Выбрать главу

De vrouw met de roomkleurige huid pakte het juweel tussen wijsvinger en duim aan alsof ze een dode rat bij zijn staart had. ‘Meer iets voor een sluierdanseres,’ zei ze droog. Met een snelle polsbeweging gooide ze de ketting naar Egeanin en bitste: ‘Doe om!’ Egeanin ving het ding net op voor het haar gezicht raakte. Marts glimlach was verdwenen.

Hij verwachtte dat ze zou ontploffen, maar ze prutste onmiddellijk de sluiting open en duwde haar zware pruik omhoog om de ketting in haar nek te sluiten. Haar gezicht was zo uitdrukkingsloos dat het wel van sneeuw leek. ‘Omdraaien,’ beval Selucia. ‘Laat kijken.’

Egeanin draaide zich om. Stijf als een hark, maar ze draaide zich om. Setalle tuurde naar haar, schudde haar hoofd in verwondering, en schudde toen op een andere manier haar hoofd naar Mart voordat ze weer verder ging met borduren. Vrouwen konden op evenveel verschillende manieren met hun hoofd schudden als ze konden kijken. Dit hoofdschudden betekende dat hij een stommeling was, en als hij de subtielere betekenis niet begreep, dan vond hij dat best. Hij dacht niet dat hij het wilde weten. Drakenvuur, hij had een ketting gekocht voor Tuon, die hem voor zijn neus aan Selucia had gegeven en nu was hij van Egeanin?

‘Ze komt voor een nieuwe naam,’ zei Tuon nadenkend. ‘Hoe noemt ze zichzelf?’

‘Leilwin,’ antwoordde Selucia. ‘Een passende naam voor een sluierdanseres. Leilwin Scheeploos, misschien?’

Egeanin deinsde terug alsof elk woord een klap in haar gezicht was. ‘Mag ik me terugtrekken?’ vroeg ze stijfjes terwijl ze een buiging maakte.

‘Als je weg wilt, ga dan,’ gromde Mart. Het was niet een van zijn betere invallen geweest om haar mee te brengen, maar misschien kon hij nog wat van de schade herstellen als ze weg was. Met haar ogen op de planken vloer zakte Egeanin op haar knieën. ‘Mag ik me alstublieft terugtrekken?’

Tuon zat met rechte rug op de vloer en staarde dwars door de vrouw heen. Ze zag haar niet. Selucia bekeek Egeanin van top tot teen met opeen geknepen lippen. Setalle duwde haar naald door het doek in de borduurring. Niemand keurde Mart een blik waardig. Egeanin liet zich op haar gezicht vallen, en Mart kon nog net een vloek binnenhouden toen ze de vloer kuste. ‘Alstublieft,’ zei ze hees. ‘Ik vraag u toestemming me terug te trekken.’

‘Ga, Leilwin,’ zei Selucia, haar stem koud als die van een koningin die een kippendief toesprak, ‘en ik wil je gezicht niet meer zien, behalve achter de sluier van een sluierdanseres.’ Egeanin schuifelde op handen en knieën achteruit en viel bijna de deur uit. Mart bleef met open mond achter.

Met moeite toverde hij zijn glimlach weer te voorschijn. Het leek niet veel zin te hebben om te blijven, maar hij moest toch een passende aftocht maken. ‘Wel, ik neem aan...’

Tuon bewoog weer met haar vingers terwijl ze nog steeds niet naar hem keek, en Selucia onderbrak hem. ‘De hoogvrouwe is moe, Speeltje. Je hebt haar toestemming om te vertrekken.’

‘Luister, ik heet Mart,’ zei hij. ‘Een makkelijke naam. Een simpele naam. Mart.’ Tuon had even goed inderdaad een porseleinen pop kunnen zijn, want ze reageerde totaal niet.

Setalle legde haar borduurwerk echter neer en ging staan met een hand op de gekromde dolk achter haar riem. ‘Jongeman, als je denkt dat je kunt blijven rondhangen tot we ons klaarmaken om te gaan slapen, heb je het mis.’ Ze lachte erbij, maar haar hand bleef bij haar mes in de buurt en ze had voldoende Ebo Dar in zich om een man in een opwelling neer te steken. Tuon bleef onbeweeglijk zitten, een koningin op haar troon, per ongeluk in kleren die niet goed pasten. Mart vertrok.

Egeanin leunde met een hand tegen de zijkant van de wagen, haar hoofd omlaag. Met haar andere hand had ze de ketting om haar hals vast. Harnan bewoog een eindje verderop in het duister, net genoeg om te laten zien dat hij er was. Het was verstandig van hem om uit Egeanins buurt te blijven. Mart was te geërgerd om wijs te zijn. ‘Wat was dat allemaal?’ eiste hij. ‘Je hoeft niet meer voor Tuon op de knieën. En Selucia? Ze is de bediende van een vrouwe! Zelfs voor een koningin zou niemand zo op zijn knieën gaan als jij voor haar deed.’

