Maigan was een beeldschone vrouw met grote ogen en volle lippen, maar alles aan haar was te uitgerekt. Ze was niet zo erg lang, maar toch zagen haar handen er lang uit. ‘Ik heb mijn eigen kruk meegenomen, Moeder,’ zei ze terwijl ze een kniks probeerde te maken met de kruk in haar hand. ‘Die van u zijn niet zo stabiel, als ik zo vrij mag zijn.’
Het was geen verrassing dat de Blauwe Ajah na Anaiya’s dood een vervangster zou aanwijzen voor Egwenes ‘adviesraad’. Egwene had goede hoop toen ze hoorde wie het zou worden. Maigan was een van Siuans bondgenoten toen Siuan nog Amyrlin was. ‘Vindt u het erg als ik Siuan thee laat brengen, Moeder?’ zei Maigan terwijl ze op haar kruk ging zitten. ‘U zou eigenlijk een Novice of Aanvaarde moeten hebben voor dat soort klusjes, maar Siuan kan het ook doen.’
‘De Novices moeten naar hun lessen, Dochter,’ antwoordde Egwene, ‘en zelfs sinds we de families hebben ingevoerd, krijgen Aanvaarden nauwelijks de tijd om zelf te studeren.’ Daar kwam bij dat ze een Novice of Aanvaarde buiten in de kou moest laten staan als ze iemand onder vier ogen wilde spreken. Dat zou erg zwaar zijn voor iemand die nog niet wist hoe je de kou moest negeren. En het zou voor iedereen een teken zijn dat er binnen iets besproken werd dat de moeite waard was om af te luisteren. ‘Siuan, wil je ons alsjeblieft wat thee brengen? We kunnen allemaal wel een lekker warm kopje gebruiken.’
Maigan deed haar hand omhoog toen Siuan naar de ingang liep. ‘In mijn tent staat een pot munthoning,’ zei ze gebiedend. ‘Breng die maar mee. En niet snoepen. Ik weet nog wel hoe gek je vroeger op zoetigheid was. Schiet maar op.’ Maigan was een bondgenote geweest. Nu was ze een van de vele zusters die Siuan er de schuld van gaven dat de Witte Toren gebroken was.
‘Zoals je wenst, Maigan,’ antwoordde Siuan volgzaam en ze maakte zelfs even een kniks voordat ze zich naar buiten haastte. En ze haastte zich echt. Maigan was net zo’n sterke geleidster als Mijrelle of Morvrin, maar zij hoefde zich niet te houden aan bevelen of een eed van trouw. De zuster met het lange gezicht knikte tevreden. Siuan had moeten smeken om weer toegelaten te worden tot de Blauwe Ajah. Het gerucht ging dat Maigan van iedereen het meeste geëist had dat Siuan smeekte.
Morvrin verontschuldigde zich en ging snel na Siuan weg. Misschien wilde ze Siuan wel over het een en ander spreken. Mijrelle pakte een van de krukken en ging de strijd met Maigan aan: wie de ander het best kon negeren. Egwene begreep niets van de vijandigheid tussen die twee. Soms konden mensen gewoon niet zo goed met elkaar opschieten. Er werd dus niet veel gepraat. Egwene maakte van de gelegenheid gebruik om door de vellen in Siuans map te bladeren, maar ze kon zich niet concentreren op de geruchten uit Illian en de insinuaties uit Cairhien. Niets bevestigde Theodrins bewering dat er iets was waardoor de Gele Ajah in rep en roer was. Siuan had wel wat gezegd als ze er iets van wist.
