Het geluk van Teela Brown.
In de val
Spreker was praktischer: hij haalde de schakelaar voor de sirene over.
De multi-frequentie-gil ging maar door en door. Louis begon zich af te vragen of de poppenspeler er wel op zou reageren. Misschien net iets te vaak loos alarm geslagen …? Maar Nessus riep aclass="underline" ‘Ja? Ja?’, met het volume te hard. Hij had natuurlijk eerst naar beneden moeten lopen.
‘We worden aangevallen,’ zei Spreker. ‘Iets of iemand bestuurt op afstand cyclettes. Heb je suggesties?’
Je kon niet zeggen wat de poppenspeler dacht. Zijn lippen, twee keer zoveel als anderen hadden, los en breed, en van knobbels voorzien zodat ze als vingers dienst konden doen, bewogen voortdurend, maar zonder dat het iets betekende. Zou de poppenspeler kunnen helpen? Of zou hij volkomen in paniek raken?
‘Draai jullie intercoms om zodat ik kan zien waar jullie heengaan. Is een van jullie gewond?’
‘Nee, maar we zitten wel klem hier,’ zei Louis Wu. ‘We kunnen er niet uit springen, want we vliegen te hoog en we gaan te snel. We gaan recht op het Regeringscentrum af.’
‘Op het wat?’
‘Het Regeringscentrum. Die kluit verlichte gebouwen, weet je nog?’
‘Ja.’ De poppenspeler scheen na te denken. ‘Een stoorsignaal moet jullie stuursignalen overstemmen. Spreker, ik wil weten wat je instrumenten aangeven.’
Spreker las de gevraagde gegevens op, terwijl ze steeds dichter bij de lichten van het centrum van de conglomeratie kwamen. Louis kwam ertussen. ‘We vliegen nu over dat stuk stad met straatverlichting heen.’
‘Is het inderdaad straatverlichting?’
‘Ja, en nee. Alle ovale deuren van de huizen gloeien helder oranje.
Vreemd. Ik denk dat het doodgewone straatverlichting is, maar dat de energiebron met het verstrijken van de tijd zwakker geworden is, zodat de lichtsterkte is verminderd.’
‘Daar ben ik het mee eens,’ zei Spreker-tot-Dieren.
‘Louis, we gaan proberen iets te doen aan dat stoorsignaal. Koppel je cyclette aan de mijne.’
Louis deed wat hem werd gevraagd.
Zijn cyclette knalde tegen hem op, alsof hij door een reus tegen zijn achterste werd geschopt. Een ogenblik later viel de energie helemaal weg.
Noodballons barstten open, voor en achter hem. Het waren voorgevormde ballons, en ze sloten zich om hem heen als twee ineengevouwen handen. Louis kon zijn handen en zijn hoofd niet meer bewegen, laat staan een ander lichaamsdeel.
Hij viel.
‘Ik val,’ zei hij. Zijn hand, tegen het dashboard gedrukt door de ballons, rustte nog steeds op de koppelschakelaar. Louis wachtte nog even, nog steeds hopend dat het koppelcircuit zou gaan werken. Maar de bijenkorfhuizen kwamen te dichtbij. Hij schakelde terug op individuele besturing.
Er gebeurde niets. Hij viel nog steeds. Met een kalmte die puur valse moed vaas, zei Louis: ‘Spreker, probeer maar niet iets te doen met je koppelcircuit. Dat gaat niet.’ En omdat ze zijn gezicht konden zien, wachtte hij, met zijn gezicht onbeweeglijk en zijn ogen open, wachtte tot de Ringwereld hem dood zou meppen.
Opeens minderde de cyclette vaart, zodat de voorkant omhoog werd gedrukt. De hele cyclette draaide om, en Louis Wu kwam met vijf gee op zijn kop te hangen.
Hij verloor het bewustzijn.
Toen hij bijkwam, hing hij nog steeds met zijn hoofd omlaag, vastgehouden door de ballons. Zijn hoofd klopte en bonkte. Hij kreeg een vaag, idioot visioen van een Poppenkastman die vloekend probeerde de touwtjes te ontwarren, terwijl Louis Wu de marionet ondersteboven heen en weer zwierde boven het toneel.
Het zwevende gebouw was kort en breed en zag er nogal ingewikkeld uit. De onderste helft was een omgekeerde kegel. Toen de cyclettes er vlakbij waren, gleed een horizontale spleet open en ze schoten naar binnen.
