Выбрать главу

Zoals Burris wel verwachtte, kreeg Aoudad zonder moeite kaartjes naar Titan. Hij verwittigde het hotel dat ze enkele dagen eerder zouden komen dan gepland was. En weg gingen ze.

Een lancering op de maan leek niet op een vertrek van de aarde. Met niet meer dan een zesde van de zwaartekracht was er slechts een klein duwtje nodig om het schip de ruimte in te sturen. Dit was een bedrijvige ruimtehaven met dagelijkse afvaarten naar Mars, Venus, Titan, Ganymedes en de aarde, om de drie dagen naar de verste planeten en eenmaal in de week naar Mercurius. Er vertrokken van de maan geen interstellaire ruimteschepen; er was verordend dat sterrenschepen alleen vanaf de aarde mochten vertrekken, waarbij ze stap voor stap werden gecontroleerd voordat ze hun sprong maakten in de ruimte voorbij de baan van Pluto. De meeste van de schepen die op weg waren naar Titan stopten eerst bij het belangrijke mijnbouwcentrum op Ganymedes en in hun oorspronkelijke reisschema was een plaatsje ingeruimd voor één daarvan. Maar het schip van vandaag was nonstop. Lona zou Ganymedes missen, maar dat was haar eigen schuld. Zij had de vroege landing voorgesteld, niet hij. Misschien konden ze op Ganymedes stoppen wanneer ze terugkeerden naar de aarde.

Er zat een geforceerde vrolijkheid aan Lona’s gebabbel toen ze de golf van duisternis ingleden. Ze wilde alles weten over Titan, precies zoals ze alles had willen weten over de Zuidpool, de wisseling van de seizoenen, de groei van de cactus en vele andere dingen; maar die vragen had ze uit een naïeve nieuwsgierigheid gesteld en deze werden gesteld in de hoop het contact weer te herstellen, wat voor contact dan ook, tussen haar en hem.

Het zou niet gaan, wist Burris.

‘Het is de grootste maan van het hele zonnestelsel. Hij is zelfs nog groter dan Mercurius, en Mercurius is een planeet.’

‘Maar Mercurius draait om de zon en Titan draait om Saturnus.’

‘Dat is zo. Titan is veel groter dan onze eigen maan. Hij ligt op een afstand van ongeveer zevenhonderdvijftigduizend mijl van Saturnus. Je kunt de ringen van daar goed zien. Hij heeft een atmosfeer: methaan, ammoniak, niet erg best voor de longen. Bevroren. Ze zeggen dat het pittoresk is. Ik ben er nooit geweest.’

‘Hoe komt dat?’

‘Toen ik jong was, kon ik ’t niet betalen. Later was ik te druk bezig in andere delen van het heelal.’

Het schip gleed verder door de ruimte. Lona staarde met grote ogen toen ze boven de asteroïdengordel vlogen, kreeg een goed gezicht op Jupiter die niet te ver van hen af zijn baan beschreef, en ze vlogen verder.

Ze kwamen op Titan aan.

Weer een koepel, natuurlijk.

Een somber en kaal landingsterrein op een somber en kaal plateau. Dit was een wereld van ijs, maar heel anders dan het dodelijke Antarctica. Elke centimeter van Titan was vreemd en vijandig, terwijl op Antarctica alles al spoedig grimmig vertrouwd werd. Dit was geen simpel oord van kou en wind en witheid.

Saturnus bijvoorbeeld. De geringde planeet hing laag aan de hemel, aanmerkelijk groter dan de aarde vanaf de maan gezien. Er was juist voldoende methaan-ammoniak in de atmosfeer om de hemel van Titan een blauwachtige tint te geven, fungerend als een prachtige achterwand voor de stralende en gouden Saturnus met zijn dikke, donkere atmosferische strook en zijn Midgardslang van kleine gruisdeeltjes.

‘Wat is de ring dun,’ klaagde Lona. ‘Zo op zijn kant kan ik hem nauwelijks zien!’

‘Hij is dun omdat Saturnus zo groot is. Morgen kunnen we hem beter zien. Dan zal je zien dat het niet éen ring is, maar meerdere. De binnenste ringen bewegen zich sneller dan de buitenste.’

Zolang hij het gesprek op dit sobere niveau hield ging alles goed. Maar hij aarzelde om buiten het onpersoonlijke te gaan, en zij eveneens. Hun zenuwen waren nog te gespannen. Ze stonden dicht bij de afgrond na hun recente ruzies.

