‘O, Minner, Minner, ik schaamde me zo om je te roepen! Ik sta hier al een half uur!’
‘Wat is er aan de hand?’
‘Ik heb niets om aan te trekken!’
Hij kwam dichterbij. Ze deed een stap opzij naar de deur van de badkamer en ging bij zijn elleboog staan, waarbij ze haar arm van haar borsten liet zakken. Hij keek in de badkamer. Tientallen spuitbussen lagen daar opgestapeld. Vijftig, honderd.
‘En dat dan?’
‘Ik kan dat toch niet aandoen!’
Hij pakte er een. Aan het plaatje op het etiket te zien was het iets van nacht en mist, elegant, kuis, schitterend.
‘Waarom niet?’
‘Ik wil iets eenvoudigs. Er is hier niets eenvoudigs.’
‘Iets eenvoudigs? Voor de Melkwegzaal?’
‘Ik ben bang, Minner.’
En dat was ze. Haar naakte huid was met kippenvel bedekt.
‘Je kan ook zo’n kind zijn af en toe!’ beet hij haar toe. De woorden sloegen als gloeiende spijkers in haar vlees. Ze deinsde terug, er naakter dan ooit uitziend, en de tranen begonnen opnieuw uit haar ogen te wellen. De hardheid van de woorden leek in de kamer te blijven hangen als een slijkachtig bezinksel nadat de woorden zelf vervlogen waren.
‘Als ik zo’n kind ben,’ zei ze hees, ‘waarom ga ik dan naar de Melkwegzaal?’
Haar in je armen nemen? Haar troosten? Burris zat gevangen in een wilde maalstroom van onzekerheid. Hij sloeg een toon aan die het midden hield tussen vaderlijke boosheid en valse bezorgdheid en zei: ‘Wees geen dwaas, Lona. Je bent een belangrijk persoon. De hele wereld kijkt vanavond naar je en zegt hoe mooi je bent, wat een geluk je hebt. Doe iets aan wat Cleopatra mooi gevonden zou hebben. En zeg tegen jezelf dat je Cleopatra bent.’
‘Zie ik eruit als Cleopatra?’
Zijn blik ging langs haar lichaam. Dat was, voelde hij, precies wat ze wilde. En hij moest toegeven dat ze niet zo erg weelderig gebouwd was. Hetgeen ze misschien ook van hem wilde horen. Toch was ze op haar bescheiden wijze aantrekkelijk. Vrouwelijk zelfs. Ze schommelde tussen schalkse meisjesachtigheid en neurotische vrouwelijkheid.
‘Pak een van die dingen en doe ’t aan,’ zei hij. ‘Je zult er van opbloeien. Maak je niet ongerust. Hier sta ik in dat krankzinnige kostuum en ik vind ’t om je rot te lachen. Je moet aan mij gewaagd zijn. Kom op.’
‘Dat is de andere moeilijkheid. Er zijn er zoveel. Ik kan niet kiezen!’
Daar zat iets in. Burris liet zijn blik door de badkamer gaan. De keus was overweldigend. Cleopatra zelf zou met de handen in ’t haar hebben gezeten, en dit arme zwervertje was verbijsterd. Hij scharrelde er onhandig in rond, hopend dat hij op iets zou stuiten dat onmiddellijk zijn geschiktheid voor Lona te kennen zou geven. Maar niet één van deze kledingstukken was ontworpen voor dakloze kinderen, en zolang hij volhardde om zo over haar te denken, kon hij niet kiezen. Eindelijk kwam hij weer terecht bij wat hij bij toeval had gepakt, de elegante en kuise. ‘Deze,’ zei hij. ‘Ik dacht dat die precies goed was.’
Ze keek vol twijfel naar het etiket. ‘Ik voel me verlegen in zoiets sjieks.’
‘Dat onderwerp hebben we al gehad, Lona. Doe hem aan.’
‘Ik kan de machine niet bedienen. Ik weet niet hoe ik dat doen moet.’
‘Dat is het meest simpele wat er bestaat!’ barstte hij uit, en vervloekte zichzelf voor het gemak waarmee hij tegen haar in een snauwende toon verviel. ‘De gebruiksaanwijzing staat gewoon op de bus. Je doet de bus in de gleuf —’
‘Doe jij ’t voor me.’
