Nog één keer had hij kunnen genieten.
De Ringwereld, lichtblauw met witte strepen, marineblauw zonder details, werd groter onder hen. Eerst waren alleen maar details te zien van het wolkendek: stormen, parallelle formaties, wollige schapewolkjes, allemaal heel klein. Toen groter. Toen contouren van zeeën … de Ringwereld bestond voor ongeveer de helft uit water …
Nessus lag al op zijn bank, vastgegespt in zijn veiligheidsweb, beschermend om zichzelf heen gerold. Spreker, Teela en Louis Wu gespten zich vast en keken.
‘Je kunt maar beter kijken,’ zei Louis tegen de poppenspeler. ‘Later zou topografie wel eens belangrijk kunnen zijn.’
Nessus gehoorzaamde: een plat hoofd kwam tevoorschijn om het naar hen toe schietende landschap te bekijken.
Oceanen, gebogen bliksemstralen van een rivier, een bergketen. Geen teken van leven onder hen. Als je minder dan vijftienhonderd kilometer hoog was, zag je pas tekenen van beschaving. De Ringwereld raasde onder hen voorbij, griste hun details uit handen, bijna voor kon worden herkend wat ze waren. Maar details zouden onbelangrijk zijn; daarvoor werden ze te snel weer weggerukt. Ze zouden neerkomen in een onbekend, ongezien gebied. Geschatte intrinsieke snelheid van het schip: driehonderd kilometer per seconde. Meer dan genoeg om hen veilig buiten het stelsel te brengen als de Ringwereld er niet tussen was gekomen.
Het land schoot omhoog en naar opzij, met een snelheid van 1230 kilometer per seconde naar opzij. Een salamandervormige zee kwam van opzij op hen af, werd groter, was onder hen, was weg. Plotseling baadde het landschap in een fel violet licht!
De tijd stond stil.
De Ringvloer
Eén ogenblik licht, violetwit, fel als een flitslamp. Honderdvijftig kilometer atmosfeer, in één ogenblik samengeperst tot een sterhete kegel plasma, gaf de Leugenaar een harde klap tegen de neus. Louis knipperde met z’n ogen.
Louis knipperde met z’n ogen, en ze waren geland.
Hij hoorde Teela’s gefrustreerde, klaaglijke: ‘Drigg! We hebben alles gemist!’
En het antwoord van de poppenspeler: ‘Het ooggetuige zijn bij grote gebeurtenissen is altijd gevaarlijk, meestal pijnlijk, en vaak dodelijk. Als je al niet dankbaar bent voor je onbetrouwbare geluk, wees het dan voor het stasisveld.’
Louis hoorde dit alles en negeerde het. Hij voelde zich afschuwelijk duizelig. Zijn ogen probeerden een recht, horizontaal vlak te vinden …
De plotselinge overgang, van een angstaanjagende val naar een stabiele positie op de grond, zou al duizelingwekkend genoeg geweest zijn, maar de positie van de Leugenaar maakte een en ander nog erger. Op vijfendertig graden na stond het schip recht op zijn kop. En omdat de zwaartekracht binnen de romp nog volmaakt werkte, had ze het landschap op als een schuinstaande hoed.
De hemel was een hemel zoals je hem midden op de dag in een van de gematigde zones van de Aarde zou verwachten. Het landschap was verwarrend: glanzend vlak en doorschijnend, met in de verte roodachtig-bruine richels. Ze zouden naar buiten moeten gaan om het goed te zien.
Louis koppelde zijn veiligheidsweb los en kwam overeind.
Zijn evenwicht was maar wankel, want zijn ogen en zijn evenwichtsorgaan waren het oneens over waar nu onder was. Hij deed het kalmpjes aan. Langzaam. Ze hadden geen haast. De noodtoestand was voorbij.
Hij draaide zich om, en Teela stond in de luchtsluis. Ze had geen drukpak aan. De binnendeur gleed net dicht.
‘Teela!’ brulde hij. ‘Teela, gekke leucoto die je bent, kom eruit!’
Te laat. Ze kon hem onmogelijk hebben gehoord door de hermetische afsluiting heen. Louis dook naar de kasten toe.
De luchtsensors op de vleugel van de Leugenaar waren tegelijk met de rest van de meetapparatuur verdampt. Hij zou in een drukpak naar buiten moeten gaan en de sensors van het pak moeten gebruiken om te zien of de lucht van de Ringwereld veilig kon worden ingeademd.
Tenzij Teela in elkaar zakte en stierf voor hij buiten wist te komen. Dan had hij zekerheid.
De buitendeur ging open.
