Выбрать главу

Raak deze zenuwen in die volgorde aan, en de persoon die je onder handen hebt, reageert zus-en-zo. De juiste soort kennis kan van een man een marionet maken…

• … marionet met Teela’s geluk aan de touwtjes …

Hij had het antwoord toen bijna. In ieder geval kwam hij er zo dichtbij dat hij niet van verbazing achterover viel toen het hem inviel.

Nessus en Halrloprillalar kwamen achterstevoren uit de vrieskamer lopen, het schoongemaakte karkas van een vogel zonder vleugels achter hen aanslepend. Nessus had een lap gepakt om het beest, dat groter was dan een mens, niet aan te hoeven raken… Toen hij Louis zag, liet zijn mond de enkel los, en Louis nam het trekken over, samen met Prill. Hij ontdekte dat hij beiden handen nodig had, net als zij. Hij beantwoordde de knik waarmee ze hem begroette en vroeg: ‘Hoe oud is ze?’

Nessus liet niet blijken dat de vraag hem verraste. ‘Ik weet het, niet.’

‘Ze is vannacht bij me gekomen.’ Maar dat maakte niets duidelijk: een poppenspeler zou geen flauw idee hebben van wat hij bedoelde. ‘Je weet toch dat dezelfde handeling die bij ons voor de voortplanting zorgt, ons ook tot vermaak dient?’

‘Dat wist ik, ja.’

‘Nou, daarmee hebben we ons beziggehouden. Ze is er goed in. Ze is er zo goed in dat ze er zo’n duizend jaar ervaring in moe hebben.’

‘Dat is niet onmogelijk. Prills beschaving kende een chemisch middel dat het leven nog beter in stand wist te houden dan jouw methusalixer. Vandaag de dag is dat middel waard wat degen die het bezit ervoor wil hebben. Eén dosis staat gelijk aan vijftig jaar jeugd.’

‘Weet je toevallig hoeveel doses ze heeft gehad?’

‘Nee, Louis. Maar ik weet wel dat ze hierheen gelopen is.’

Ze waren nu bij de trap die omlaag voerde naar het kegelvormig. cellenblok. De vogel sleepte achter hen aan, bonkte de treden af. ‘Hierheen gelopen is? Waar vandaan?’

‘Van de randmuur.’

Driehonderdduizend kilometer?’

‘Bijna.’

‘Vertel me het hele verhaal eens. Wat is er met ze gebeurd nadat ze aan de goede kant van de randmuur terechtgekomen waren?’

‘Dat zal ik Halrloprillalar moeten vragen. Ik weet niet alles.’ En de poppenbaas begon Prill te ondervragen. Bij stukjes en beetje kwam het verhaal eruit:

Ze werden door de eerste de beste groep wilden die ze tegenkwamen voor goden gehouden, en dat was daarna steeds opnieuw gebeurd.

Het loste één probleem netjes op. De bemanningsleden met hersenbeschadigingen ten gevolge van de terugslag van de half gerepareerde cziltang brone werden aan de goede zorgen toevertrouwd van de dorpen waar ze doorheen trokken. Als lokale godheid zouden ze goed worden behandeld, en omdat het idioten waren, zouden ze als goden relatief weinig schade kunnen aanrichten. De rest van de bemanning van de Pionier ging uit elkaar. Negen, onder wie ook Prill, trokken in tegendraaiwaartse richting. Prills woonplaats lag die kant op. Beide groepen waren van plan langs de randmuur te trekken en op zoek te gaan naar beschavingscentra, als die er nog waren. Beide groepen beloofden plechtig elkaar hulp te sturen als ze daartoe de mogelijkheid hadden.

Ze werden voor goden gehouden door iedereen die ze tegenkwamen, alleen door de andere goden niet. De Val van de Steden had niet iedereen gedood. Een aantal overlevenden werd krankzinnig. Zonder uitzondering maakten ze gebruik van het leven-verlengende middel als ze dat konden krijgen. Allemaal waren ze op zoek naar enclaves waar de beschaving had standgehouden of weer was opgebouwd. Niemand had eraan gedacht om zelf zo’n enclave te stichten.

Naarmate de bemanningsleden van de Pionier verder trokken, voegden zich meer overlevenden bij hen. De groep werd een eerbiedwaardig pantheon.

In elke stad troffen ze de verbrijzelde torens aan. Deze torens waren na het bewoonbaar maken van de Ringwereld gebouwd, maar duizenden jaren voor de vervolmaking van het elixer. Het elixer had latere generaties voorzichtig gemaakt. Wie zich dat kon permitteren bleef gewoon een eind uit de buurt van de zwevende gebouwen, tenzij je een overheidsfunctionaris was. Dan installeerde je beveiligingsapparatuur of energiegeneratoren.

