‘Hou toch op, Siuan,’ zei Egwene vermoeid. ‘Hij was waarschijnlijk te vrijpostig geweest.’ Dat moest wel. Ze kon zich niet voorstellen dat Halima iemands arm had gebroken. Je kon veel over haar zeggen, maar gespierd was ze niet.
In plaats van de versierde map te openen die Siuan op tafel had gelegd, legde ze haar handen aan weerszijden ervan. Om ze van haar hoofd weg te houden. Als ze de pijn negeerde, zou het deze keer misschien vanzelf weggaan. Daar kwam bij dat ze nu zelf nieuws voor Siuan had. ‘Het lijkt erop dat een paar Gezetenen met Elaida willen onderhandelen.’
Zonder een spier te vertrekken hield Siuan zichzelf in evenwicht op een van de twee krukjes voor de tafel. Ze luisterde aandachtig en bewoog alleen langzaam met haar vingers langs haar rok. Toen Egwene klaar was, balde ze haar vuisten en begon te schelden op een manier die zelfs voor haar doen gortig was. Eerst mochten ze wat haar betreft allemaal in visingewanden van een week oud stikken. Wat ze daarna zei, was pas echt erg. Haar jonge, mooie gezicht versterkte alleen maar het effect.
‘Je zult wel de juiste beslissing genomen hebben,’ prevelde ze toen ze klaar was met schelden. ‘Het gerucht zal zich nu alleen maar verder verspreiden, maar op deze manier hou je het in de hand. Beonin verrast me hier niet echt mee. Beonin is ambitieus, maar volgens mij was ze zo weer naar Elaida teruggegaan als Sheriam en de anderen niet voet bij stuk hadden gehouden.’ Siuan keek Egwene strak aan alsof ze haar woorden extra wilde benadrukken. ‘Ik zou willen dat Varilin en al die anderen me verrasten, Moeder. Als we de Blauwe Gezetenen niet meetellen, zijn er zes Gezetenen van vijf Ajahs uit de Toren gevlucht toen Elaida de macht greep,’ haar mond vertrok een beetje bij die laatste woorden, ‘en we hebben er op dit ogenblik één uit elke Ajah. Ik was vannacht in Tel’aran’rhiod. In de Toren...’
‘Je was toch wel voorzichtig?’ zei Egwene plotseling. Het leek af en toe alsof Siuan niet wist wat dat woord betekende. Er stonden hordes zusters in de rij voor de paar droom-ter’angrealen die ze hadden. Ze werden meestal gebruikt om de Toren te bezoeken. Het werd Siuan niet officieel verboden ze te gebruiken, maar daar kwam het wel op neer. Ze kon wachten tot ze een ons woog eer de Zaal haar toestemming gaf. Er waren ten eerste veel zusters die Siuan er de schuld van gaven dat de Toren gebroken was. Ze had niet dezelfde warme ontvangst als Leane genoten en werd door niemand in de watten gelegd. Ten tweede was niemand vergeten hoe streng haar lessen waren geweest toen ze een van de weinigen was die wisten hoe een droom-ter’angreaal gebruikt moest worden. Siuan hield niet van prutsers, maar iedereen liep de eerste paar keer in Tel’aran’rhiod te prutsen. Daarom nam ze Leanes plaats in als ze de Wereld der Dromen wilde bezoeken. Als een andere zuster haar daar zag, zou er onmiddellijk een officieel verbod uitgevaardigd worden. Of erger nog, er zou een klopjacht komen naar degene die haar een ter’angreaal had geleend, en dan zou Leane ontmaskerd worden. ‘In Tel’aran’rhiod,’ zei Siuan met een wuivend gebaar, ‘ben ik om de haverklap een andere vrouw in andere kleding.’ Dat was goed om te horen, hoewel het waarschijnlijk meer met gebrek aan controle te maken had. Siuans geloof in haar eigen kunnen was soms groter dan gerechtvaardigd was. ik zag vannacht een gedeeltelijke lijst van Gezetenen en kon de meeste namen lezen voordat de lijst in een wijnrekening veranderde.’ Dat gebeurde wel vaker in Tel’aran’rhiod. Dingen bleven niet lang hetzelfde als ze geen weerspiegeling van iets permanents in de werkelijkheid waren. ‘Andaya Forae was verheven namens de Grijzen, Rina Hafden namens de Groenen en Juilaine Madome namens de Bruinen. Geen van allen heeft de stola langer dan zeventig jaar gedragen. Elaida heeft hetzelfde probleem als wij, Moeder.’
‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei Egwene langzaam terwijl ze haar slapen masseerde. Het geklop achter haar ogen zou alleen nog maar erger worden. Zoals altijd. Ze zou er ’s avonds nog spijt van krijgen dat ze Halima weggestuurd had. Ze verschoof de map voor haar een stukje naar links en weer terug. ‘Hoe zit het met de rest? Er moesten in totaal zes Gezetenen vervangen worden.’
‘Ferane Neheran was verheven namens de Witten,’ gaf Siuan toe, ‘en Suana Dragand namens de Gelen. Ze hebben allebei eerder in de Zaal gezeten. De lijst was niet compleet en ik heb niet alles kunnen lezen.’ Ze rechtte haar rug en ging koppig door. ‘Een of twee zusters die te vroeg verheven worden zou al behoorlijk ongewoon zijn. Het is weleens gebeurd, maar niet vaak. We hebben het nu echter over elf Gezetenen, misschien zelfs twaalf, als je onze Gezetenen en die van de Toren bij elkaar optelt. Dat kan geen toeval meer zijn. Als alle vishandelaren dezelfde prijs bieden, kun je er donder op zeggen dat ze de avond daarvoor samen wat gedronken hebben.’
‘Je hoeft me niet verder te overtuigen, Siuan.’ Egwene leunde met een zucht achterover en pakte meteen de stoelpoot vast die altijd in elkaar klapte als ze dat deed. Er was duidelijk iets vreemds aan de gang, maar wat had het te betekenen? En wie kon in elke Ajah de keuze voor Gezetenen beïnvloeden? De Blauwe Ajah uitgezonderd. Zij hadden ook een nieuwe Gezetene gekozen, maar Moria was al meer dan honderd jaar Aes Sedai. Misschien gold het ook niet voor de Rode Ajah, maar niemand wist of er iets veranderd was bij de Rode Gezetenen. De Zwarte Ajah kon erachter zitten, maar die had er alleen voordeel bij als al die te jonge Gezetenen Zwart waren. Dat kon eenvoudigweg niet. Als de Zwarte Ajah zoveel invloed had gehad, had de Zaal al lang geleden uit Duistervrienden bestaan. Als er echter sprake van een patroon was, dan was dat door iémand veroorzaakt. De doffe pijn achter haar ogen werd een tikkeltje erger als ze aan alle mogelijkheden en onmogelijkheden, dacht. ‘Als dit toch allemaal toeval blijkt te zijn, Siuan, zul je er nog spijt van krijgen dat je dacht dat het een raadsel was.’ Ze dwong zichzelf erbij te glimlachen zodat het niet overkwam als een dreigement. Een Amyrlin moest voorzichtig zijn met wat ze zei. ‘Nu je me ervan overtuigd hebt dat er iets aan de hand is, wil ik dat je uitzoekt wat. Wie is hier verantwoordelijk voor en wat is het doel? Zolang we dat niet weten, weten we niets.’
‘Is dat alles wat u wilt weten?’ zei Siuan droogjes. ‘Wilt u het voor of na het avondmaal weten?’
‘Het zal wel daarna worden,’ snauwde Egwene. Ze haalde diep adem toen ze de beteuterde blik van Siuan zag. Ze had geen reden om haar hoofdpijn op Siuan af te reageren. De woorden van een Amyrlin waren machtig en konden gevolgen met zich meebrengen. Dat mocht ze niet vergeten. ‘Hoe eerder, hoe beter,’ zei ze op mildere toon. ‘Ik weet dat je je uiterste best doet.’
Siuan leek te begrijpen dat Egwenes uitbarsting niet alleen prikkelbaarheid was. Ze zag er wel jong uit, maar ze had jarenlange ervaring in het lezen van gezichten. ‘Zal ik Halima halen?’ zei ze terwijl ze half opstond. Dat ze haar naam zonder bijtende toon uitsprak, gaf aan hoe bezorgd ze was. ‘Dat is zo gebeurd.’
