Выбрать главу

Egwene glimlachte stiekem terwijl ze het vel met heer Garets naam erop in de vlam hield. Een paar maanden geleden had Siuan een bijtende opmerking over hem gemaakt in plaats van hem te prijzen. Dan was hij die ‘bloedige Garet Brin’ geweest en niet gewoon Garet. Het kon onmogelijk zo zijn dat ze het miste om zijn was te doen en zijn laarzen te poetsen, maar Egwene had gezien hoe ze naar hem staarde als hij in het Aes Sedai-kamp was. En dan rende ze weg als hij ook maar even haar kant op keek. Siuan! Die wegrende! Siuan was meer dan twintig jaar Aes Sedai, en meer dan tien jaar Amyrlin geweest, maar ze had er geen flauw benul van hoe het was om verliefd te zijn.

Egwene sloeg de as van haar handen en stopte met glimlachen. Ze begreep Siuan volkomen, aangezien ze zelf ook verliefd was. Maar ze wist niet waar Gawein was en ze wist ook niet wat ze moest doen als ze erachter kwam. Hij had zijn verplichtingen aan Andor en zij haar verplichtingen aan de Toren. Ze kon die kloof alleen overbruggen als ze hem bond, maar dat kon hem zijn leven kosten. Het was beter om hem los te laten en hem te vergeten. Ze zou nog eerder haar eigen naam vergeten. Ze ging hem hóé dan ook binden. Dat wist ze zeker. Ze kon hem natuurlijk niet binden als ze niet wist waar hij was en haar handen niet op hem kon leggen. En zo was het cirkeltje rond. Wat waren mannen toch... lastig! Ze stopte even om haar vingers tegen haar slapen te houden, maar de kloppende pijn werd er niet minder van. Ze zette Gawein zo ver mogelijk uit haar gedachten. Ze dacht dat dit een voorproefje was van het hebben van een zwaardhand. Gawein bevond zich altijd in haar achterhoofd en zo nu en dan kwam hij op de meest ongelegen tijdstippen in haar gedachten. Ze concentreerde zich op datgene waar ze mee bezig was en pakte een volgend verslag op. Het leek wel alsof een deel van de wereld verdwenen was. Er was weinig nieuws uit de landen die door de Seanchanen bezet werden. Er waren fantasierijke beschrijvingen van Seanchaanse beesten die het bewijs waren dat ze Schaduwgebroed gebruikten. Er waren afschuwelijke verhalen over vrouwen die beproefd werden om te zien of ze damane waren en een halsband om moesten. Tot slot waren er deprimerende verhalen over... berusting. De Seanchanen bleken geen slechtere heersers te zijn dan anderen en zelfs beter dan sommigen; als je tenminste niet een vrouw was die kon geleiden. Een hoop mensen dachten niet meer aan verzet toen ze zagen dat de Seanchanen zich verder niet met hen bemoeiden. In Arad Doman ging het niet veel beter. Het stikte van de geruchten die in het verslag vermeld werden om aan te geven in wat voor toestand het land verkeerde. Koning Alsalam was dood. Nee, hij kon opeens geleiden en was toen gek geworden. Rodel Ituralde, de grootkapitein, was ook dood, of hij zat op de troon, of hij was Saldea binnengevallen. De leden van de Koopliedenraad waren ook allemaal dood, of ze waren het land ontvlucht, of hadden een burgeroorlog ontketend omdat ze allemaal koning wilden worden. Al deze geruchten konden waar of verzonnen zijn. De Ajahs waren gewend om alles te zien, maar nu was een derde van de wereld in dikke mist gehuld. Misschien hadden de Ajahs wel meer gezien, maar dat gaven ze dan niet door. Een ander probleem was dat elke Ajah een andere zaak van vitaal belang achtte en bijna al het andere negeerde. De Groenen bijvoorbeeld maakten zich vooral druk over geruchten dat de legers van de Grenslanden zich bij Nieuw Breem bevonden, honderden roeden van je Verwording die ze moesten bewaken. In hun verslag ging het over niets anders dan Grenslanders, alsof er terstond iets ondernomen moest worden. Niet dat ze iets voorstelden of een suggestie deden, maar de frustratie was duidelijk af te lezen aan het slordige handschrift van iemand die gehaast het vel vol gekrabbeld had. Egwene was door Elayne op de hoogte gebracht, maar ze vond het best om de Groenen even in hun sop gaar te laten koken. Siuan had haar uitgelegd waarom ze niet halsoverkop orde op zaken waren gaan stellen. Volgens haar informant in Nieuw Breem werden de Grenslanders vergezeld van vijftig of honderd zusters, misschien zelfs tweehonderd. Het precieze aantal Aes Sedai werd natuurlijk sterk overdreven, maar de Groenen waren ongetwijfeld van hun aanwezigheid op de hoogte, al werd er geen gewag van gemaakt in de verslagen die ze Egwene stuurden. Geen enkele Ajah had iets over die zusters gemeld. Maar als puntje bij paaltje kwam, was er weinig verschil tussen twee of tweehonderd zusters. Niemand wist wie die zusters waren en waarom ze daar waren, maar als men dat ging uitzoeken, zou dat ongetwijfeld als inmenging gezien worden. Er was vreemd genoeg bijna een oorlog tussen Aes Sedai aan de gang, maar toch weerhield de traditie een zuster ervan om zich te bemoeien met een andere zuster. Gelukkig maar.

‘Ze stellen tenminste niet voor om iemand naar Caemlin te sturen.’ Egwene knipperde met haar ogen en voelde dat haar hoofdpijn scherper was geworden door het lezen van de kleine lettertjes. Siuan lachte spottend. ‘En waarom zouden ze? Voor zover zij weten laat Elayne zich door Merilille en Vandene begeleiden. Ze zijn er zeker van dat ze een Aes Sedai als koningin krijgen en nog een Groene ook. Trouwens, de Asha’man zijn niet in Caemlin en dat wil iedereen zo houden. Zoals het er nu voor staat, kunnen we even goed proberen wespkwallen met onze blote handen uit het water te vissen. Zelfs de Groenen weten dat. Niet dat dat een zuster van welke kleur dan ook ervan weerhoudt zo nu en dan naar Caemlin te gaan. Om eventjes een bezoek te brengen aan een van haar ogen-en-oren, of om een gewaad te bestellen, of om een zadel te kopen, of om het Licht mag weten wat nog meer.’