Toen ze bij de lobby aankwamen hoorde Burris de toeschouwers ingehouden zuchten slaken. Genot? Afschuw? De frisson van verrukte weerzin? Hij kon hun motieven niet horen uit hun sissende opname van lucht. Toch keken ze, en reageerden ze op het vreemde paar dat uit de lift was gekomen.
Burris, met Lona aan zijn arm, hield zijn gezicht in de plooi. Kijk maar eens goed naar ons, dacht hij vinnig. Het paar van de eeuw, dat zijn we. De verminkte ruimteman en de moedermaagd van de honderd baby’s. De show van het jaar.
Ze keken inderdaad. Burris voelde hun blik langs zijn oorloze kaken gaan, over zijn klik-klik oogleden en zijn veranderde mond glijden. Hij stond verbaasd dat hij niet reageerde op hun vulgaire nieuwsgierigheid. Ze keken ook naar Lona, maar zij had hen minder te bieden omdat haar littekens van binnen zaten.
Plotseling ontstond er beroering aan Burris’ linkerzijde.
Een ogenblik later brak Elise Prolisse door de menigte en vloog op hem af terwijl ze met krijsende stem schreeuwde: ‘Minner! Minner!’
Ze zag eruit als een vrouwelijke viking. Haar gezicht was op bizarre wijze beschilderd in een woeste en monsterachtige parodie van versiering: blauwe strepen over haar wangen, rode banden over haar ogen. Ze had de spray gemeden en droeg een jurk van de een of andere ruisende, verleidelijke natuurstof, laag uitgesneden om de melkwitte globes van haar borsten te onthullen. Haar handen, die aan de toppen uitgerust waren met glimmende klauwen, hield ze uitgestrekt.
‘Ik heb de hele tijd geprobeerd je te bereiken,’ klaagde ze. ‘Ze wilden me niet bij je laten. Ze —’
Aoudad baande zich een weg naar hen toe. ‘Elise —’
Ze haalde haar nagels over zijn gezicht. Aoudad deinsde terug, vloekend, en Elise wendde zich tot Burris. Ze keek giftig naar Lona. Ze trok aan Burris’ arm en zei: ‘Kom met me mee. Nu ik je gevonden heb laat ik je niet meer gaan.’
‘Blijf van hem af!’ Lona. De lettergrepen kwamen als vlijmscherpe scheermessen.
De oudere vrouw loerde naar het meisje. De verbijsterde Burris dacht dat ze zouden gaan vechten. Elise woog minstens twintig kilo meer dan Lona en, zoals Burris heel goed wist, ze was zo sterk als een beer. Maar Lona bezat ook onvermoede krachten.
Een scène in de lobby, dacht hij met eigenaardige helderheid. Niets blijft ons bespaard.
‘Ik hou van hem, kleine teef!’ schreeuwde Elise hees.
Lona antwoordde niet. Maar haar hand maakte een snelle hakkende beweging naar Elise’s uitgestrekte arm. De zijkant van de hand smakte op de vlezige onderarm met een snelle droge tik. Elise siste. Ze trok haar arm terug. Haar handen vormden zich weer tot klauwen. Lona, zich schrap zettend, hoog door haar knieën en stond klaar om toe te springen.
Dat alles had slechts een paar seconden geduurd. Toen kwamen de ontstelde omstanders in beweging. Burris zelf deed, na aanvankelijk als verlamd te hebben gestaan, een stap naar voren en beschermde Lona tegen de razernij van Elise. Aoudad greep Elise bij een arm. Ze probeerde zich los te rukken en haar naakte borsten wipten op en neer bij haar poging. Nikolaides kwam van de andere kant aanzetten. Elise krijste, sloeg, trok. Er had zich een cirkel van robotpiccolo’s gevormd. Burris zag hoe ze Elise wegsleepten.
Lona leunde tegen een onyxpilaar. Haar gezicht was dieprood, maar verder had zelfs haar make-up niet geleden. Ze zag er meer verbijsterd uit dan bang.
‘Wie was dat?’ vroeg ze.
‘Elise Prolisse. De weduwe van een van mijn kameraden.’
‘Wat wilde ze?’
‘Wie weet?’ loog Burris.
Lona was niet gek. ‘Ze zei dat ze van je hield.’
‘Dat is haar zaak. Ik denk dat ze onder grote spanning heeft geleefd de laatste tijd.’
‘Ik zag haar in het ziekenhuis. Ze bezocht je.’ Groene vlammen van jaloezie speelden over Lona’s gezicht. ‘Wat wil ze van je? Waarom maakte ze die scène?’
