Een tikje minder dan op Aarde. Er woont daar iemand, aan de binnenkant van die ring. Hoei,’ zei Louis, want nu begon het pas goed tot hem door te dringen, en de haartjes langs zijn ruggegraat gingen recht overeind staan. Hij hoorde het zwiepende geluid waarmee de staart van de Kzin heen en weer sloeg. Het was niet de eerste keer dat de mens op wezens was gestuit die machtiger waren dan hij. Tot op heden had de mens geluk gehad…

Opeens stond hij op en liep naar de wand van de koepel. Dat ging niet. De ring en de ster weken, tot hij een glad oppervlak beroerde. Maar hij zag wel iets dat hij daarvoor niet had gezien. De ring was geblokt. Langs de blauwe rug waren er op regelmatige afstanden regelmatig gevormde rechthoeken.

‘Kunt u ons een beter beeld geven?’

‘We kunnen het groter maken,’ zei de alt. De K9 ster schoot naar voren en dook toen vlammend naar rechts, het beeld uit, zodat Louis neerkeek op het door de zon verlichte binnenste van de ring. Het beeld was vaag, maar hij kon gokken: die lichtere, witte stukken konden wel eens wolkenvelden zijn, de donkerblauwe stukken zouden land kunnen zijn en die lichterblauwe zee.

Maar de stukken waar geen zonlicht was, waren heel goed te zien. De ring scheen uit rechthoeken te bestaan: een lange streep gloeiend lichtblauw, dan een kortere streep diep marineblauw, weer gevolgd door een lange streep lichtblauw. Streep-punt-streep.

‘Die schaduwen worden door iets veroorzaakt,’ zei hij. ‘Iets dat in een baan tussen zon en ring draait?’

‘Inderdaad, ja. Twintig rechthoekige voorwerpen in een Kemplerer rozet, veel dichter bij de zon. We weten niet waarvoor ze dienen.’

‘Dat is niet zo vreemd. Het is te lang geleden dat jullie een zon hebben gehad. Die ronddraaiende rechthoeken moeten zorgen voor een scheiding tussen dag en nacht. Anders zou het altijd midden op de dag zijn op de ring.’

‘U zult nu wel begrijpen waarom we uw hulp hebben ingeroepen. Uw inzichten, anders dan de onze dank zij uw andere achtergrond, moesten wel waardevol zijn.’

‘Uh huh. Hoe groot is de ring? Hebt u hem diepgaand bestudeerd? Hebt u robotverkenners gestuurd?’

‘We hebben de ring zo goed mogelijk bestudeerd, zonder snelheid te verminderen en zonder op een andere manier de aandacht te trekken. Natuurlijk hebben we geen gebruik gemaakt van robot-verkenners. Die zouden op afstand moeten worden bestuurd door hypergolven en anderen, de bewoners van de Ring bijvoorbeeld, zouden kunnen nagaan dat ze van ons afkomstig waren.’

‘Een hypergolf-signaal is niet te traceren. Theoretisch onmogelijk.’

Misschien hebben diegenen die de ring hebben gebouwd wel andere theorieën ontwikkeld.’

‘Mmm.’

‘Maar we hebben de ring wel met andere instrumenten bestudeerd,’ ging Chiron verder en terwijl hij dat zei, veranderde het panorama op de wand van de koepel in iets met alleen zwart en wit en grijstinten. Contouren verschoven en trilden. ‘We hebben foto’s en holo’s genomen in alle elektromagnetische frequenties. Als dat u interesseert —’

‘Veel details zijn er niet op te zien.’

‘Nee. Het licht wordt te veel afgebogen door zwaartekrachtvelden en zonnewind en tussen ons en de ring liggende gas en stofwolken. Onze telescopen kunnen geen nadere details ontdekken.’

‘Dus jullie zijn eigenlijk niet zoveel te weten gekomen.’

‘Ik zou zo zeggen dat we een heleboel te weten zijn gekomen. Er is iets dat ons voor raadsels stelt. Blijkbaar houdt de ring bijna veertig procent tegen van de neutrino’s die hem treffen.’

Teela keek alleen maar verward, maar Spreker maakte een verrast geluid en Louis floot, heel zacht.

Dat elimineerde alles.

Gewone materie, zelfs de ontzettend gecomprimeerde materie in de kern van een ster, hield bijna geen neutrino’s tegen. Een neutrino had een kans van 50 procent om door een loodlaag van een paar lichtjaren dik te komen.

Een voorwerp dat zich in een Slavendrijver-stasisveld bevond, reflecteerde alle neutrino’s. Een romp van de Algemene Produkten Unie ook.

Maar niemand kende een materiaal dat veertig procent tegenhield en de rest doorliet.

‘Iets nieuws dus,’ zei Louis. ‘Chiron, hoe groot is die ring? Hoe massief?’

‘De massa van de ring is tweemaal tien tot de dertigste macht in grammen, de straal is één punt tweeënvijftig maal tien tot de achtste macht in kilometers, de afstand van rand tot rand bedraagt één punt vijftig maal tien tot de zesde macht in kilometers.’ Louis voelde zich niet zo erg thuis met al die machten van tien. Hij probeerde het zich in een plaatje voor te stellen. Een breed kerstlint, zoals ze gebruiken om cadeautjes in te pakken, de twee uiteinden aan elkaar bevestigd zodat je een cirkel kreeg. De zon in het midden. De ring had een straal van honderdvijfendertig miljoen kilometer — de totale lengte was dus zo rond de negen-honderd miljoen kilometer — maar hij was maar anderhalf miljoen kilometer breed. De massa was iets groter dan die van de planeet Jupiter …

‘Op de een of andere manier lijkt me dat niet massief genoeg,’ zei hij. ‘Iets dat zo groot is zou evenveel moeten wegen als een behoorlijke zon.’

De Kzin was het met hem eens. ‘Je krijgt het lachwekkende idee dat miljarden wezens proberen te leven op een constructie die niet dikker is dan boekfilm.’

‘Uw intuïtie geeft u een onjuiste gedachte in,’ zei de poppenbaas met de zilveren krullen. Denk eens aan de dimensies. Als de ring bijvoorbeeld een strook rompmetaal was, dan zou hij ongeveer vijftien meter dik zijn.’

Vijftien meter? Dat was moeilijk te geloven.

Maar Teela’s blik was naar het plafond gegleden en haar lippen hadden geruisloos maar snel bewogen. ‘Hij heeft gelijk,’ zei ze. ‘Wiskundig klopt het. Maar waar dient hij voor, die ring? Waarom zou iemand ooit zo’n ding bouwen?’