‘Als ik me door elk pijntje laat onderbreken, krijg ik nooit wat af,’ zei Egwene terwijl ze de map opende. ‘Wat heb je vandaag voor me?’ Ze hield haar handen op de papieren om ze bij haar hoofd weg te houden.
Een van Siuans taken was het ’s ochtends ophalen van de verslagen van de Ajahs. Daarin stond het nieuws van hun netwerk van ogen-en-oren die de Ajahs bereid waren te delen, samen met gegevens die de afzonderlijke zusters aan hun Ajah hadden doorgegeven en waarvan de Ajah besloten had om die aan Egwene door te geven. Het was een vreemde manier van nieuws schiften, maar samen met Siuans gegevens had ze een tamelijk nauwkeurig beeld van de wereld. Het was Siuan gelukt de informanten te behouden die ze als Amyrlin had gehad. Ze had simpelweg geweigerd te vertellen wie haar informanten waren, ondanks verwoede pogingen van de Zaal. Uiteindelijk kon niemand tegenspreken dat die ogen-en-oren van de Amyrlin waren en dat ze dus aan Egwene verslag moesten doen. Men mopperde hier nog altijd over, maar de feiten waren onweerlegbaar. Zoals gewoonlijk was het eerste verslag niet afkomstig van de Ajahs of van Siuan, maar van Leane. Het bestond uit dunne vellen papier met daarop een sierlijk handschrift. Egwene wist niet precies waarom, maar het was zonneklaar dat Leanes letters door een vrouw geschreven waren. Als Egwene een vel had gelezen, liet ze het helemaal opbranden bij de tafellamp. Egwene en Leane deden in het bijzijn van anderen alsof ze elkaar nauwelijks kenden, dus mochten Leanes verslagen niet in de verkeerde handen vallen. Slechts een paar zusters wisten dat Leane ogen-en-oren in Tar VaIon had. Ze was misschien wel de enige. Een fout die veel mensen maakten, was dat ze keken naar wat er aan het einde van de straat gebeurde, maar niet letten op wat er zich voor hun neus afspeelde. Het Licht wist dat Aes Sedai evenveel fouten maakten als iedereen. Leane had jammer genoeg weinig nieuws te melden. Haar mensen in de stad klaagden over smerige straten die steeds gevaarlijker werden, zowel ’s nachts als overdag. Vroeger was er nauwelijks misdaad in Tar Valon, maar nu hadden de Torenwachten de straten verlaten om de havens en de brugtorens te bewaken. De Witte Toren inde alleen nog de invoerbelastingen en kocht voorraden via tussenpersonen, maar verder was er geen enkel contact met de stad. De grote stadspoorten waar het volk doorheen kon om de Toren te bezoeken waren gesloten. Voor zover bekend was er sinds het begin van de belegering geen zuster buiten de Toren gezien. Dit bevestigde de eerdere verslagen van Leane. Bij het laatste vel trok Egwene echter haar wenkbrauwen omhoog. Het gerucht ging dat Garet Brin een geheime ingang had gevonden en dat hij elk ogenblik met zijn leger binnen de stadswallen kon opduiken. ‘Leane had het ongetwijfeld vermeld als iemand ook maar iets over Poorten had gezegd,’ zei Siuan snel toen ze Egwenes uitdrukking zag. Ze had al deze verslagen natuurlijk al gelezen en wist welk vel Egwene vast had. Siuan ging zo abrupt op de wankele kruk verzitten dat ze bijna op het kleed viel. Dat weerhield haar er echter niet van om door te praten. ‘U kunt er zeker van zijn dat Garet niets heeft laten uitlekken,’ zei ze terwijl ze weer rechtop ging zitten. ‘Geen van zijn soldaten is zo dom om over te lopen naar de stad, en hij weet wanneer hij zijn mond moet houden. Hij heeft gewoon de naam dat hij vanuit het niets kan aanvallen. Hij heeft zoveel onmogelijke dingen gedaan dat mensen hem tot alles in staat achten. Meer is het niet.’