Aoudad kwam hem te hulp. Een zakdoek tegen zijn bebloede wang aanhoudend zei hij: ‘We hebben haar een kalmerend middel gegeven. Ze zal jullie niet meer lastig vallen. Het spijt mij verschrikkelijk. Een dwaze, hysterische kip zonder kop.’
‘Laten we naar boven gaan,’ zei Lona. ‘Ik heb nu geen zin meer om in de Melkwegzaal te dineren.’
‘O nee,’ zei Aoudad. ‘Zeg ’t niet af. Ik zal je een pil geven en je voelt je in een ommezien beter. Je moet een stompzinnig voorval als dit niet een mooie avond laten bederven.’
‘Laten we tenminste uit de lobby gaan,’ zei Burris kortaf.
Het kleine groepje haastte zich naar een helder verlichte kamer. Lona zonk op een divan neer. Burris, die nu knetterde van spanning achteraf, voelde pijnscheuten in zijn dijen, zijn polsen, zijn borst. Aoudad haalde een doosje uit zijn zak, nam zelf een pil en gaf er een aan Lona. Burris schoof de capsule van zich af omdat hij wist dat het middel geen effect op hem zou hebben. In minder dan geen tijd verscheen er weer een glimlach op Lona’s gezicht.
Hij wist dat hij zich niet vergist had met die jaloezie in haar ogen. Elise was komen opdagen als een wervelstorm van vlees, die alles weg dreigde te vagen wat Lona bezat, en Lona vocht wild terug. Burris was zowel gevleid als verward. Hij kon niet ontkennen dat hij, net als elke man trouwens, het leuk vond om het onderwerp van een dergelijk gevecht te zijn. Maar juist dat onthullende moment had hem laten zien hoezeer Lona zich al in hem verstrikt had. Zelf voelde hij zich lang niet in zo’n grote mate met haar verbonden. Hij mocht haar, jawel, en was haar dankbaar voor het gezelschap, maar dat lag nog ver weg van op haar verliefd te zijn. Hij twijfelde zeer of hij ooit van haar zou houden, of van iemand anders. Maar zij had zelfs zonder dat een lichamelijke band hen samenklonk blijkbaar toch in haar fantasie een romance met hem gesponnen. De kiem van moeilijkheden lag daar al in opgesloten, wist Burris.
Lona, bij wie de spanning was weggeëbd door het middel van Aoudad, herstelde zich snel van de aanval van Elise. Ze stonden op en Aoudad straalde alweer ondanks zijn verwonding.
‘Gaan jullie nu naar het diner?’ vroeg hij.
‘Ik voel me een stuk beter,’ zei Lona. ‘Het ging allemaal zo snel — het bracht me van mijn stuk.’
‘Vijf minuten in de Melkwegzaal en je bent de hele zaak vergeten,’ zei Burris. Hij gaf haar weer een arm. Aoudad begeleidde hen naar de speciale lift die alleen in de Melkwegzaal uitkwam. Ze gingen op de zwaartekrachtplaat staan en werden snel naar boven gebracht. Het restaurant lag bovenin het hotel en gaf vanaf deze hooggelegen plaats zicht op het firmament als het een of ander privé-observatorium, een sybaritisch Uraniborg van voedsel. Burris, nog bevend van de onverwachte aanslag van Elise, voelde opnieuw de angst in zich omhoogkomen toen hij de hal van het restaurant binnenging. De uitdrukking op zijn gezicht bleef kalm, maar zou hij niet in paniek raken in de verheven glamour van de Melkwegzaal?
Hij was hier al eens eerder geweest, lang geleden. Maar dat was in een ander lichaam, en bovendien, het meisje was dood.
De lift stopte, en ze stapten uit in een bad van levend licht.
Aoudad zei gewichtig: ‘De Melkwegzaal! Jullie tafel wacht. Ik hoop dat jullie een prettige avond hebben.’
Hij verdween. Burris glimlachte gespannen naar Lona, die er verdoofd en verdwaasd uitzag van geluk en angst. De kristallen deuren gingen voor hen open. Ze liepen naar binnen.
Negentien
Le jardin des supplices
Een dergelijk restaurant had er nimmer bestaan aan deze zijde van Babylon. Rijen en rijen terrassen lagen boven elkaar tot de met sterren bezaaide koepel. Straalbreking was hier uitgebannen en de eetzaal leek open onder het firmament te liggen, maar in werkelijkheid werden de elegante bezoekers te allen tijde tegen de elementen beschermd. Een scherm zwart licht dat de voorgevel van het hotel bedekte, deed het effect van de stadsverlichting teniet, zodat er boven de Melkwegzaal altijd sterren blonken alsof ze boven een onbewoond woud stonden.