Выбрать главу

Ze had dit moment al dagenlang gevreesd. Maar nu was het aangebroken, en met stijgende verbazing ontdekte ze dat ze het gevreesde moment zonder kwalijke gevolgen doorleefde en had doorleefd. Hij was bij lange na niet zo angstaanjagend om te zien als ze tevoren had gedacht.

Natuurlijk, hij was wel vreemd. Zijn huid was net als die van zijn gezicht en armen glad en onwerkelijk, een naadloos omhulsel zoals nog nooit door een mens was gedragen. Hij had geen haargroei. Hij had geen tepels en geen navel, een feit dat Lona zich langzaam realiseerde terwijl ze zocht wat er aan hem mankeerde.

Zijn armen en benen zaten op een ongewone manier aan zijn romp vast en ook de plaatsen verschilden met enkele centimeters van de normale. Zijn borst leek te breed ten opzichte van zijn heupwijdte. Zijn knieën staken niet uit zoals normale knieën deden. Als hij zich bewoog rimpelden de spieren van zijn lichaam op een eigenaardige manier.

Maar dit waren minder belangrijke dingen en het waren ook geen echte misvormingen. Hij had geen afzichtelijke littekens, geen verborgen extra ledematen, geen onverwachte ogen of monden op zijn lichaam. De wezenlijke veranderingen zaten van binnen, en op zijn gezicht.

En het aspect waar Lona zich het meest bezorgd over had gemaakt draaide op een anticlimax uit. Tegen alle waarschijnlijkheid in scheen hij normaal mannelijk te zijn. Voor zover ze dat kon zien tenminste.

Burris kwam op het bed af. Ze stak haar armen omhoog. Een ogenblik later lag hij naast haar, met zijn huid tegen de hare. Het voelde vreemd aan maar toch niet onaangenaam. Hij leek juist nu eigenaardig schuw te zijn. Lona trok hem tegen zich aan. Haar ogen sloten zich. Ze wilde zijn veranderde gezicht op dit moment niet zien en buiten dat schenen haar ogen ineens zeer gevoelig te zijn, zelfs voor het zwakke licht van de lamp. Haar hand bewoog zich naar hem toe. Haar lippen ontmoetten de zijne.

Ze was niet vaak gekust. Maar zo was ze nog nooit gekust. Degenen die zijn lippen een nieuwe vorm hadden gegeven, hadden dat niet gedaan om ermee te kussen, en hij werd gedwongen om contact te maken op een minder verfijnde manier, mond op mond. Maar ook dit was niet onplezierig. En toen voelde Lona zijn vingers op haar huid, zes vingers aan elke hand. Zijn huid had een zoete prikkelende geur. Het licht ging uit.

Een veer binnenin haar lichaam spande zich strakker… strakker… strakker…

Een veer die al zeventien jaar lang steeds verder gespannen was… en die nu lossprong in één enkel moment van beroering.

Ze trok haar mond weg van de zijne. Haar kaken werden van elkaar gewrongen en een spierbundel trilde in haar keel. Een schroeiend beeld brandde zich in haar geest: zijzelf op een operatietafel, onder verdoving, haar lichaam open voor de onderzoekende blik van de mannen in ’t wit. Ze sloeg het beeld stuk met een bliksemschicht en het vergruizelde en verkruimelde.

Ze klemde zich aan hem vast.

Eindelijk! Eindelijk!

Hij zou haar geen baby’s geven. Dat voelde ze, maar het deed er niet toe.

‘Lona,’ zei hij met zijn gezicht tegen haar sleutelbeen, met een stem die gesmoord en onduidelijk klonk. ‘Lona, Lona, Lona…’

Een heldere flits, als een exploderende zon. Haar hand ging op en neer over zijn rug en net voordat ze zich verenigden kwam de gedachte bij haar op dat zijn huid droog was, dat hij helemaal niet transpireerde. Toen hijgde ze, voelde pijn en genot in éen krampachtige eenheid en luisterde met verbazing naar de schrille kreten van lust die als het ware onafhankelijk van haar uit haar samengeknepen keel opwelden.

