Выбрать главу

‘Heb je er spijt van dat ik naar je toegekomen ben, Minner?’ vroeg ze.

‘Ja.’ Hij kon haar alles recht in haar gezicht zeggen.

‘Mis je haar nog steeds? Je had haar niet nodig.’

‘Ik heb haar pijn gedaan. Onnodig.’

‘En wat heeft ze jou gedaan?’

‘Daar wil ik met jou niet over praten.’ Hij kwam overeind en bracht zijn handen naar de knoppen van de slee. Elise ging ook rechtop zitten en drukte zich tegen hem aan. In dit vreemde licht zag ze er witter uit dan ooit. Zat er wel bloed in dat plompe lichaam? Ze was zo wit als de dood. Hij startte de slee en deze kroop langzaam langs de rand van de gletsjer in de tegenovergestelde richting van de koepel.

Hier en daar lagen plassen methaan. Burris zei: ‘Zou je er bezwaar tegen hebben als ik het dak van de slee opendeed, Elise?’

‘We zouden sterven.’ Het klonk niet bezorgd.

‘Jij zou sterven. Ik ben er niet zeker van of ik zou sterven. Hoe weet ik of dit lichaam geen methaan kan ademen?’

‘Het is niet waarschijnlijk.’ Ze rekte zich uit, wellustig, smachtend. ‘Waar ga je heen?’

‘Kijken.’

‘Het is hier misschien niet veilig. Je zou door het ijs kunnen zakken.’

‘Dan zouden we sterven. Dat zou rust brengen, Elise.’

De slee raakte een brosse ijslaag. Hij sprong iets op, en Elise ook. Leeg keek Burris toe hoe de trilling zich overal over haar overvloedige vlees voortplantte. Ze was nu een week bij hem. Aoudad had haar opgeduikeld. Er was veel voor haar wellust te zeggen, weinig voor haar ziel. Burris vroeg zich af of die arme Prolisse had geweten wat voor soort vrouw hij had genomen.

Ze raakte zijn huid aan. Ze moest hem altijd aanraken, alsof ze zwelgde in de verkeerdheid van zijn structuur.

‘Bemin me weer,’ zei ze.

‘Niet nu. Elise, naar wat verlang je in mij?’

‘Ik verlang naar alles van je.’

‘Er is een heelal vol mannen die je gelukkig kunnen maken in bed. Wat heb ik dan voor bijzonders voor je?’

‘De veranderingen van Manipool.’

‘Je houdt van me zoals ik er uitzie?’

‘Ik hou van je omdat je er ongewoon uitziet.’

‘Hoe denk je dan over blinde mannen? Eenogigen? Gebochelden? Mannen zonder neus?’

‘Er zijn er niet zoveel. Iedereen krijgt nu een prothese. Iedereen is perfect.’

‘Behalve ik.’

‘Ja. Behalve jij.’ Haar nagels begroeven zich in zijn huid. ‘Ik kan je niet krabben. Ik kan je niet laten zweten. Ik kan zelfs niet naar je kijken zonder een beetje misselijk te worden. Dat verlang ik in je.’

‘Misselijkheid?’

‘Je bent een dwaas.’

‘Jij bent een masochiste, Elise. Je wilt in ’t stof kruipen. Je kiest het buitennissigste wezen in het heelal en werpt jezelf aan zijn voeten en noemt dat liefde, maar ’t is geen liefde, ’t is niet eens seks, ’t is gewoon zelfkwelling. Heb ik ’t goed?’

Ze keek hem met een eigenaardige blik aan.

‘Je wilt graag pijn gedaan worden,’ zei hij. Hij legde zijn hand op een van haar borsten en spreidde zijn vingers wijd uit om die hele zachte warme massa te omvatten. Toen sloot hij zijn hand. Elise rilde. Haar delicate neusvleugels trilden en haar ogen begonnen te tranen. Maar ze zei niets terwijl hij kneep. Haar ademhaling ging sneller; het leek hem alsof hij haar hart kon horen bonzen. Ze zou elke hoeveelheid pijn slikken zonder een kik te geven, zelfs al zou hij die witte globe van vlees in zijn geheel van haar lijf scheuren. Toen hij haar losliet stonden er zes witte afdrukken in de witheid van haar vlees. Na enkele ogenblikken begonnen ze zich rood te kleuren. Ze zag eruit als een tijger die op ’t punt stond te springen. Boven hen stroomde de Bevroren Waterval naar beneden in eeuwige stilte. Zou hij gaan vloeien? Zou Saturnus uit de hemel vallen en Titan met zijn wervelende ringen wegvagen?

‘Ik ga morgen naar de aarde terug,’ vertelde hij haar.

