Выбрать главу

Egwene hield op met grijnzen en wilde tegen Chesa zeggen dat ze zelf ook wat moest gaan eten – Chesa vond dat ze niets mocht eten tot Egwene klaar was – maar voordat ze haar mond kon opendoen, kwam Nisao de tent binnen. Ze werd omringd door de gloed van saidar. Voordat de tentflappen terugvielen, zag Egwene hoe Sarin, Nisao’s kale en zwartbehaarde zwaardhand, buiten stond te wachten. De kleine zuster had haar kap naar achteren gedaan zodat de gele voering van fluweel te zien was, maar ze hield haar mantel om zich heen geslagen alsof ze het ijskoud had. Ze zei niets en wierp Chesa een scherpe blik toe. Chesa wachtte tot Egwene knikte, pakte haar mantel en haastte zich naar buiten. Ze kon misschien het licht van de Kracht niet zien, maar ze wist wanneer Egwene alleen wilde zijn.

‘Kairen Stang is dood,’ zei Nisao meteen. Haar gezicht was glad en haar stem klonk kalm en kil. Ze was geen grote vrouw, maar het leek wel alsof ze haar uiterste best deed om langer te lijken. ‘Zeven zusters hadden al de resonantie getest voordat ik er was. Er is geen twijfel over mogelijk dat ze met saidin vermoord is. Haar nek was gebroken. Verbrijzeld. Alsof haar hoofd een slag in de rondte is gedraaid. Het was tenminste een snelle dood.’ Nisao haalde diep adem en ging nog meer rechtop staan. ‘Haar zwaardhand is in de boeien geslagen. Iemand heeft hem een kruidenmengsel gegeven om hem te laten slapen, maar hij zal onhandelbaar zijn als hij wakker wordt.’ Gelen moesten gewoonlijk helemaal niets van kruiden hebben, maar daar zei ze niets over. Een teken dat ze meer ontdaan was dan haar kalme gezicht liet blijken.

Egwene legde haar lepel op de kleine tafel en leunde achterover. Haar stoel voelde opeens niet meer zo gerieflijk. Bode Cauton was nu de beste na Leane. Een Novice. Ze probeerde niet te denken aan wat Bode nog meer was. Nu ze een paar extra dagen geoefend had, was Bode er bijna even goed in als Kairen. Bijna. Ze zei er echter niets over. Nisao wist een paar geheimen, maar niet allemaal. ‘Eerst Anaiya, en nu Kairen. Allebei van de Blauwe Ajah. Is er nog iets anders wat ze met elkaar verbindt?’

Nisao schudde haar hoofd. ‘Als ik het me goed herinner, was Anaiya al vijftig of zestig jaar Aes Sedai toen Kairen naar de Toren kwam. Misschien hadden ze dezelfde kennissen. Ik weet het niet, Moeder.’ Ze klonk moe en haar schouders hingen een beetje. Haar geheime onderzoek naar de dood van Anaiya had niets opgeleverd. Ze was zich er vast van bewust dat Kairen aan dat onderzoek toegevoegd zou worden.

‘Zoek uit hoe het zit,’ beval Egwene. ‘Maar doe het discreet.’ Deze tweede moord zou al meer dan genoeg ophef veroorzaken. Ze bestudeerde de Gele zuster even. Nisao kon achteraf met verontschuldigingen komen of beweren dat ze al vanaf het begin haar twijfels had gehad, maar tot dat tijdstip kwam ze normaal gesproken zelfverzekerd en volledig zeker van haar zaak over. Zoals alle zusters van de Gele Ajah. Dat was nu echter niet het geval. ‘Zijn er veel zusters die uit saidar putten als ze buiten hun tent zijn?’

‘Ik heb er wel een paar gezien, Moeder,’ zei Nisao stug. Haar kin ging omhoog, maar even later verdween de gloed die haar omringde. Ze trok haar mantel nog verder om zich heen alsof ze het opeens koud had. ‘Ik betwijfel of het Kairen iets had geholpen. Haar dood was te onverwacht. Maar het geeft je... een veiliger gevoel.’ Nadat de kleine zuster vertrokken was, zat Egwene met haar lepel in de pap te roeren. Ze zag geen zwarte spikkels meer, maar haar trek was weg. Ze stond uiteindelijk op, deed haar gestreepte stola om en sloeg haar mantel om haar schouders. Vooral vandaag mocht ze niet bij de pakken neer gaan zitten. Vooral vandaag moest ze haar dagelijkse taken uitvoeren.

Buiten rolden karren met grote wielen voort door de bevroren straten. Ze waren gevuld met grote watertonnen of stapels brandhout en kolenzakken. De wagenmenners en de mannen die achter de karren reden, zaten helemaal in hun mantel ingepakt tegen de kou. Novicefamilies liepen zoals gewoonlijk gehaast over de loopplanken en maakten zonder vaart te minderen hier en daar kniksen voor langskomende Aes Sedai. Als je een zuster niet op de juiste manier begroette, kon je straf krijgen. Maar dat kreeg je ook als je te laat was. Leraressen waren vaak minder tolerant dan Aes Sedai die je in het voorbijgaan tegenkwam. Die laatsten begrepen wel waarom Novices zich zo haastten.

