Выбрать главу

Ik moest wel bluffen. Zoek een partner voor me, zei ik, of ik trek mij terug uit de hele onderneming. Als ik me terugtrek dan doet de Kzin hetzelfde, zei ik. Ze waren woedend.’

Dat wil ik best geloven. Je moet toen in de manische fase zijn geweest.’

‘Ik zorgde dat ik erin kwam. Ik bedreigde ze met de ondergang van hun plannen, en ze capituleerden. Een onzelfzuchtige vrijwilliger, zei ik, moet erin toestemmen om met mij te paren als ik terugkeer van de ring.’

‘Prachtig. Mooi gezegd. En kreeg je je vrijwilligers?’

‘Eén van onze seksen is … eigendom. Nonsentient; stupide. Ik had maar één vrijwilliger nodig. Zij-die-leiden —’

Teela interrumpeerde. Waarom zeg je niet gewoon leiders?’

‘Ik had mijn best gedaan om het begrip in jullie terminologie weer te geven’ zei de poppenspeler. ‘Een wat preciezere vertaling zou zijn: zij-die-leiden-vanuit-de-achterhoede. Eén van hen wordt tot voorzitter gekozen, of tot woordvoerder of … de juiste vertaling voor zijn titel is hij-die-het-verst-in-de-achterhoede-is. En juist deze functionaris heeft mij aanvaard als zijn paringspartner. Hij zei dat hij niemand anders kon vragen om zijn zelfrespect op te offeren.’

Louis floot. ‘Dat is me nog es wat. Vooruit maar, doe maar benauwd, je hebt ’t verdiend. Je kunt maar beter nu bang zijn, nu het allemaal achter de rug is.’

Nessus bewoog zich even, en werd wat minder gespannen.

Dat voornaamwoord,’ zei Louis. ‘Daar zit ik mee in m’n maag. Of ik moet aan jou denken als een zij, of hij-die-het-verst-in-deachterhoede-is is een zij.’

‘Dat is niet erg kies van je, Louis. Je praat niet over seks met iemand van een andere planeet.’ Een hoofd kwam van tussen Nessus’ benen te voorschijn en keek Louis Wu afkeurend aan. ‘Jij en Teela zouden toch niet in mijn aanwezigheid paren?’

‘Geloof het of niet, we hebben het er wel eens over gehad, en Teela zei —’

‘Ik ben beledigd,’ zei de poppenspeler.

‘Waarom?’ vroeg Teela. Het hoofd dook schielijk weer weg. ‘O, kom daar nou uit! Ik zal je niks doen.’

‘Echt waar?’

‘Echt waar. Eerlijk. Ik vind je een schatje.’

De poppenspeler nam nu helemaal weer zijn normale houding aan. ‘Hoorde ik het goed dat je me een schatje noemde?’

‘Jawel.’ Ze keek naar de indrukwekkende oranje massa spierbundels die Spreker-tot-Dieren heette en zei edelmoedig: ‘En jij bent ook een schatje.’

‘Ik wil niet onvriendelijk zijn,’ zei de Kzin. ‘Maar zeg dat niet meer. Nooit meer.’

Teela keek of ze het niet helemaal begreep.

Daar stond een stoffige oranje heg, drie meter hoog en kaarsrecht,

voorzien van kobaltblauwe tentakels die slap neer hingen. Aan de tentakels te zien was de heg ooit vleesetend geweest. De heg was de rand van het park, en Nessus ging zijn groepje voor op weg daarheen.

Louis verwachtte ergens een opening in de heg, en was er niet op voorbereid toen Nessus er recht op toe liep. De heg week uiteen voor de poppenspeler en sloot zich weer achter hem.

Ze liepen achter hem aan.

Waar ze vandaan kwamen was de hemel hemelsblauw geweest, maar toen de heg zich achter hen had gesloten was de hemel zwart en wit. Tegen het zwart van de eeuwige nachthemel dreven wolken, die wit schitterden in het licht dat van onderen op hen scheen. Het licht van kilometers stad. Want daar bevonden ze zich nu in, en hij rees torenhoog op rondom hen.

Op het eerste gezicht was het enige verschil met de steden op Aarde het formaat. De gebouwen waren zwaarder, omvangrijker, uniformer; en ze waren hoger, ontzagwekkend hoog, zodat de hemel uit niets dan verlichte ramen en verlichte balkons bestond. Het zenit boven hen was niet meer dan een serie rechte, dunne, zwarte streepjes. Hier waren de rechte hoeken die ontbraken in het meubilair van de poppenspelers; hier, aan de gebouwen, waar een rechte hoek veel te groot was om een zorgeloze knie een blauwe plek te bezorgen.

