Выбрать главу

De draad die de schaduwvlakken met elkaar had verbonden, liep onzichtbaar weg naar stuurboord. Ze hadden het duizenden kilometers achter zich aan gesleept, omdat ze het op geen enkele wijze aan boord van de Onwaarschijnlijk konden halen. Misschien liep het draad wel helemaal terug naar de wirwar van draad in de Stad onder Hemel, een wirwar die eruitzag als rook, en die misschien wel uit miljoenen kilometers draad had bestaan.

Nu liep de draad de dubbele luchtsluis van de Leugenaar in, liep door de romp van het ruimteschip heen, de kabelbuis uit, en terug naar een klont elektroplastic aan de onderkant van het vliegende gebouw.

‘Tot dusver loopt alles op rolletjes,’ zei Louis. ‘Nu heb ik Prill nodig. Nee, driggit! Vergeten. Prill heeft geen drukpak.’

‘Een drukpak?’

‘We gaan met de Onwaarschijnlijk de helling van Vuist-van-God op. Het gebouw is niet luchtdicht. We zullen onze drukpakken aan moeten trekken, en Prill heeft er geen. We zullen haar hier moeten laten.’

‘De helling van Vuist-van-God op,’ herhaalde Spreker. ‘Louis. één cyclette levert niet genoeg vermogen om de Leugenaar die helling op te slepen. Ben je nu van plan om ook nog eens de massa van een zwevend gebouw mee te trekken?’

‘Nee, nee, nee. Ik wil de Leugenaar helemaal niet trekken. Ik wil alleen het draad achter ons aan slepen. Het zou gewoon door de Leugenaar heen moeten glijden tot ik tegen Prill zeg dat ze de deur van de luchtsluis dicht moet doen.’

Spreker dacht na. ‘Dat zou mogelijk moeten zijn, Louis. Als de cyclette van de poppenspeler niet genoeg vermogen blijkt te hebben, kunnen we stukken van het gebouw afhalen om het lichter te maken. Maar waarom? Wat verwacht je daar boven te vinden?’

‘Ik zou het je in één woord kunnen vertellen, en dan zou je me vierkant uitlachen. Spreker, als ik het bij het verkeerde eind heb, zul je nooit weten waarom.’

En hij dacht: Ik moet Prill vertellen wat ze doen moet. En de buis dichtstoppen met plastic. De draad zal er wel doorheen glijden, maar het zou de Leugenaar vrijwel luchtdicht moeten maken. De Onwaarschijnlijk was geen ruimteschip. Het gebouw werd in de lucht gehouden door middel van elektromagnetische energie, die zich afzette tegen de Ringvloer zelf. En de Ringvloer gleed omhoog tegen de helling van Vuist-van-God op, want Vuist-van-God was hol. En dus vertoonde de Onwaarschijnlijk de neiging om scheef te gaan hangen, om terug te glijden tegen de stuwkracht van de cyclette in.

Spreker had de oplossing voor dat probleem al gevonden.

Ze hadden hun drukpakken al aan voor de reis goed en wel was begonnen. Louis zoog pap naar binnen door een buisje en dacht vol verlangen aan met een flitslichtlaser geroosterd vlees. Spreker zoog gereconstitueerd bloed, en dacht zijn eigen gedachten.

Ze hadden de keuken niet meer nodig, dat was wel zeker. Ze haalden een bepaald gedeelte van het gebouw eraf waardoor het gebouw wat minder scheef ging hangen. Ze haalden de airconditioning eruit, en de politieapparatuur. En de generatoren die hun cyclettes hadden vernield, maar pas wanneer heel duidelijk was dat ze niets te maken hadden met de hefmotoren. Muren verdwenen. Een paar waren er wel nodig om voor wat schaduw te zorgen, want de warmte werd een probleem in het directe zonlicht. Elke dag kwamen ze dichter bij de krater die de top vormde van Vuist-van-God, een krater die de meeste asteroïden zou hebben kunnen opslokken. De rand van de krater zag er heel anders uit dan de andere inslagkraters die Louis Wu had gezien. Pieken als speerpunten van obsidiaan vormden een onregelmatige, messcherpe ring. Speerpunten zo groot als bergen. Er was een opening tussen twee van die bergen … daar konden ze naar binnen …

‘Ik neem aan,’ zei Spreker, ‘dat je de krater zelf in wilt.’

‘Inderdaad.’

‘Dan is het goed dat je de pas hebt gezien. De helling erboven is te steil voor onze motor. We zijn binnen heel korte tijd bij de pas.

