Выбрать главу

De ballon zakte niet in elkaar. Eén kant spuwde twee tellen lang stof de ruimte in en verdween toen in een grote zucht. Spreker had de ballon geraakt met een straal van de desintegrator. ‘Finagle weet hoe je dat ding kunt richten,’ hijgde Louis. Hij begon te klimmen.

Het ging gemakkelijk zolang hij houvast had aan de stof. Lees: ondanks de uren die hij ondersteboven had doorgebracht, met al het bloed dat naar zijn hoofd was gestroomd, wist Louis de stof van de ballon vast te blijven houden. Maar de stof hield op in de buurt van de voetschakelaar, en de cyclette was door zijn gewicht half gedraaid, zodat hij nog steeds onderaan hing.

Hij trok zich tot vlak onder de cyclette op, en klemde zijn knieën om de stof heen om meer houvast te krijgen. Toen begon hij heen en weer te zwaaien.

Spreker-tot-Dieren maakte vreemde geluiden.

De cyclette zwaaide heen en weer, heen en weer, steeds verder. Louis ging er vanuit, dat moest hij wel, dat het meeste metaal aan de onderkant moest zitten. Anders zou de cyclette gewoon omdraaien en Louis zou, waar hij zich ook bevond, weer aan de onderkant hangen. Als de onderkant van de cyclette niet het zwaarst was geweest, zou Nessus deze onderneming niet hebben gesuggereerd.

De cyclette zwaaide ver uit. Louis werd misselijk, maar vocht tegen braakneigingen. Als zijn ademhalingswegen nu verstopt gingen zitten, betekende dat het einde.

De cyclette draaide een hele slag rond en hing toen weer ondersteboven. Louis graaide naar de andere kant, greep de andere kant van de ballon vast en hield die stevig beet.

De cyclette bleef draaien. Louis lag plat op zijn buik op de onderkant. Hij wachtte, bleef zich stevig vasthouden.

De inerte machine wachtte, aarzelde, rolde toen weer terug. Zijn maag kwam omhoog, en Louis verloor … wat? De late lunch van gisteren? Het kwam er krampachtig uit, in•grote, pijnlijke halen, dwars over het metaal en zijn mouw heen, maar hij verschoof niet meer dan een paar centimeter.

De cyclette bleef deinen als de zee. Maar Louis hield zich stevig vast. Tenslotte durfde hij op te kijken.

Een vrouw stond naar hem te kijken.

Ze scheen volkomen kaal te zijn. Haar gezicht deed Louis denken aan de spandraad-sculptuur in de banketzaal van de Hemel. Het gezicht, en de uitdrukking erop. Ze was zo kalm als een godin of een dode vrouw. En hij wilde blozen, of zich verstoppen, of verdwijnen.

In plaats daarvan zei hij: ‘Spreker, iemand staat naar ons te kijken. Doorgeven aan Nessus.’

‘Een ogenblik, Louis. Ik ben even uit mijn gewone doen. Ik maakte de fout om naar jouw klimtocht te kijken.’

‘Oké. Ze is … ik dacht eerst dat ze kaal was, maar dat is ze niet. Een rand van haar hoofdhuid is behaard, over haar oren heen, twee randen dus, die aan de andere kant van de schedel bij elkaar komen.’ Hij zei niet dat het haar dik en donker was en langs een schouder viel toen ze zich iets voorover boog om naar Louis Wu te kunnen kijken, en ook niet dat haar schedel fijngevormd was, en ook niet dat haar ogen hem vastpenden als een olijf in de martini. ‘Ik denk dat het een Architect is, ze behoort 6f tot hetzelfde ras 6f kent dezelfde gebruiken. Heb je dat?’

‘Ja. Hoe kun je toch zo klimmen? Het leek wel of je spotte met de zwaartekracht. Wat ben jij, Louis?’

Louis klemde zich aan zijn dode cyclette vast en lachte. Het leek hem wel al zijn kracht te kosten. ‘Je bent een Kdaptist. Geef het maar toe.’

‘Ik ben wel als een Kdaptist opgevoed, maar ik ben er geen gebleven.’

‘Ja, dat zal wel. Heb je Nessus?’

‘Ja, ik gebruikte de sirene.’

‘Geef dan dit door. Ze staat ongeveer zeven meter van me vandaan. Ze staart me als een slang aan. Ik bedoel niet dat ze intens in me geïnteresseerd is, ik bedoel dat ze geen belangstelling heeft voor iets anders. Ze knippert met haar ogen, maar ze wendt haar blik niet af.