Een paar van de zwevende gebouwen zweefden nog. Maar de meeste waren neergestort in het hart van de steden, allemaal tegelijk, toen de laatste krachtstraalontvanger het begaf.

Een keer trof het pantheon een voor een deel gereciviliseerde stad aan. Alleen in de buitenwijken woonden mensen. Voor god spelen zou hier niet werken. Ze ruilden een fortuin aan elixer in tegen een bus met eigen energievoorziening die het nog deed. Pas veel later vonden ze weer iets dat op beschaving leek. Toen waren ze al te ver. Ze waren alle hoop kwijt, en de bus was kapot. In een halfvernielde stad, te midden van andere overlevenden van de Val van de Steden, kwam het grootste deel van het pantheon gewoon tot staan.

Maar Prill had een kaart. De stad waar ze was geboren, lag rechtstreeks aan stuurboord. Ze haalde een man over om met haar mee te gaan, en ze gingen op weg.

Ze speelden voor god. Na verloop van tijd kregen ze genoeg van elkaar, en Prill ging alleen verder. Als haar god-zijn niet genoeg was, verhandelde ze kleine hoeveelheden elixer, als ze niet anders kon. Als ze wel anders kon …

‘Ze kon op nog een andere manier macht uitoefenen over mensen,’ zei Nessus. ‘Ze heeft het me proberen uit te leggen, maar ik begreep haar niet.’

‘Ik wel, geloof ik,’ zei Louis. ‘Het zal d’r nog wel aardig gelukt zijn ook. Ze heeft haar eigen equivalent van een tasp.’

Ze moest volkomen krankzinnig zijn geweest toen ze haar stad eindelijk bereikte. Ze nam haar intrek in het gelande politiebureau. Honderden uren had ze nodig voor ze wist hoe de machines ervan werkten. Een van de eerste dingen die ze wist te bereiken was het gebouw in de lucht te krijgen, want de toren, hoewel voorzien van een eigen energiebron, was na de Val van de Steden geland.

‘Er was apparatuur om bestuurders van wagens die de verkeersregels overtraden naar het politiegebouw te trekken,’ zei Nessus. ‘Die zette ze aan. Ze hoopte iemand te pakken te krijgen zoals zij, iemand die de Val van de Steden had overleefd. Ze ging er vanuit dat als hij in een wagen vloog, hij ook beschaafd moest zijn.’

‘Waarom wil ze hem dan hopeloos in de val zien, die wagen van ’m in een zee van verroest metaal zien hangen?’

‘Alleen maar voor het geval dat, Louis. Het is een aanwijzing dat haar gezonde verstand terug begint te komen.’

Louis keek met gefronst voorhoofd neer op het cellenblok onder hen. Ze hadden het karkas van de vogel op een in elkaar gedrukte metalen wagen laten zakken, en Spreker had het meegenomen naar zijn cel. ‘We kunnen dit gebouw lichter maken,’ zei Louis. ‘We kunnen het gewicht bijna halveren.’

‘Hoe?’

‘Door het onderste gedeelte er vanaf te halen. Maar we zullen eerst Spreker daaruit moeten halen. Kun jij Prill zover krijgen?’

‘Ik kan het proberen.’

Zoeker

Halrloprillalar was doodsbang voor Spreker, en Nessus liet haar liever niet buiten de reikwijdte van zijn tasp. Nessus zei dat hij elke keer dat ze Spreker zag de werking van de tasp verhevigde, zodat ze de Kzin uiteindelijk met vreugde zou begroeten. Ondertussen meden beiden zijn gezelschap.

En daarom wachtten Prill en Nessus ergens anders, terwijl Louis en Spreker plat op hun buik op de vloer van het observatiepodium lagen en omlaag keken, het halfduister van het cellenblok in. ‘Ga je gang,’ zei Louis.

De Kzin zette de twee stralen tegelijk aan.

Donder knalde en galmde in het cellenblok. Een fel oplichtend punt verscheen hoog aan de wand, net onder het plafond. De punt gleed langzaam met de klok mee, en liet een gloeiend rood spoor achter.

‘Snij brokken los,’ zei Louis. ‘Als die massa in één stuk loslaat, worden we losgeschud als vlooien op een kaalgeschoren hond.’ Gehoorzaam begon Spreker onder een andere hoek te snijden. Toch zwaaide het gebouw nog vervaarlijk heen en weer toen het eerste brok kabel en constructieplastic naar beneden stortte. Louis drukte zich dicht tegen de vloer. Door het gat zag hij zonlicht, en stad, en mensen.