Vreemd genoeg leek Tarna te ontspannen door deze opmerking. Ze ging weer zitten en leunde achterover, al zag ze er nog steeds een beetje ongerust uit. Ze koos haar woorden zorgvuldig en stopte om een slok wijn te nemen, maar Pevara zag dat ze niet echt dronk, ik heb lang de tijd gehad om na te denken op het rivierschip. Vooral toen die sufferd van een kapitein ons zo hard op de bodem voer dat er een mast afbrak en er een gat in de romp sloeg. We deden er dagen over om een ander schip te vinden nadat we weer aan land waren, en even lang om een paard te vinden. Zes van die mannen in één dorp overtuigden me uiteindelijk. Ze waren ook in het gebied eromheen, maar dat was niet zo dichtbevolkt. Ik... Ik denk dat het te laat is.’
‘Elaida denkt dat ze allemaal kunnen worden gestild,’ zei Pevara ontspannen. Ze had zichzelf al te veel blootgegeven. ‘Wat, terwijl ze zes man naar een klein dorpje kunnen sturen en Reizen? Ik zie maar één mogelijkheid. We...’ Tarna haalde diep adem en kneep weer in haar rode stola, nu meer uit spijt dan om tijd te winnen. ‘Rode zusters moeten hen als zwaardhand nemen, Pevara.’ Pevara was zo geschokt dat ze met haar ogen knipperde. Als ze iets minder zelfbeheersing had gehad, was haar mond opengevallen. ‘Méén je dat?’
De ijzig blauwe ogen keken haar recht aan. Het ergste was voorbij – het ondenkbare was uitgesproken – en Tarna was wederom van steen. ‘Ik vind dit niet echt iets om grapjes over te maken. De enige andere keus die we hebben is ze los te laten lopen. Wie kan het anders doen? Rode zusters zijn gewend aan de omgang met mannen als deze, en ze zijn bereid risico’s te nemen. Niemand anders zou het willen doen. Elke zuster zal er meer dan één moeten nemen, maar Groenen schijnen dat ook goed aan te kunnen. Ik denk echter dat de Groenen zullen flauwvallen als ze dit wordt voorgesteld. Wij... Rode zusters... moeten doen wat gedaan moet worden.’
‘Heb je dit met Elaida besproken?’ vroeg Pevara en Tarna schudde ongeduldig haar hoofd.
‘Elaida gelooft, zoals je zei. Ze...’ De geelblonde vrouw keek ingespannen in haar wijn voor ze verder ging. ‘Elaida gelooft vaak wat ze wil geloven en ziet wat ze wil zien. Ik heb geprobeerd het over de Asha’man te hebben toen ik terug was gekeerd. Niet om een binding voor te stellen, niet tegen haar. Ik ben niet dom. Ze heeft me verboden met haar over de Asha’man te spreken. Maar jij bent... ongewoon.’
‘En je gelooft dat ze kunnen worden gestild nadat ze zijn gebonden? Ik weet niet wat dat met de zuster doet die de binding houdt, en eigenlijk wil ik het ook niet weten.’ Nu was zij degene die tijd rekte, besefte Pevara. Ze had zich niet kunnen voorstellen waar dit gesprek toe zou leiden, maar ze had in de verste verte niet verwacht dat het hierop uit zou draaien.
‘Dat kan het doel zijn en misschien blijkt het onmogelijk,’ antwoordde de andere vrouw koeltjes. De vrouw was werkelijk van steen. ‘Hoe dan ook, ik zie geen andere manier om die Asha’man in het gareel te brengen. Rode zusters moeten hen binden als zwaardhand. Als het mogelijk is, zal ik een van de eersten zijn, maar het móét gebeuren.’
Ze zat in haar stoel en dronk rustig van haar wijn, en lange tijd kon Pevara haar alleen maar ontsteld aanstaren. Niets van wat Tarna had gezegd bewees dat ze geen lid van de Zwarte Ajah was, maar ze kon moeilijk elke zuster wantrouwen die dat niet kon bewijzen. Eigenlijk kon ze dat wel en deed ze dat ook wanneer het op de Zwarten aankwam, maar nu moest ze zich met andere zaken bezighouden. Ze was een Gezetene en geen jachthond. Ze moest aan de Witte Toren denken en aan Aes Sedai ver weg van de Witte Toren. En de toekomst.
Ze voelde in haar geborduurde buidel en haalde er een opgerold stukje papier uit. Eigenlijk zou het moeten gloeien met letters van vuur. Tot nu toe was zij een van twee vrouwen in de Toren die wisten wat erop stond. Ze aarzelde voor ze het papiertje aan Tarna gaf. ‘Dit kwam van een van onze verspieders in Cairhien, maar het is gestuurd door Toveine Gazal.’
Tarna keek Pevara abrupt aan toen ze de naam van Toveine uitsprak, maar ging meteen weer door met lezen. Haar strakke gezicht bleef onbewogen, zelfs nadat ze het bericht had gelezen en het papiertje weer had opgerold. ‘Dit verandert niets,’ zei ze vlak. Koud. ‘Het maakt mijn voorstel alleen maar dringender.’
‘Integendeel,’ zuchtte Pevara. ‘Het verandert alles. Het verandert de hele wereld.’