De Novices sprongen natuurlijk nog steeds opzij bij het zien van de gestreepte stola die uit Egwenes kap hing. Ze besloot om haar stemming niet nog meer te laten verpesten door Novices die op straat kniksen maakten en door hun nichten opgevangen werden als ze bijna uitgleden op de ijskoude grond. Leden van dezelfde familie noemden elkaar ‘nicht’. Het bleek de onderlinge band te versterken, alsof ze echt familie waren. Haar stemming werd wel verpest door de Aes Sedai die ze hier en daar over de loopplanken zag lopen. Ze kwam er niet meer dan een tiental tegen op de route tussen haar tent en werkkamer, maar het merendeel werd omringd door het licht van de Kracht. Ze liepen bijna allemaal in groepjes van twee, soms gevolgd door zwaardhanden. Of ze nou door saidar omringd werden of niet, ze waren zeer alert en hielden iedereen in de gaten. Het deed haar denken aan die ene keer dat Emondsveld door de vlekkenkoorts geteisterd werd. Iedereen liep rond met in brandewijn gedrenkte zakdoeken voor hun mond. De toenmalige Wijsheid, Doral Barran, had gezegd dat dat zou helpen. Ze hielden allemaal hun zakdoek vast en bekeken elkaar om te zien wie als volgende besmet zou worden. Elf mensen waren gestorven toen de plaag weer voorbij was, maar het had nog een maand geduurd eer de zakdoeken weer opgeborgen werden. Lange tijd verbond ze de geur van brandewijn met angst. Ze rook nu bijna weer die geur. Twee zusters waren vermoord door een man die kon geleiden en die klaarblijkelijk kon gaan en staan waar hij wilde. Angst verspreidde zich sneller onder de Aes Sedai dan vlekkenkoorts ooit gekund had.

De tent die ze als werkkamer gebruikte, was al warm toen ze aankwam. Het komfoor verspreidde een rozengeur. De staande lampen en tafellamp waren aan. Men wist precies op welk tijdstip ze elke dag binnenkwam. Nadat ze haar mantel opgehangen had, ging ze achter haar schrijftafel zitten en pakte meteen de stoelpoot vast die altijd inklapte. Ze hoefde vandaag alleen maar haar dagelijkse handelingen te verrichten. Morgen zou ze aankondigen wat er moest gebeuren.

Ze werd verrast door haar eerste bezoekster. Theodrin was wel de laatste zuster die ze verwacht had. De sierlijke Bruine zuster uit Arad Doman had een koperkleurige huid en haar mond deed haar er nukkig uitzien. Vroeger zag ze eruit alsof ze elk ogenblik kon gaan glimlachen. Ze schreed over de versleten kleden en kwam vlak voor de schrijftafel tot stilstand. Haar kniks was zo plechtig dat Egwene besloot haar linkerarm uit te steken zodat Theodrin haar Grote Serpent-ring kon kussen. Je beantwoordde een plechtigheid met een andere plechtigheid.

‘Romanda wil weten of ze u vandaag kan spreken, Moeder,’ zei de slanke Bruine zuster. Ze zei het zachtjes, maar haar toon verried haar nukkigheid.

‘Zeg haar dat ze mag komen wanneer ze wil, Dochter,’ antwoordde Egwene voorzichtig. Theodrin maakte opnieuw een kniks met dezelfde uitdrukking op haar gezicht.

Toen de Bruine zuster de tent weer wilde verlaten, kwam er een Aanvaarde binnen die net haar gestreepte witte kap naar achteren deed. Emara was een magere vrouw en even klein als Nisao. Het leek wel alsof ze door de wind weggeblazen kon worden, maar ze pakte de Novices die onder haar toezicht stonden streng aan. Strenger dan veel zusters. Ze was echter ook streng voor zichzelf, en het leven van een Novice was nou eenmaal niet makkelijk. Emara keek met een minachtende grijns naar de rand op Theodrins stola en spreidde vervolgens haar gestreepte rok voor Egwene. Er verschenen rode vlekken op Theodrins wangen.

Egwene sloeg zo hard met haar hand op de tafel dat de stenen inktpot en de zandkoker bijna omvielen. ‘Ben je soms vergeten hoe je je tegenover een Aes Sedai dient te gedragen, kind?’ zei ze fel. Emara trok wit weg – de Amyrlin had nu eenmaal een naam – en maakte snel een nog diepere kniks voor Theodrin, die stijf knikte. Ze verliet de tent nog sneller dan ze binnengekomen was. Emara stamelde in een door de zenuwen versterkt Illiaans accent dat Lelaine de Amyrlin wilde spreken. Romanda en Lelaine waren een tijd terug een stuk minder formeel en kwamen onaangekondigd binnen wanneer het hun uitkwam. Er was een hoop veranderd sinds ze Elaida de oorlog verklaard hadden. Egwene gaf hetzelfde antwoord als ze Theodrin had gegeven, maar was veel meer kortaf. Emara viel bijna om toen ze een kniks maakte en rende de tent uit. Dit was weer een stapje verder in het ontstaan van de legende van Egwene Alveren, de Amyrlin Zetel die nog meer gevreesd werd dan Sereille Bagand.