Maar waarom had de stad zich niet even torenhoog boven het park afgetekend? Op Aarde waren er maar weinig gebouwen die boven de anderhalve kilometer uit kwamen. Hier was dat zo ongeveer het minimum. Louis sloeg er een slag naar: licht afbuigende velden om de randen van het park heen? Maar hij kwam er niet toe om het te vragen. Dit was nog wel het kleinste wonder van de stad van de poppenspelers.

‘Ons vaartuig bevindt zich aan de andere kant van het eiland,’ zei Nessus. ‘We kunnen er in een minuut of minder zijn als we gebruik maken van de stapschijven. Ik zal jullie laten zien hoe het gaat.’

‘Ben je nu weer in orde?’

‘Ja, Teela. Zoals Louis zegt: het ergste is achter de rug.’ De poppenspeler klikklakte lichtjes voor hen uit. ‘Hij-die-het-verst-in-de-achterhoede-is wordt mijn partner. Ik hoef alleen maar terug te komen van de Ringwereld.’

Het pad was zacht. Op het oog leek het van beton, doorspikkeld met stukken lichtgevend materiaal, maar het voelde aan als vochtige, sponsachtige grond. Ze liepen langs een hele serie gebouwen en kwamen toen op een kruispunt uit. ‘We moeten hierheen,’ zei Nessus, en wees met een van zijn hoofden. ‘Ga niet op de eerste schijf staan. Volg mij.’

In het midden van de open plek bevond zich een groot blauw rechthoekig gedeelte. Vier schijven lagen eromheen, een aan elke kant van de rechthoek. ‘Je mag wel op de rechthoek gaan staan,’ zei Nessus, ‘maar niet op de verkeerde schijven. Volg mij maar.’ Hij liep om de dichtstbijzijnde schijf heen, liep over de blauwe rechthoek, klikklakte de schijf er tegenover op, en verdween. Eén ogenblik lang stonden ze allemaal verbluft te kijken. Toen gilde Teela als een duivel en rende naar de schijf. En verdween. Spreker-tot-Dieren grauwde en sprong. Een tijger zou niet zo’n zelfde precies berekende sprong hebben kunnen maken. Toen stond Louis alleen.

‘Bij de Neveldemonen,’ zei hij verbaasd, ‘ze hebben open transfèrcabines hier.’

En hij liep naar voren.

Hij stond op een vierkant vlak, midden op het volgende kruispunt, tussen Nessus en Spreker in. ‘Je paringspartner is vooruit gerend,’ zei Nessus. ‘Ik hoop dat ze op ons wacht.’

De poppenspeler liep het vlak af naar een schijf, drie stappen verder. En verdween.

‘Wat een instelling!’ zei Louis bewonderend. Hij was alleen, want de Kzin was al achter Nessus aan. ‘Je hoeft alleen maar te lopen. Dat is alles. Drie stappen, en je bent een kruispunt verder. Het lijkt wel tovenarij. En je kunt net zo ver als je zelf wilt!’ Hij deed een paar stappen naar voren.

Hij had zevenmijlslaarzen aan. Hij draafde lichtjes op zijn tenen, en elke drie stappen verschoot de omgeving. De ronde aanduidingen op de hoeken van gebouwen moesten adrescodes zijn, zodat je zag wanneer je op je bestemming was. Dan liep je om de schijven heen naar waar je moest zijn.

Langs de straten zag hij winkels, die hij graag eens was binnen gegaan om te kijken wat er te zien was. Of waren het helemaal geen winkels, maar iets anders? Maar de anderen waren hem wel een paar ‘haltes’ voor. Louis kon ze zichtbaar-onzichtbaar zien worden aan het eind van dit canyon van gebouwen. Hij ging wat sneller draven.

Aan het eind van een stap stonden Nessus en Spreker voor hem, en versperden hem de weg.

‘Ik was bang dat je te ver zou doorschieten,’ zei Nessus. En hij ging de anderen voor naar links.

‘Wacht —’ Maar de Kzin was ook al verdwenen. Waar was Teela verdomme?

Ze moest al vooruit zijn gegaan. Louis sloeg linksaf en liep verder.

Met zevenmijlslaarzen. De stad schoot als een droom langs hem heen. Louis rende voort met in zijn hoofd visioenen van dansende suikerpruimen. Vrijpaden door de steden heen, de schijven in een andere kleur, tien kruispunten van elkaar. Lange afstandsschijven, honderdvijftig kilometer van elkaar, elke schijf middenin het centrum van een stad, en de aankomstvlakken zo groot als een heel kruispunt. Paden om oceanen over te steken: één stap, en je was op een eiland! Eilanden als stapschijf!