‘... schipper heeft gezegd dat hij zou blijven waar we aangelegd hadden tot de belegering was opgeheven,’ zei de kleine vrouw vermoeid toen Gawein binnenkwam, ‘maar hij was zo bang dat hij nu wel een paar roeden weg kan zijn.’ Toen ze de koude luchtstroom die door de deur binnenkwam voelde, keek ze om en iets van de vermoeidheid trok uit haar gezicht weg. ‘Gawein Trakand,’ zei ze. ‘Ik heb bevelen voor u van de Amyrlin Zetel, Heer Gawein.’
‘Bevelen?’ zei Gawein en trok zijn handschoenen uit en stak ze achter zijn riem om tijd te winnen. Voor één keer zou de harde waarheid van pas kunnen komen, besloot hij. ‘Waarom zou Elaida mij bevelen sturen? Waarom zou ik gehoorzamen als ze dat deed? Ze heeft mij en de Jongelingen verstoten.’
Rajar had voor de zusters een eerbiedige houding aangenomen, met de handen op de rug, en hij keek Gawein snel zijdelings aan. Hij zou nooit voor zijn beurt praten, wat Gawein ook zou zeggen, maar de Jongelingen deelden Gaweins overtuiging niet. Aes Sedai deden wat ze deden, en geen mens kon het waarom ervan weten tot een zuster het hem vertelde. De Jongelingen hadden hun lot verbonden aan dat van de Witte Toren.
‘Dat kan wachten, Narenwin,’ zei Katerine kortaf en trok haar mantel met een ruk dichter om zich heen. Haar zwarte haren golfden in een wirwar over haar schouders alsof ze een paar haastige slagen met de borstel had gemaakt en het toen had opgegeven. Ze straalde iets uit wat Gawein deed denken aan een lynx op jacht. Of misschien aan een lynx verdacht op vallen. Ze keek maar heel even naar hem en Rajar. ‘Ik heb dringende zaken in de Toren. Zeg me hoe ik dat naamloze vissersdorp kan vinden. Of jouw schipper er nou wel of niet is, ik vind wel iemand die me over kan zetten.’
‘En mij,’ voegde Tarna eraan toe, met haar kin vooruit en blauwe ogen zo scherp als speren. In tegenstelling tot Katerine was Tarna’s lange, gele haar keurig, alsof een kamenierster haar geholpen had voor ze naar beneden was gekomen. Maar ze was al even geconcentreerd, alleen meer beheerst. ‘Ook ik heb een dringende reden om de Toren zo snel mogelijk te bereiken.’ Ze knikte even naar Gawein en nauwelijks naar Rajar, even koel als het marmer waaruit ze gehouwen scheen te zijn. Maar vriendelijker dan de blikken die ze Katerine toewierp of van haar terugkreeg. Er was altijd iets stugs tussen deze twee vrouwen, hoewel ze dezelfde Ajah deelden. Ze mochten elkaar niet, of hadden misschien zelfs een hekel aan elkaar. Met Aes Sedai was je daar nooit zeker van.
Gawein zou het niet erg vinden om hen beiden te zien vertrekken. Tarna was een dag na de aankomst van het geheimzinnige leger Dorlan binnengereden. Hoe de Aes Sedai deze dingen ook regelden, ze had Lusonia Cole onmiddellijk uit de kamer boven gezet en Covarla Baldene ontheven van het gezag over de elf andere zusters die al in het dorp waren. Ze had best een Groene kunnen zijn, gezien de manier waarop ze alles onder haar gezag stelde, de andere zusters over alles ondervroeg en elke dag de Jongelingen nauwkeurig inspecteerde alsof ze op zoek was naar mogelijke zwaardhanden. De mannen begonnen over hun schouders te kijken, met een Rode zuster die hen op deze manier onderzocht. Erger nog, Tarna reed urenlang uit, ongeacht het weer, op zoek naar iemand van de plaatselijke bevolking die haar langs de belegeraars naar de stad kon brengen. Vroeg of laat zou ze de verkenners van de belegeraars naar Dorlan leiden. Katerine was gisteren pas gekomen, woedend dat haar weg naar Tar Valon was geblokkeerd. Ze had zonder omhaal het bevel van Tarna overgenomen en de kamer van Covarla. Niet dat ze haar gezag op dezelfde manier gebruikte. Ze vermeed de andere zusters en weigerde wie dan ook te vertellen waarom ze verdwenen was bij de Dumaisbron of waar ze geweest was. Maar ook zij had de Jongelingen geïnspecteerd. Met de houding van een vrouw die een bijl onderzoekt die ze van plan is te gebruiken en zich niet bekommert om de hoeveelheid bloed die er verspild zou worden. Hij zou er niet van opgekeken hebben als ze geprobeerd had hem ertoe te bewegen voor haar een pad over de bruggen te banen tot in de stad. Hij zou in feite meer dan blij zijn om ze te zien gaan. Maar dan had hij nog te maken met Narenwin. En met Elaida’s bevelen. ‘Het is nauwelijks een dorp, Katerine,’ zei de nog steeds rillende zuster. ‘Er staan maar drie of vier armoedige vissershuizen, en stroomafwaarts is het een volle dag over land. Langer nog, vanaf hier.’ Ze plukte aan haar vochtige rokken en hield ze dichter bij het vuur. ‘We kunnen misschien een manier vinden om boodschappen de stad in te sturen, maar jullie zijn hiér nodig. Elaida zou vijftig of meer zusters hebben gestuurd, in plaats van alleen mij, als het niet zo moeilijk was geweest om ongezien zelfs maar één enkel roeibootje over de rivier te krijgen, zelfs in het donker. Ik moet zeggen dat ik verrast was om te ontdekken dat er zusters zo dicht bij Tar Valon zaten. Onder deze omstandigheden moet elke zuster buiten de stad...’ Tarna onderbrak haar met een opgeheven hand. ‘Elaida mag zelfs niet weten dat ik hier ben.’ Katerine vertrok haar mond en hief haar kin op, maar ze liet de andere Rode zuster uitspreken. ‘Wat waren haar opdrachten aan jou aangaande de zusters in Dorlan, Narenwin?’ Rajar keek naar de planken van de vloer. Hij was zonder een spier te vertrekken veldslagen tegemoet getreden, maar alleen een dwaas wilde in de buurt zijn van ruziënde Aes Sedai. Narenwin speelde nog wat met haar rokken. ‘Mij is opgedragen om het bevel op me te nemen over de zusters die ik hier zou vinden,’ zei ze stijfjes, ‘en te zien wat ik kon bereiken.’ Ze zuchtte en voegde er met tegenzin aan toe: ‘De zusters die ik hier onder Covarla zou vinden. Maar...’