Egeanins harde gezicht was in schaduwen gehuld, maar haar stem klonk afgetobd. ‘De hoogvrouwe is... wie ze is. Selucia is haar so’jhin. Niemand van het Lage Bloed zou haar so’jhin in de ogen durven kijken, misschien zelfs niemand van het Hoge Bloed.’ De sluiting brak toen ze de ketting van haar hals trok. ‘Maar nu ben ik helemaal niet meer van het Bloed.’ Ze strekte zich uit en gooide de ketting zo ver mogelijk weg.

Mart deed zijn mond open. Hij had een tiental goede paarden kunnen kopen voor wat hij voor dat ding betaald had, en nog geld over kunnen houden ook. Maar hij deed zijn mond weer dicht zonder iets te zeggen. Hij was misschien niet altijd even wijs, maar hij wist wel wanneer een vrouw in staat was om hem aan het mes te rijgen. En hij wist nog iets. Als Egeanin zich zo gedroeg bij Tuon en Selucia, dan kon hij maar beter zorgen dat de sul’dam uit hun buurt bleven. Het Licht mocht weten wat zij zouden doen als Tuon met haar vingers ging wiebelen.

Hij had dus werk te doen. Hij had een hekel aan werk, maar die oude herinneringen hadden zijn hoofd vol veldslagen gestopt. Hij had ook een hekel aan veldslagen – je kon er dood aan gaan! – maar het was beter dan werken. Strategie en tactiek. Leer het terrein kennen, leer je vijand kennen, en als je op de ene manier niet kon winnen, dan bedacht je een andere manier.

De volgende avond keerde hij terug naar de purperen wagen, alleen, en zodra Olver zijn lessen in Steen van Tuon had gekregen, overreedde hij Tuon met hem te spelen. Eerst wist hij niet zeker of hij zou winnen of verliezen toen hij op de vloer tegenover de donkere kleine vrouw zat. Sommige vrouwen wilden altijd winnen, maar het moest niet te gemakkelijk gaan. Anderen hadden liever dat de man won, of tenminste vaker dan dat hij verloor. Hij begreep dat niet – hij wilde winnen, en hoe makkelijker hoe beter – maar zo was het. Terwijl hij zat te twijfelen nam Tuon de beslissing voor hem. Halverwege het spel zag hij dat ze hem had vastgezet. Haar witte stenen stonden overal om zijn zwarte heen. Ze had overduidelijk gewonnen.

‘Je bent hier niet erg goed in, Speeltje,’ zei ze spottend. Ondanks haar toon keken haar grote, vochtige ogen hem koel aan, bestudeerden hem. Een man zou kunnen verdrinken in die ogen. Hij lachte en nam afscheid voor ze hem er uit zouden zetten. Strategie. Denk vooruit. Doe het onverwachte. De volgende avond nam hij een rood papieren bloemetje mee dat een van de naaisters had gemaakt. Hij gaf het aan een verraste Selucia. Setalle trok haar wenkbrauwen op, en zelfs Tuon leek verrast. Tactiek. Breng je tegenstander uit zijn evenwicht. Als je het goed bekeek waren vrouwen en veldslagen niet zo heel verschillend. Beide omringden een man met nevelen en konden hem zonder veel moeite doden. Als hij onzorgvuldig was.

Elke avond ging hij naar de purperen wagen voor een spelletje steen onder het toeziend oog van Setalle en Selucia, en concentreerde hij zich op het bord. Tuon was goed, en hij merkte dat hij keek hoe ze haar stenen plaatste, haar vingers vreemd sierlijk gebogen. Ze was gewend aan lange nagels en bewoog haar vingers nog steeds voorzichtig om ze niet te breken. Haar ogen waren ook gevaarlijk. Je had een helder hoofd nodig bij het spelen van steen of in veldslagen, maar haar blik leek dwars door zijn schedel te boren. Hij richtte echter zijn aandacht op het spel en het lukte hem vier van de volgende zeven te winnen. Tuon was tevreden wanneer ze won en vastbesloten als ze verloor, en ze was geen slechte verliezer zoals hij had gevreesd. Ze maakte geen snijdende opmerkingen, behalve dat ze hem steeds Speeltje bleef noemen, en gedroeg zich niet als een hooghartige koningin, tenminste zolang ze speelden. Ze genoot van het spel, lachte uitbundig wanneer ze hem in een val liet lopen, lachte wanneer het hem lukte zichzelf slim weer vrij te spelen. Ze leek wel een heel andere vrouw wanneer ze zichzelf verloor in het spelen. De papieren bloem werd gevolgd door een bloem van blauw linnen, en twee dagen later door een roze zijden bloem zo groot als een vrouwenhand. Beide gaf hij aan Selucia. Haar blauwe ogen keken steeds wantrouwender naar hem, maar Tuon zei haar dat ze de bloemen mocht houden en ze borg ze zorgvuldig op in een linnen doek. Hij liet drie dagen voorbij gaan zonder geschenken en bracht toen een bosje rode zijden rozenknoppen mee, met korte stengels en glinsterende bladeren die bijna echt leken. Hij had de naaister gevraagd om ze te maken op dezelfde dag dat hij die eerste papieren bloem meebracht.