23
Sieraden
In de kamer was het iets warmer dan buiten. Niet veel, maar genoeg om ervoor te zorgen dat zich waternevel vastzette op de glazen ruitjes in de roodgeverfde kozijnen. In het glas zelf zaten bovendien bubbeltjes, maar Cadsuane stond naar buiten te turen alsof ze het sombere landschap duidelijk kon onderscheiden. Ze kon in elk geval meer dan genoeg zien. Een paar ongelukkige mensen met bundels op hun rug en een hoed op hun hoofd, waarbij de mannen slechts van de vrouwen te onderscheiden waren op grond van vormeloze rokken en slobberende broeken, sjokten over de modderige velden die het landhuis omringden. Soms bukten ze zich om een handvol aarde te pakken en tussen hun vingers te verkruimelen. Binnenkort konden ze weer beginnen met ploegen en bemesten, maar dat ze de grond beproefden was het enige dat aangaf dat de lente op komst was. Het woud achter de velden was een massa donkere, kale takken, die scherp afstaken tegen de bleekgrijze ochtendhemel. Als er een flink pak sneeuw had gelegen, zou alles er een stuk minder somber uit hebben gezien, maar het sneeuwde hier maar zelden. Als het sneeuwde, viel er maar een klein beetje, en het bleef bovendien maar zelden liggen tot de volgende bui. Toch kon ze weinig oorden bedenken die beter geschikt waren voor haar doeleinden, want de Rug van de Wereld lag op niet meer dan een forse dagreis te paard ten oosten van hier. Wie zou er ooit op de gedachte komen om binnen de grenzen van Tyr te zoeken? Maar was het niet te gemakkelijk geweest om de jongen ervan te overtuigen dat hij hier moest blijven? Met een zucht wendde ze zich af van het raam. Ze kon voelen hoe haar gouden sieraden, de maantjes, sterretjes, vogeltjes en visjes die in haar haren hingen, heen en weer bungelden. Ze was zich er de laatste tijd erg van bewust. Bewust? Ha! Dat was nog zwak uitgedrukt. De laatste tijd overwoog ze zelfs ze gewoon in haar haren te laten als ze ging slapen.
De zitkamer was groot, maar niet overdadig versierd, evenmin als de rest van het landhuis. De bewerkte, houten lijsten waren roodgeverfd. Ook de meubels hadden felle kleuren, maar er was nergens een spoortje verguldsel te bekennen. De twee brede open haarden waren degelijk maar eenvoudig; het stevige, smeedijzeren haardijzer was gemaakt om lang mee te gaan, niet als versiering. Het vuur in de haarden werd op haar verzoek laag gehouden en de vlammen likten slechts zachtjes aan de half opgebrande houtblokken. De twee vuurtjes waren echter fel genoeg om haar handen aan te kunnen warmen, en meer vroeg ze niet. Als het aan Algarin had gelegen, zou hij haar verstikt hebben met broeierige warmte, en met bedienden, hoewel hij er nog maar weinig in dienst had. Hij was een laaggeplaatste Heer van het Land en verre van welgesteld. Hij loste echter zowel letterlijk als figuurlijk altijd zijn schulden in, zelfs in gevallen waarin andere mannen van mening zouden zijn geweest dat iemand anders juist bij hén in de schuld stond.
De onbewerkte deur naar de gang ging krakend open – Algarins bedienden waren over het algemeen bijna even oud als hij en hoewel ze alles keurig schoon en opgeruimd hielden, geregeld de olielampen bijvulden en netjes de lontjes afknipten, werden de scharnieren in het landhuis niet regelmatig geolied. Verin kwam binnen, nog steeds in haar reiskleren van bruine wol, met een split in de rok. Haar mantel hing over haar arm en ze streek haar met grijs doorspekte haar glad. Op het hoekige gezicht van de kleine, gedrongen zuster lag een geërgerde uitdrukking. Ze schudde haar hoofd. ‘Welnu, het Zeevolk heeft zich overgegeven aan Tyr, Cadsuane. Ik ben niet bij de Steen in de buurt geweest, maar ik heb gehoord dat hoogheer Astoril is opgehouden met klagen over zijn krakende gewrichten en binnenskamers het overleg is aangegaan met Darlin. Wie had ooit gedacht dat Astoril ooit nog in beweging zou komen, en dat hij zich bovendien aan de kant van Darlin zou scharen? Op straat krioelt het van de wapenknechten, die voornamelijk dronken worden en met elkaar op de vuist gaan als ze niet tegen Atha’an Miere vechten. Het aantal leden van het Zeevolk in de stad is minstens even groot als het aantal inwoners. Harine was ontsteld. Zodra ze een boot kon huren is ze in allerijl naar de schepen vertrokken. Ze verwachtte duidelijk dat ze zou worden uitgeroepen tot Vrouwe der Schepen en alles weer recht zou kunnen zetten. Nesta din Reas is vrijwel zeker dood.’ Cadsuane liet het mollige vrouwtje rustig babbelen. Verin was lang niet zo dom als ze deed voorkomen. Sommige Bruine zusters waren werkelijk in staat over hun eigen voeten te struikelen omdat ze die niet hadden opgemerkt, maar Verin was een van de weinigen die zich verscholen achter een masker van argeloosheid. Ze leek te geloven dat Cadsuane dat masker had aanvaard als haar ware aard, maar als ze vond dat iets bekend moest worden gemaakt, deed ze dat. En wat ze wegliet, kon ook onthullend zijn. Cadsuane was niet zo zeker van deze zuster als ze graag zou willen. Onzekerheid hoorde nu eenmaal bij het leven, maar er waren gewoon te veel dingen waar ze over twijfelde, en dat beviel haar niet.