Spreker stuurde de Onwaarschijnlijk door wijzigingen aan te brengen in de stuwrichting van de cyclette. Dat was onvermijdelijk omdat ze het stabiliseermechanisme hadden gedumpt in een laatste poging om het gebouw minder zwaar te maken. Louis was gewend geraakt aan het bizarre uiterlijk van de Kzin: de vijf transparante concentrische ballonnen van zijn drukpak, de vissekomhelm met de vele tongtoetsen, waarachter het gezicht van de Kzin half schuilging, het enorme uitrustingspak op zijn rug.

‘Hallo, Prill,’ zei Louis in de intercom. ‘Ik roep Halrloprillalar op. Ben je daar, Prill?’

‘Ja, hier ben ik.’

‘Blijf waar je bent. We zijn er over twintig minuten door.’

‘Goed zo. Het heeft lang genoeg geduurd.’

De Boog scheen boven hen te schitteren van het licht. Nu ze vijftienhonderd kilometer, en meer, boven de Ringwereld hingen, konden ze zien hoe de Boog versmolt met de randmuren en het vlakke landschap. Net als de eerste man in de ruimte, duizend jaar geleden, die had neergezien op een Aarde die, bij Jahweh en zijn machtige hamer, écht rond bleek te zijn.

‘We konden het niet weten,’ zei Louis Wu. Hij zei het niet hard, maar Spreker keek op van zijn werk.

Louis merkte de merkwaardige uitdrukking op het gezicht van de Kzin niet op. ‘We hadden terug kunnen gaan nadat we het schaduwvlakdraad hadden gevonden. Drigg, we hadden de Leugenaar gewoon tegen Vuist-van-God op kunnen trekken. Achter onze cyclettes aan. Maar dan had Teela Zoeker niet ontmoet.’

‘Weer het geluk van Teela Brown?’

‘Tuurlijk.’ Abrupt schrok Louis op. ‘Heb ik weer in mezelf zitten praten?’

‘Ik heb zitten luisteren.’

‘We hadden het moeten weten,’ zei Louis. De spleet tussen de twee pieken was nu heel dichtbij. Hij voelde dat hij maar wat moest zeggen. ‘De Architecten zouden nooit een berg van deze hoogte hier hebben neergezet. Ze hebben meer dan een miljard kilometer aan anderhalf duizend kilometer hoge bergen, als je de twee randmuren bekijkt.’

‘Maar Vuist-van-God is écht, Louis.’

‘Nee, nee, nee. Vuist-van-God is hol. Kijk eens omlaag, wat zie je dan?’

‘Ringvloer-materie.’

‘We dachten dat we vuil ijs zagen, de eerste keer. Vuil ijs, in honderd procent vacuüm! Maar dat vergat ik. Weet je nog, die nacht dat je een reusachtige kaart van de Ringwereld bekeek? Je kon Vuist-van-God niet vinden. Waarom niet?’

De Kzin gaf geen antwoord.

‘Omdat hij er niet was, daarom niet. Omdat hij er niet was toen de kaart werd gemaakt. Prill, ben je daar?’

‘Ja natuurlijk. Waarom zou ik weggaan?’

‘Goed zo. Sluit de deuren van de luchtsluis. Ik herhaaclass="underline" sluit de deuren van de luchtsluis. Nu. Snij je niet aan de draad.’

‘Mijn volk heeft deze draad uitgevonden, Louis.’ Prills stem was maar half verstaanbaar door de storingen. Het was een minuut lang stil, toen: ‘Beide deuren zijn dicht.’

De Onwaarschijnlijk gleed nu tussen de bergpieken door. Hoe gespannen Louis ook was, hij zou nog gespannener hebben kunnen zijn; maar onbewust verwachtte hij een soort kloof of pas tussen die pieken.

‘Louis, wat verwacht je eigenlijk te vinden in de krater van Vuist-van-God?’

‘Sterren,’ zei Louis Wu.

De Kzin was ook gespannen. ‘Bespot me niet! In alle eer …’ …: En ze waren erdoorheen. Er was geen pas. Er was alleen een gebroken eierschaal van Ringwereld-vloermateriaal, door verschrikkelijke krachten uitgerekt tot het nog maar een paar meter dik was, en daarvoorbij de krater van Vuist-van-God.

En toen vielen ze. En de krater was vol sterren.

Louis Wu had een zeer levendige verbeelding. Hij had zich een volkomen duidelijk beeld gevormd van hoe het was gebeurd. Hij zag het stelsel van de Ringwereld, steriel, keurig leeggeveegd, afgezien van een K9 zon, een ketting van schaduwvlakken en de Ringwereld.

Hij zag een vreemd lichaam er dichtbij komen. Té dichtbij komen, Hij zag het met een wijde boog uit de interstellaire ruimte komen, en in zijn baan worden gestuit — door de onderzijde van de Ringwereld.