Nog interessanter echter waren de reacties van de Gezetenen van wie Delana gezegd had dat ze over de onderhandelingen begonnen waren. Varilin zat heel stil en leek een glimlach te onderdrukken terwijl ze haar rok bestudeerde. Magla’s tong ging onzeker langs haar lippen en ze keek vanuit haar ooghoeken naar Romanda. Saroiya had haar ogen dicht, en haar lippen bewogen alsof ze bad. Faiselle en Takima staarden Egwene aan met een vrijwel identieke frons. Ze schrokken toen ze elkaar zagen en probeerden er vervolgens zó sereen uit te zien dat het leek alsof ze de spot met elkaar dreven. Het was heel vreemd. Beonin had hen onderhand op de hoogte gebracht moeten hebben van wat Egwene gezegd had, maar met uitzondering van Varilin zagen ze er allemaal ontdaan uit. Ze konden onmogelijk denken dat onderhandelingen een einde aan alles zouden maken. Elke vrouw riskeerde alleen al door haar aanwezigheid in deze Zaal dat ze gesust en terechtgesteld zou worden. Als er ooit een weg terug was geweest, dan was die maanden geleden verdwenen toen deze Zaal gekozen werd. Dat kón niet meer teruggedraaid worden. Lelaine leek tevreden te zijn met het effect van haar woorden, zo tevreden als een kat in een melkbus. Maar voordat ze weer zat, was Moria al opgesprongen. Dat trok alle aandacht en veroorzaakte nog meer gefluister. Hoewel Moria niet bekend stond om haar sierlijkheid, was het niet iemand die zomaar opsprong. ‘Dat moet inderdaad besproken worden,’ zei ze, ‘maar niet nu. De Zaal is bijeengeroepen door drie Gezetenen met dezelfde vraag. Deze vraag moet eerst behandeld worden. Wat hebben Akarrin en haar gezelschap gevonden? Ik vraag dat ze binnengebracht worden om verslag uit te brengen aan de Zaal.’
Lelaine keek boos naar de zuster uit haar Ajah, en met die priemende ogen kon ze bozer kijken dan wie ook. Maar voor de verandering waren de regels van de Toren hier duidelijk over en iedereen kende deze regels ook. Meestal was het tegenovergestelde het geval. Met onvaste stem vroeg Sheriam of Aledrin, de jongste na Kwamesa, Akarrin en de anderen wilde halen. Egwene besloot na deze zitting een hartig woordje met de rossige Hoedster te spreken. Als Sheriam zo doorging, had ze binnenkort niets meer aan haar. Delana stoof temidden van een groep zusters het paviljoen binnen. Ze was de laatste Gezetene en haalde net haar stola uit haar kap toen de mollige Witte Gezetene met zes zusters terugkwam en voor Egwene stilhield. Ze hadden waarschijnlijk hun mantels buiten op de loopplank laten liggen, want ze hadden ze niet om. Delana keek naar hen en fronste onzeker haar wenkbrauwen. Ze leek buiten adem alsof ze gerend had.
Of de zitting formeel was of niet, Aledrin vond duidelijk dat ze door moest gaan met de gebruikelijke formaliteiten. ‘Jullie zijn voor de Zaal van de Toren opgeroepen om te vertellen wat jullie gezien hebben,’ zei ze met een sterk Tarabons accent. De combinatie van donkerblond haar en bruine ogen was niet ongewoon in Tarabon, maar ze droeg haar halflange haar in een wit netje en niet in vlechten met kralen, ik draag jullie op zonder uitvluchten of terughoudendheid over deze zaken te spreken en alle vragen volledig te beantwoorden zonder iets achterwege te laten. Zweer dat je dit zult doen in naam van het Licht en in de hoop herboren en bevrijd te worden, of onderga de gevolgen.’ De oude zusters die deze ceremonie gecreëerd hadden, waren zich ervan bewust hoeveel speelruimte de Drie Geloften boden. Iets verzwijgen of ergens onduidelijk over zijn, maakte van wat je zei meteen iets heel anders. En dat alles zonder te liegen.
Akarrin sprak de belofte luid en wat ongeduldig uit, de andere vijf volgden, de een iets formeler en zelfbewuster dan de ander. Veel zusters werden in hun hele leven nooit opgeroepen om te getuigen voor de Zaal. Aledrin wachtte tot de laatste zuster was uitgesproken voordat ze naar haar bank terugliep.
‘Vertel ons wat je gezien hebt, Akarrin,’ zei Moria zodra de Witte Gezetene zich omgedraaid had. Aledrin verstijfde zichtbaar en toen ze weer zat, was haar gezicht volkomen uitdrukkingsloos, maar haar wangen waren rood aangelopen. Moria had moeten wachten. Ze was vast erg ongeduldig.