Twintig

Na ons de woeste god

Het was een postapocalyptisch tijdperk. De verdoemenis waarvan de profeten hadden gesproken was nooit gekomen; of, als hij wel gekomen was, had de wereld hem overleefd en was in rustiger vaarwater gekomen. Ze hadden het ergste voorspeld, een Fimbulwinter van universele ontevredenheid. Een bijltijdperk, een zwaardtijdperk, een windtijdperk, een wolftijdperk voordat de wereld wankelt. Maar de schilden werden niet gekloven, en de duisternis viel niet. Wat was er gebeurd en waarom? Duncan Chalk, een van degenen die het meeste profijt trokken van het nieuwe tijdperk, overdacht deze aangename kwestie dikwijls.

De zwaarden waren nu ploegmessen.

De honger was verdreven.

De bevolkingsgroei werd geleid.

De mens vervuilde zijn eigen milieu niet langer met iedere dagelijkse daad. De lucht was betrekkelijk zuiver. De rivieren stroomden klaar. Er waren meren van kristalblauw, parken van frisgroen. Natuurlijk, het duizendjarige rijk was nog niet gearriveerd; er bestond nog misdaad, ziekte, honger op dit moment. Maar dat was in de duistere plaatsen. Voor de meesten was het een eeuw van rust. Degenen die een crisis zochten, zochten die daarin.

De communicatie in deze wereld was ogenblikkelijk. Het transport was aanmerkelijk langzamer dan dat, maar toch nog snel. De planeten van het eigen zonnestelsel, nog onbevolkt, werden geplunderd en beroofd van hun metalen, hun mineralen, en zelfs van hun gaswolken. De dichtstbijzijnde sterren waren bereikt. De aarde kende voorspoed. De ideologieën van de armoede verdorren pijnlijk in een tijd van overvloed.

Toch is overvloed relatief. Behoeften en verlangens blijven — de materialistische drang. De diepere, duisterder honger werd niet altijd bevredigd door overvloedige cheques alleen. Een tijdperk beslist voor zichzelf de kenmerkende vormen van amusement. Chalk was een van de scheppers geweest van deze vormen.

Zijn amusementsimperium strekte zich tot halverwege het zonnestelsel uit. Het bracht hem rijkdom, macht, de bevrediging van het ego, en — in de mate waarin hij die begeerde — roem. Het bracht hem indirect tot de vervulling van zijn innerlijke behoeften, die voortkwamen uit zijn eigen fysieke en psychische constellatie en die zwaar op hem gedrukt zouden hebben als hij in een andere tijd geboren was. Nu verkeerde hij tot zijn gemak in een positie waarin hij stappen kon nemen die hem naar de positie voerden die hij begeerde.

Hij moest veelvuldig gevoed worden. En zijn voedsel bestond maar ten dele uit vlees en groente.

Van het centrum van zijn imperium volgde Chalk de lotgevallen van zijn door het noodlot achtervolgde liefdespaar. Ze waren op ’t ogenblik onderweg naar Antarctica. Hij ontving regelmatig rapporten van Aoudad en Nikolaides, de gluurders aan het liefdesbed. Maar op dit moment had Chalk zijn loopjongens niet langer nodig om hem te vertellen wat er aan de hand was. Hij had zelf contact gemaakt en trok zijn eigen soort informatie uit de twee versplinterde wezens die hij bij elkaar had gebracht. Wat hij nu uit hen kreeg was een weldadige stroom van geluk. Nutteloos, voor Chalk. Maar hij speelde het spel geduldig. Wederzijdse sympathie had hen dicht bij elkaar gebracht, maar was sympathie een geschikte ondergrond voor een onsterfelijke liefde? Chalk dacht van niet. Hij was bereid om een fortuin in te zetten om dit punt te bewijzen. Ze zouden veranderen ten opzichte van elkaar. En Chalk zou er om zo te zeggen zijn winst uithalen.

Aoudad was nu op het net. ‘We komen net aan, meneer. Ze worden naar het hotel vervoerd.’

‘Goed. Goed. Zorg ervoor dat ’t hun aan niets ontbreekt.’

‘Vanzelfsprekend.’

‘Maar breng niet al teveel tijd met ze door. Ze willen alleen zijn en niet achterna gelopen worden door chaperones. Volg je me, Aoudad?’

‘Ze zullen de hele pool voor zichzelf hebben.’

Chalk glimlachte. Hun reis zou een liefdesdroom worden. Het was een elegant tijdperk en degenen met de juiste sleutel konden deur na deur van genot openen. Burris en Lona zouden zich wel vermaken.

De apocalyps kwam later wel.

Eenentwintig