Ze logeerden in een van de mooiste kamers in het luxueuze hotel. Overal rondom hen waren de welgestelden, de hoogste kaste van de aarde, degenen die een fortuin hadden gemaakt met de planetaire ontwikkeling of met ruimtetransport of met energiesystemen. Iedereen scheen iedereen te kennen. De vrouwen, van welke leeftijd ook, waren slank, snel, alert. De mannen waren vaak gezet, maar ze bewogen zich krachtig en energiek. Niemand maakte ruwe opmerkingen over Burris of over Lona. Niemand staarde. Ze waren allemaal beminnelijk, op hun koele manier.

Bij het diner op de eerste avond kwam er een industrieel met grote bezittingen op Mars aan hun tafel zitten. Hij was ver in de zeventig, met een tanig en gegroefd gezicht en kleine donkere ogen. Zijn vrouw kon niet ouder dan dertig zijn. Ze spraken meest over de commerciële exploitatie van extrasolaire planeten.

Lona daarna:

‘Ze heeft een oogje op jou!’

‘Ze liet me dat anders niet merken.’

‘Het was verschrikkelijk duidelijk. Ik wed dat ze je voet onder de tafel heeft aangeraakt.’

Hij voelde dat er weer een ruzie op til was. Haastig nam hij Lona mee naar een patrijspoort in de koepel. ‘Ik zal je eens wat zeggen,’ zei hij. ‘Als zij mij verleidt, dan heb jij mijn toestemming om haar man te verleiden.’

‘Erg leuk.’

‘Wat is er verkeerd aan? Hij heeft geld.’

‘Ik ben nog geen halve dag hier en ik haat ’t al.’

‘Hou op, Lona. Je laat je teveel door je fantasie meeslepen. Die vrouw zou me niet aanraken. De gedachte alleen al zou haar een maand lang van streek brengen, geloof me. Kijk, kijk daar.’

Er was storm op til. Snijdende winden beukten op de koepel. Saturnus was bijna vol vannacht en het weerspiegelde licht daarvan trok een glinsterend spoor door de sneeuw en ontmoette en vermengde zich met de witte gloed van de verlichte ramen van de koepel. De scherpe naaldpunten van de sterren lagen verstrooid langs het hemelgewelf, en zagen er bijna net zo scherp uit als ze vanuit de ruimte te zien waren.

Het begon te sneeuwen.

Ze keken een poosje hoe de wind de sneeuw opjoeg. Toen hoorden ze muziek en gingen er op af. De meeste gasten bewogen zich in dezelfde richting.

‘Wil je dansen?’ vroeg Lona.

Er was een orkest in avondkleding uit het niets verschenen. De rinkelende, meeslepende tonen werden luider. Snaarinstrumenten, koper, wat slagwerk, een sausje van vreemde instrumenten die op dit moment zo populair waren bij de grote orkesten. De elegante gasten bewogen zich in een gracieus ritme over de glanzende vloer.

Houterig nam Burris Lona in zijn armen en ging de dansvloer op.

Hij had nooit veel gedanst daarvoor, en helemaal niet meer sinds zijn terugkeer van Manipool. De gedachte aan dansen alleen al in een gelegenheid zoals deze zou slechts een paar maanden geleden nog absurd zijn geweest. Maar hij was verrast hoe goed zijn veranderde lichaam het ritme te pakken kreeg. Hij begon een beetje gratie te krijgen in die ingewikkelde nieuwe botten van hem. Om en om en om…

Lona bleef hem strak aankijken. Ze glimlachte niet. Ze scheen bang te zijn voor iets.

Boven hun hoofden was nog een doorzichtige koepel. De Duncan Chalk school van architectuur: laat ze de sterren zien, maar hou ze warm. Windvlagen joegen sneeuwvlokken op de top van de koepel en voerden ze even vlug weer mee. Lona’s hand voelde koud aan in de zijne. Het tempo van de dans werd sneller. De thermische regulators in hem die de zweetklieren hadden vervangen, werkten op volle toeren. Kon hij een dergelijke duizelingwekkende snelheid bijhouden? Zou hij struikelen?

De muziek stopte.

Het paar van het diner kwam naar ze toe. De vrouw glimlachte. Lona keek woedend.

Met de zelfverzekerdheid van de zeer welgestelden zei de vrouw: ‘Mag ik deze dans van u?’

Hij had getracht dit te vermijden. Nu was er geen tactvolle manier meer om te weigeren, en Lona’s jaloezie zou nog meer brandstof krijgen. De ijle, rietachtige tonen van de hobo nodigden de dansers op de vloer. Burris nam de vrouw bij de arm en liet Lona star achter met de grootindustrieel op leeftijd.