Ze zit in een soort cabine. Vroeger moet er aan drie kanten glas of zo iets in hebben gezeten, maar dat is weg, en wat er nog over is, is niet veel meer dan een paar treden en een platformpje. Ze zit met haar benen over de rand. Vroeger moeten ze zo naar de gevangenen hebben gekeken.

Ze is gekleed in … nou, ik kan niet zeggen dat ik erg dol ben op de stijl. Een overall, tot de knie en tot de elleboog, nogal bol hier en daar …’ Maar daarvoor zouden Nessus en Spreker wel geen belangstelling hebben. Het materiaal waarvan haar kleding is gemaakt is duidelijk synthetisch, en het is of nieuw of zelfreinigend en heel duurzaam. Ze …’ Louis onderbrak zichzelf omdat het meisje iets had gezegd — een korte zin.

Toen stond ze gracieus op en liep de trap op, uit het gezicht.

‘Ze is weg,’ zei Louis. Waarschijnlijk geen belangstelling meer.’

‘Misschien is ze teruggegaan naar de afluisterapparatuur.’

‘Daar heb je waarschijnlijk gelijk in.’ Als er een afluisteraar in het gebouw was, dan was het niet meer dan logisch dat zij het was. ‘Nessus vraagt of je, als de vrouw zich weer laat zien, je flitslicht-laser op zwak en breed wilt zetten, en haar duidelijk wilt laten zien dat je het gebruikt om iets mee te verlichten. Ik mag de des-integrator niet laten zien. De vrouw kan ons beiden waarschijnlijk doden door een schakelaar over te halen. Ze moet ons niet met wapens zien.’

‘Hoe kunnen we dan met de destructwapens afrekenen?’

Het duurde even voor Spreker het antwoord doorgaf. ‘Dat doen we niet. Nessus zegt dat hij iets anders gaat proberen. Hij is op weg hierheen.’

Louis liet zijn hoofd tegen het metaal zakken. De opluchting die hij voelde was zo groot dat hij niet eens nadacht over wat Spreker had gezegd tot de Kzin zei: ‘Het enige dat hij daarmee bereikt is dat we alle drie in dezelfde val komen te zitten. Louis, hoe kan ik hem van dat plan afbrengen?’

‘Zeg hem dat maar. Wat je net tegen mij zei. Nee, laat ook maar. Als hij niet wist dat het veilig zou zijn dan zou hij wegblijven.’

‘Hoe kan het nu veilig zijn?’

‘Ik weet het niet. Laat me nu maar rusten.’ De poppenbaas zou echt wel weten wat hij deed. Hij kon Nessus’ lafheid vertrouwen. Louis wreef zijn wang over het gladde, koele metaal.

Hij doezelde wat.

Hij was zich altijd wel fragmentarisch bewust van waar hij was. Als zijn cyclette even bewoog of trilde werd hij met wijd opengesperde ogen wakker, metaal tussen zijn knieën geklemd en stof tussen zijn handen. Zijn slaap was een voortdurende nachtmerrie. Toen er licht door zijn oogleden flitste, werd hij meteen wakker. Daglicht kwam door de horizontale spleet die hun tot deur had gediend. In dat felle licht was Nessus’ cyclette een zwart silhouet. De cyclette hing op zijn kop, en Nessus ook, maar de poppenspeler werd niet op zijn plaats gehouden door ballonnen, maar door een veiligheidsweb.

De opening gleed achter hem dicht.

‘Welkom,’ zei Spreker. Zijn stem klonk traag en slepend. ‘Kun je me omdraaien?’

Nog niet. Is het meisje al teruggekomen?’

‘Nee.’

‘Dat gebeurt nog wel. Mensen zijn nieuwsgierig, Spreker. Ze heeft ongetwijfeld nog nooit een Kzin of een poppenspeler gezien.’

‘Wat zou dat? Ik wil rechtop zitten,’ kreunde de Kzin.

De poppenspeler deed iets met zijn dashboard. Een wonder geschiedde: zijn cyclette draaide een halve slag en hing rechtop. Louis zei één woord: ‘Hoe?’

‘Ik zette alles uit toen ik besefte dat het stoorsignaal mijn cyclette beet had. Als het draagveld me niet had gegrepen, kon ik altijd nog mijn motoren aanzetten voor ik op de grond terechtkwam,’ zei de poppenspeler energiek. ‘En nu de volgende stap, die zou niet al te moeilijk moeten zijn. Als het meisje zich laat zien, moet je je vriendelijk gedragen. Louis, jij mag wel proberen seks met haar te hebben als je denkt dat dat mogelijk is. Spreker, Louis moet onze meester zijn, wij zijn dienaren. De vrouw is misschien wel xenofobisch; het zou voor haar een geruststellende gedachte zijn als ze kon geloven dat een menselijk wezen de leiding heeft.’