Ze lag achterover. Haar lichaam lag gereed om te ontvangen. ‘Bemin me, Minner.’

‘Ik ga alleen terug. Lona zoeken.’

‘Je hebt haar niet nodig. Hou er mee op me kwaad te maken.’ Ze trok aan hem. ‘Ga naast me liggen. Ik wil naar Saturnus kijken terwijl jij me bezit.’

Hij liet zijn hand langs haar zijden huid bewegen. Haar ogen glinsterden. Hij fluisterde: ‘Laten we uit de slee gaan. Laten we naakt naar dat meer rennen en er in zwemmen.’

Methaanwolken zweefden rondom hen. De temperatuur buiten zou Antarctica in de winter tropisch doen lijken. Zouden ze sterven door bevriezing of door het vergif in hun longen? Ze zouden het meer nooit bereiken. Hij zag hen al uitgestrekt liggen op een sneeuwduin, wit op wit, hard als marmer. Hij zou het langer uithouden dan zij als hij zijn adem inhield terwijl zij struikelde en viel, terwijl zij in elkaar zakte, haar vlees gestreeld door een koolwaterstofbad. Maar hij zou ’t ook niet lang uithouden.

‘Ja!’ riep ze. ‘We gaan zwemmen! En daarna beminnen we elkaar naast het meer!’

Ze strekte haar hand uit naar de hefboom waarmee het transparante dak opgelicht kon worden. Burris bewonderde de spanning en het spel van haar spieren terwijl haar arm zich uitstrekte, terwijl haar hand zich uitstrekte, terwijl gewrichtsbanden en pezen prachtig bewogen onder de gladde huid van pols tot enkel. Eén been had ze onder zich opgevouwen, het andere naar voren gestrekt om de lijn van haar arm te beantwoorden. Haar borsten werden naar boven getrokken; haar hals, die de neiging had om kwabbig te worden, was nu strak gespannen. Alles bij elkaar zag ze er mooi uit. Ze hoefde alleen maar een hefboom over te halen en het dak zou terugspringen en hen blootstellen aan de kwaadaardige atmosfeer van Titan. Haar slanke vingers lagen al om de hendel. Burris hield op met haar bekijken. Hij klemde zijn hand om haar arm op ’t moment dat haar spieren zich spanden, trok haar weg, smeet haar op de bank terug. Ze kwam op een wellustige manier neer. Toen ze rechtop ging zitten gaf hij haar een klap op haar lippen. Bloed droop langs haar kin en haar ogen glinsterden van genot. Hij raakte haar weer, hakkende slagen die haar vlees alle kanten op deden springen. Ze hijgde. Ze klemde zich aan hem vast. De geur van geilheid kwam in zijn neusgaten.

Hij sloeg haar nog eenmaal. Daarna, beseffend dat hij haar alleen maar gaf wat ze wilde, keerde hij zich van haar af en wierp haar het uitgetrokken zuurstofkostuum toe.

‘Doe dat aan. We gaan terug naar de koepel.’

Ze was de vleesgeworden rauwe honger. Ze kronkelde in wat een parodie van verlangen geweest zou kunnen zijn. Ze riep hem hees.

‘We gaan terug,’ zei hij. ‘En we gaan niet naakt terug.’

Tegen haar zin kleedde ze zich aan.

Ze zou het dak open hebben gedaan, zei hij tot zichzelf. Ze zou met me zijn gaan zwemmen in dat methaanmeer.

Hij startte de slee en reed snel terug naar het hotel.

‘Ga je echt naar de aarde morgen?’

‘Ja. Ik heb geboekt.’

‘Zonder mij ?’

‘Zonder jou.’

‘En als ik je weer achternakwam?’

‘Ik kan je niet tegenhouden. Maar ’t zal je geen goed doen.’

De slee kwam bij de luchtsluis van de koepel. Hij reed binnen en bracht de slee terug naar de verhuurafdeling. Elise zag er in haar zuurstofkostuum verfomfaaid en zweterig uit.

Burris ging naar zijn kamer en sloot de deur snel achter zich en deed hem op slot. Elise klopte een paar keer. Hij gaf geen antwoord en ze ging weg. Hij liet zijn hoofd in zijn handen rusten. De vermoeidheid kwam terug, de ontzettende afmatting die hij sinds de laatste ruzie met Lona niet meer had gevoeld. Maar na een paar minuten was het over.

Een uur later kwam de leiding van het hotel hem halen. Drie mannen met ernstige gezichten die zeer weinig zeiden. Burris trok het zuurstofkostuum aan dat ze hem gaven en ging met ze mee naar buiten.