Hij deed het voor haar. Ze stond in de verstuivingszone, dun en bleek en naakt, terwijl de kledij te voorschijn spoot in een fijne nevel en zich om haar heen drapeerde. Burris begon te vermoeden dat hij gemanipuleerd was, en dat nog wel tamelijk onhandig. In één reusachtige sprong hadden ze de barrière van naaktheid geslecht en nu vertoonde ze zich aan hem net zo terloops alsof ze al tientallen jaren zijn vrouw was. Zijn advies vragen over kleren. Hem dwingen om erbij te staan terwijl ze pirouettes maakte onder de verstuiver en zich met elegantie omhulde. Die kleine heks!
Hij bewonderde de techniek. De tranen, het ineengedoken naakte lijfje, de arme-kleine-meisjes aanpak. Of las hij in haar paniek veel meer dan er was te vinden? Misschien. Wellicht.
‘Hoe zie ik er uit?’ vroeg ze terwijl ze een stap voorwaarts deed.
‘Magnifiek.’ Hij meende het. ‘Daar is de spiegel. Beslis zelf maar.’
Haar kleur van voldoening was verschillende kilowatt waard. Burris besloot dat hij ’t helemaal bij ’t verkeerde eind had gehad wat betreft haar motieven; ze was minder gecompliceerd dan dat, was echt beangst door het vooruitzicht van elegance, was nu echt opgetogen over het uiteindelijke effect.
Hetgeen schitterend was. De verstuiver had een japon uitgesproeid die niet geheel doorzichtig was, niet helemaal strak om haar huid zat. Hij hing aan haar als een wolk, haar schrale dijen en afhangende schouders verhullend en op inventieve wijze een weelderigheid suggererend die er helemaal niet was. Niemand droeg ondergoed met spraykleding, en zodoende lag het naakte lichaam net een fractie buiten het gezicht; maar de ontwerpers waren zeer listig en de losheid van deze japon vulde de draagster daarvan voorbeeldig aan. Ook de kleuren waren verrukkelijk. Door de een of andere moleculaire tovenarij waren de polymeren niet sterk gebonden aan één segment van het spectrum. Als Lona zich bewoog veranderde de japon steeds van tint, glijdend van het grijs van de dageraad tot het blauw van een zomerse hemel, en vandaar naar zwart, ijzerbruin, parelgrijs, mauve.
Lona nam de schijn van verfijning aan die de kleding haar schonk. Ze scheen groter, ouder, alerter, zekerder van zichzelf. Ze hield haar schouders recht, en haar borsten staken naar voren in een verrassende gedaanteverandering.
‘Vind je het leuk?’ vroeg ze zacht.
‘Het is prachtig, Lona.’
‘Ik voel me er zo vreemd in. Ik heb nog nooit zoiets gedragen. Plotseling ben ik Assepoester die naar het bal gaat!’
‘Met Duncan Chalk als de goede fee?’
Ze lachten. ‘Ik hoop dat hij in een meloen verandert om middernacht,’ zei ze. Ze liep naar de spiegel. ‘Minner, ik ben over vijf minuten klaar, goed?’
Hij ging terug naar zijn eigen kamer. Ze had geen vijf, maar vijftien minuten nodig om de tranensporen van haar gezicht te wissen, maar hij vergaf haar. Toen ze eindelijk tevoorschijn kwam kende hij haar nauwelijks terug. Ze had haar gezicht opgemaakt tot iets betoverends dat haar werkelijk van aanzien deed veranderen. Haar ogen waren nu omrand met glanzend poeder, haar lippen glommen stralend op, gouden oorclips bedekten haar oren. Ze dreef als een sliert ochtendnevel zijn kamer binnen. ‘We kunnen gaan,’ zei ze met dichtgeknepen keel.
Burris was vergenoegd en geamuseerd. Aan de ene kant was het een klein meisje dat zich gekleed had om er als vrouw uit te zien. Aan de andere kant was het een vrouw die net begon te ontdekken dat ze niet langer meer kind was. Was de pop werkelijk al ontloken? In elk geval genoot hij van haar op die manier. Ze zag er beslist lief uit. Misschien zouden er minder mensen naar hem kijken en meer naar haar.
Ze liepen samen naar de lift.
Vlak voordat hij zijn kamer uitging liet hij Aoudad weten dat Lona en hij naar beneden kwamen voor het diner. Toen daalden ze af. Burris voelde een wilde golf van angst en grimmig onderdrukte hij die. Dit zou sinds zijn terugkeer op aarde de meest open en blote verschijning in het openbaar worden. Dineren in het restaurant der restaurants; zijn vreemde gezicht dat misschien de kaviaar zou bederven van duizend mededinerenden; ogen van alle kanten op hem gericht. Hij beschouwde het als een test. Op de ene of andere wijze putte hij kracht uit Lona en omhulde hij zich met een mantel van moed zoals zij zich de haar onbekende elegance had eigen gemaakt.