Ze zweefden net het duister in toen Sprekers cyclette, die steeds dichter bij die van Louis was gekomen, zonder gerucht opeens omdraaide. Ballonnen knalden om Spreker heen open voor hij kon vallen. Louis fronste zijn voorhoofd, geërgerd maar toch ook op een zure manier tevreden. Hij was er al zo lang ellendig aan toe dat hij blij was met Sprekers gezelschap.
Nessus zei: ‘De omgekeerde houding waarin jullie je bevinden impliceert dat jullie worden vastgehouden door elektromagnetische velden. Die houden wel metaal vast, maar geen protoplasma, met als resultaat …’
Louis spande zijn spieren, maar probeerde niet echt om uit de omknelling los te komen: als hij zich bevrijdde van de ballonnen zou hij vallen. Achter hem gleed de opening weer dicht, voordat Louis’ ogen zich aan konden passen aan het duister. Hij zag niets van zijn omgeving, en kon er alleen maar naar raden hoever de vloer was.
Hij hoorde Nessus zeggen: ‘Kun je er met je hand bij?’
En Spreker: ‘Ja, als ik tussen de … Jauwrr! Je had gelijk. De kap is heet.’
‘Dan is je motor door iets van buitenaf doorgebrand. Jullie cyclettes zijn inert, dood.’
‘Maar goed dat mijn zadel hitte-isolerend is.’
‘Het is niet erg verbazingwekkend dat de Ringwerelders zo vaardig gebruik wisten te maken van elektromagnetische krachten. Zoveel andere dingen hadden ze niet: hyperaandrijving, stuwstralen, kunstmatige zwaartekracht …’
Louis had zijn ogen ingespannen om iets te zien, wat dan ook. Hij kon zijn hoofd draaien, heel langzaam, en zijn wang schuurde langs de ballon maar nergens was licht.
Hij wist met enige inspanning de ballon iets weg te duwen en tastte over het dashboard tot hij de schakelaar vond voor de koplampen. Hij wist zelf niet eens waarom hij verwachtte dat die het zouden doen.
De bundels licht, wit geconcentreerd licht, kaatsten in de verte tegen een gebogen wand.
Een stuk of tien, twaalf voertuigen hingen om hem heen, allemaal op dezelfde hoogte. Een paar waren niet groter dan een vliegwagen. Er was zelfs een soort vliegende vrachttruck met een transparante romp.
Ergens middenin dit zwevende geheel hing ook Sprekers cyclette.
De Kzin hing ook op zijn kop; zijn kale hoofd en harige oranje masker staken onder de ballons uit, en een kromme klauw was met geweld tussen de ballons gewrongen en rustte nu op de zijkant van de cyclette.
‘Goed,’ zei Nessus. ‘Licht. Ik stond op het punt om jullie dat te vragen. Begrijp je wat dit impliceert? Alle elektrische en elektro-magnetische circuits die werkten toen jullie werden aangevallen, zijn kapot. Sprekers cyclette, en waarschijnlijk de jouwe ook, Louis, werd voor een tweede keer aangevallen toen jullie hier binnenkwamen.’
‘En “hier” is een gevangenis, dat is vrij duidelijk,’ wist Louis uit te brengen. Zijn hoofd voelde aan als een waterballon die tot barstens toe is gevuld, en hij kon maar met moeite spreken. Maar hij kon de anderen niet al het werk laten doen, al bestond zijn aandeel daarin alleen maar uit speculeren over de technologie van de Ringwerelders terwijl hij met zijn hoofd omlaag hing. ‘En als het een gevangenis is,’ ging hij verder, ‘waarom is er dan hier geen derde destructwapen?’ Voor het geval we wapens hebben die werken. En die hebben we.’
‘Er is er ongetwijfeld een,’ zei Nessus. ‘Dat je koplampen het doen bewijst dat dat derde destructwapen niet werkt. De wapens zijn duidelijk automatisch, anders zou iemand jullie bewaken. Spreker zou zonder gevaar het graafwerktuig van de Slavendrijvers moeten kunnen gebruiken.’
‘Dat is goed nieuws,’ zei Louis. ‘Alleen heb ik zo ’ns om me heen gekeken …’
Hij en Spreker hingen ondersteboven in een zwevende Sargasso Zee. Hij zag drie archaïsche vlieggordels, een met de gebruiker er nog in. Het skelet was klein, maar dat van een mensachtig wezen. Op de witte botten was geen spoortje huid meer te zien. De kleding moest van goede kwaliteit zijn geweest, want daar waren nog resten van te zien: felgekleurde flarden, een haveloze gele cape, die recht naar beneden hing van de punt van de haak van het skelet.