Deze keer onderbrak Katerine haar. ‘Ik heb nooit onder Covarla’s bevel gestaan, Narenwin, dus die bevelen zijn op mij niet van toepassing. Morgenochtend ga ik eropuit om die drie of vier vissershutten te vinden.’
‘Maar...’
‘Genoeg, Narenwin,’ zei Katerine met ijzige stem. ‘Je kunt je regelingen treffen met Covarla.’ Ze keek de zuster van haar Ajah vanuit haar ooghoek aan. ‘Ik denk dat je me wel kunt begeleiden, Tarna. Een vissersbootje zou toch wel ruimte voor twee moeten hebben.’ Tarna neeg het hoofd eventjes, mogelijk als dank. De twee Rode zusters sloegen hun mantels om zich heen en schreden naar de deur die dieper het huis in leidde. Narenwin keek ze gekweld na en richtte haar aandacht op Gawein. Ze trok haar gezicht in iets wat op kalme trekken moest lijken.
‘Hebt u enig nieuws over mijn zuster?’ vroeg hij voor ze haar mond kon opendoen. ‘Weet u waar ze is?’
De vrouw was werkelijk vermoeid. Ze knipperde met haar ogen en hij kon bijna zien hoe ze een nietszeggend antwoord stond te bedenken.
Halverwege de kamer bleef Tarna staan. ‘De laatste keer dat ik haar zag, was Elayne bij de opstandelingen.’ Ieder hoofd in de kamer draaide zich naar haar toe. ‘Maar jouw zuster hoeft niet bang voor vergelding te zijn,’ ging ze kalm door, ‘dus zet dat maar uit je gedachten. Aanvaarden kunnen niet kiezen welke zuster ze moeten gehoorzamen. Ik geef je mijn woord dat ze er onder de wet geen blijvende gevolgen van zal ondervinden.’ Ze scheen zich niet bewust te zijn van Katerines ijzige blikken of Narenwins uitpuilende ogen. ‘Dat had u me ook wel eerder kunnen vertellen,’ zei Gawein ruw. Niemand sprak Aes Sedai grof aan, tenminste, niet meer dan één keer, maar het kon hem niet meer deren. Waren de andere twee verbaasd dat Tarna het antwoord wist, of verbaasd dat ze het antwoord gegeven had? ‘Wat bedoelt u met “blijvende gevolgen”?’ Tarna lachte blaffend. ‘Ik kan echt niet beloven dat ze niet een paar blauwe plekken zal oplopen als ze te veel is afgedwaald. Elayne is een van de Aanvaarden, geen Aes Sedai. Maar dat beschermt haar tegen groter kwaad als ze door een zuster op een dwaalspoor is gebracht. En je hebt het nooit eerder gevraagd. Bovendien hoeft ze niet gered te worden, zelfs al zou je daarin slagen. Ze is bij de Aes Sedai. Nu weet je alles wat ik je over haar vertellen kan; ik ga nog een paar uur proberen te slapen voor daglicht. Ik laat je aan Narenwin over.’ Katerine liet haar gaan zonder een spier te vertrekken. Een vrouw van ijs met de ogen van een jachtluipaard. Toen beende ze zelf zo snel de kamer uit dat haar mantel achter haar opwaaide. ‘Tarna heeft gelijk,’ zei Narenwin, toen de deur achter Katerine was dichtgevallen. De kleine vrouw mocht dan in het gezelschap van de andere twee niet de kalmte en geheimzinnigheid van een Aes Sedai tonen, maar in haar eentje bleef ze aardig overeind. ‘Elayne is gebonden aan de Witte Toren. Dat geldt ook voor jou, ondanks al dat gepraat over verstoten. De geschiedenis van Andor bindt je aan de Toren.’