In de luchtsluis werd automatisch de kunstmatige zwaartekracht opgeheven. Teela Brown dook halsoverkop door de open deur, klauwde wanhopig naar een deurpost en wist die net lang genoeg vast te houden om de hoek waarin ze viel te veranderen. Ze kwam op haar billen terecht in plaats van op haar hoofd.
Louis klom in zijn drukpak, ritste de voorkant dicht, zette de helm op en maakte de klemmen vast. Buiten en boven hem was Teela overeind gekrabbeld, en wreef zich over de plek die in aanraking met de grond was gekomen. Ze haalde nog steeds adem, Finagle zij geprezen voor zijn geduld.
Louis ging de sluis in. Het had geen zin om de lucht van zijn pak te controleren. Hij zou zijn pak niet langer dragen dan de meetapparatuur nodig had om hem te vertellen of hij de lucht van de Ringwereld in kon ademen.
Hij herinnerde zich net op tijd de schuine positie van het schip en greep de deurpost beet toen de sluis openging. Toen de kunstmatige zwaartekracht uitviel draaide hij zich om, bleef een ogenblik aan zijn handen hangen, en liet zich toen vallen.
Zijn voeten schoten onder hem vandaan zodra ze de grond raakten. Hij kwam hard neer op zijn stuitbeentje.
De vlakke, grijzige, halfdoorzichtige materie onder het schip was ontzettend glad. Louis probeerde een keer overeind te komen en gaf het toen op. Zittend bestudeerde hij de meters op zijn borst. Zijn helm sprak hem toe met Sprekers sonore bromstem. ‘Louis.’
‘Ja.’
‘Is de lucht geschikt voor ons?’
‘Ja. Maar wel dun. Zeg anderhalve kilometer boven zeeniveau, Aard standaard.’
‘Zullen we naar buiten komen?’
‘Best, maar neem wel een touw mee de sluis in en bind het ergens aan vast. Anders komen we er nooit meer in. Pas op als je de grond raakt; het oppervlak hier is bijna zonder wrijving.’
Teela had geen last van de gladheid. Ze stond wat onhandig met haar armen over elkaar, en wachtte tot Louis zou ophouden met dat overdreven gedoe en zijn helm af zou zetten.
Dat deed hij. ‘Ik heb je iets te zeggen,’ zei hij. En hij hield een niet zachtzinnige toespraak.
Hij vertelde van de onzekere factoren bij spectro-analyse van een atmosfeer die twee lichtjaren van je af is. Hij vertelde over bijna onmerkbare giften, metaalverbindingen, en vreemd stof, organisch afval en katalysators die een verder geschikte atmosfeer kunnen vergiftigen en die alleen maar kunnen worden ontdekt door een luchtmonster te onderzoeken. Hij vertelde over misdadige zorgeloosheid en gruwelijke stommiteit; hij vertelde hoe stupide het was om vrijwillig je diensten als proefkonijn aan te bieden. Hij zei het allemaal voor Nessus en Spreker de luchtsluis uit waren.
Spreker kwam hand over hand naar beneden, landde op zijn voeten en deed een paar stappen, voorzichtig als een kat, in evenwicht als een danseur. Nessus kwam naar beneden door het touw beet te pakken met de monden van zijn twee hoofden. Hij kwam in een driepoot neer.
Als een van hen al merkte dat Teela uit haar gewone doen was, dan lieten ze daar niets van merken. Ze stonden onder de schuine romp van de Leugenaar en keken om zich heen.
Ze bevonden zich in een enorme ondiepe geul. De bodem ervan was half-transparant grijs, en volmaakt vlak en glad, net alsof het een reusachtige glazen tafel was. De begrenzingen, honderd meter links en rechts van het schip, waren zacht glooiende hellingen van zwarte lava. De lava scheen nog te bewegen en te golven voor Louis’ ogen. Hij moest nog steeds heet zijn, concludeerde hij, van de klap waarmee de Leugenaar was geland.
De lage lavawanden strekten zich achter het schip uit, steeds verder en verder, volmaakt recht, tot ze niet meer met het oog te zien waren.
Louis probeerde overeind te komen. Hij was de enige die moeite had met zijn evenwicht. Het lukte hem, maar hij kon zich niet verroeren en moest in wankel evenwicht blijven staan. Spreker-tot-Dieren trok zijn flitslichtlaser en vuurde op een punt naast zijn voeten. Ze keken naar de groene lichtpunt en zwegen. Geen geknetter van vaste materie die opging in rook. Geen spoor van stoom of rook. Toen Spreker de vuurknop losliet, was het licht meteen verdwenen, en de plek waarop hij had gevuurd gloeide niet na; er was zelfs niets aan te zien.