Zoals het gebruik voorschreef richtte Akarrin zich tot de Amyrlin Zetel. Er waren veel meer gebruiken dan wetten en het Licht wist dat er meer wetten waren dan bevroed kon worden. Veel van deze wetten waren eeuwenoud en dikwijls spraken ze elkaar tegen. Voor Aes Sedai waren traditie en gebruiken even belangrijk als de Wetten van de Toren, misschien zelfs belangrijker.
‘Wat we gezien hebben, Moeder, was een min of meer rond gat in de grond,’ zei ze en knikte om haar woorden te benadrukken. Ze leek haar woorden zorgvuldig te kiezen om voor iedereen zo duidelijk mogelijk te zijn. ‘Misschien was het oorspronkelijk een cirkel in de vorm van een halve bol, maar op sommige plekken was de rand afgebrokkeld. Het gat is ongeveer drie span breed en anderhalve span diep.’ Toen iemands adem stokte, fronste Akarrin alsof ze geen onderbreking duldde. Maar ze ging gewoon door met praten. ‘We kunnen niet met zekerheid zeggen hoe diep het gat was. De bodem was bedekt met water en ijs. We denken dat het ooit een meer wordt. We konden zonder al te veel moeite onze exacte positie bepalen en we durven te beweren dat het gat op de plek ligt waar zich ooit de stad Shadar Logoth bevond.’ Ze hield op met praten en even was alleen het geluid van ritselende rokken van nerveuze Aes Sedai te horen. Egwene had ook de zenuwen. Licht, een gat zo groot als de helft van Tar Valon! ‘Weet je hoe dit... gat... tot stand is gekomen, Akarrin?’ vroeg ze uiteindelijk. Ze was best trots dat haar stem zo rustig klonk. Sheriam stond gewoon te trillen! Egwene hoopte dat niemand dat zag. Het gedrag van een Hoedster werd altijd op de Amyrlin betrokken. Als de Hoedster liet zien dat ze bang was, zouden veel zusters denken dat Egwene ook bang was. Dat had ze liever niet. ‘We zijn allemaal voor deze taak gekozen omdat we in staat zijn overblijfselen te lezen, Moeder. We zijn er eerlijk gezegd beter in dan de meesten.’ Dus ze waren niét gekozen omdat er verder niemand geïnteresseerd was. Dit was een nuttige les. Wat Aes Sedai deden, was zelden zo simpel als het leek. Egwene wilde dat ze niet steeds dezelfde lessen moest leren die ze al dacht te kennen, insein is er het beste in,’ ging Akarrin verder. ‘Als u het goedvindt, laat ik haar antwoorden, Moeder.’
Insein streek zenuwachtig haar wollen rok glad en schraapte haar keel. De slungelige Grijze zuster met haar stevige kin en blauwe ogen had een aardige naam op het gebied van recht en bemiddeling, maar ze voelde zich duidelijk opgelaten om voor de Zaal te spreken. Ze keek Egwene strak aan alsof ze de Gezetenen niet wilde zien. ‘Gezien de hoeveelheden saidar die er gebruikt zijn, Moeder, was het niet verrassend om overblijfselen zo dik als de sneeuw aan te treffen.’ Ze had een duidelijk Morlands accent en een zangerige stem. ‘Zelfs na zoveel tijd zou ik ongeveer moeten kunnen afleiden wat er geweven is, maar ik heb nog nooit zoiets gezien. Ik kon de weving amper vinden, Moeder, en ik kon er geen touw aan vastknopen. Het zag er zelfs zo vreemd uit dat het leek of...’ Ze schraapte wederom haar keel en slikte. Haar gezicht werd een beetje bleek. ‘Het leek of het niet door een vrouw geweven was. We dachten uiteraard dat de Verzakers erachter zaten en dus testte ik de resonantie. Dat deden we allemaal.’ Ze draaide zich half om, maakte een gebaar richting de rest van het gezelschap en draaide snel weer terug. Ze keek veel liever naar Egwene dan naar de Gezetenen, die allemaal aandachtig luisterden. ‘Behalve die drie span verdwenen aarde weet ik niet wat er gebeurd is en hoe, maar er is zeker saidin bij gebruikt. De resonantie was zo sterk dat we het bijna konden ruiken. Er is veel meer saidin dan saidar gebruikt, alsof je de Drakenberg met een heuvel vergelijkt. Meer kan ik er niet over zeggen, Moeder.’ Door het hele paviljoen was het geluid te horen van zusters die weer begonnen te ademen. Sheriam was het duidelijkst te horen, maar dat kwam misschien omdat ze het dichtst bij stond.