Maigan en Mijrelle keken naar haar alsof ze iets heel interessants aan het doen was. Ze had hen het liefst weggestuurd, maar ze wilde weten wat Mijrelle dacht over de dag dat Shadar Logoth van de aardbodem verdwenen was. Ze kon er niet één wegsturen en de ander laten zitten. Ze kon ze allebei wel wat aandoen! Toen Siuan terugkeerde met een houten dienblad met daarop een zilveren theepot en porseleinen kopjes – en Maigans witte honingpot – werd ze gevolgd door een soldaat met een maliënkolder aan. Het was een jonge Shienaraan met een knot op zijn verder kaalgeschoren hoofd. Hij was jong, maar ook weer niet. Over Ragans bruine wang liep het rimpelige litteken van een pijlwond. Hij had een hard gezicht zoals alleen mannen die elk ogenblik konden sterven dat hadden. Hij boog, terwijl Siuan de kopjes neerzette, met één hand op het gevest van zijn zwaard en een halvemaanvormige helm in de andere hand. Hij liet op geen enkele manier merken dat ze elkaar al kenden.
‘Het is een eer u te dienen, Moeder,’ zei hij plechtig. ‘Heer Brin heeft me gestuurd. Ik moest van hem zeggen dat het erop lijkt dat de overvallers vannacht de rivier overgestoken zijn. Samen met Aes Sedai. Heer Brin heeft het aantal patrouilles verhoogd. Hij raadt de zusters aan in de buurt van het kamp te blijven. Om incidenten te voorkomen.’
‘Is het goed als ik ga, Moeder?’ zei Siuan met de blik van iemand die plotseling heel nodig naar de latrines moest.
‘Ja ja,’ zei Egwene zo ongeduldig mogelijk en ging meteen verder met praten. ‘Zeg maar tegen heer Brin dat Aes Sedai gaan en staan waar ze willen, wanneer ze dat willen.’ Ze hield haar mond dicht voordat ze ‘Ragan’ kon zeggen, maar dat zorgde ervoor dat ze er nog strenger uitzag. Althans, dat hoopte ze.
‘Ik zal het hem zeggen, Moeder,’ antwoordde hij en boog opnieuw. ‘Ik dien met hart en ziel.’
Maigan glimlachte flauw terwijl hij de tent verliet. Ze hield niet van soldaten – zwaardhanden waren nuttig, maar soldaten veroorzaakten naar haar mening alleen maar ellende – maar ze had niets tegen een aanwijzing dat er onenigheid tussen Egwene en Garet Brin was. Of misschien kon je beter zeggen dat Lelaine daar niets tegen had. Op dit punt was Maigan het volledig met Lelaine eens. Mijrelle zag er verbijsterd uit. Zij wist dat Egwene het goed kon vinden met heer Garet.
Egwene stond op, schonk een kopje thee voor zichzelf in en nam wat van Maigans honing. Haar handen trilden geen ogenblik. De boten lagen klaar. Over een paar uur zou Leane Bode meenemen en pas als ze ver genoeg van het kamp verwijderd waren, zou ze haar uitleggen wat ze gingen doen. Larine moest de straf ondergaan die ze verdiend had en Bode moest doen wat nodig was. Egwene was jonger dan Bode toen ze de opdracht kreeg op Zwarte zusters te jagen. De Shienaranen bestreden de Schaduw in de Verwording en dienden met hart en ziel. Aes Sedai en alle vrouwen die ooit Aes Sedai zouden worden, dienden de Toren. Het was een sterker wapen tegen de Schaduw dan welk zwaard dan ook, waar een onvoorzichtige hand zich lelijk aan kon snijden.
Romanda kwam binnen terwijl Theodrin een tentflap voor haar opzij hield. De grijsharige Gele zuster maakte een kniks die precies aan de gedragsregels voldeed. Ze waren nu niet in de Zaal. De Amyrlin was daar misschien slechts eerste onder gelijken, maar in haar werkkamer was ze wel meer dan dat. Ze maakte echter geen aanstalten om Egwenes ring te kussen. Er waren grenzen. Ze keek naar Mijrelle en Maigan alsof ze overwoog hun te vragen weg te gaan. Of hun te bevelen weg te gaan. Het was een netelige toestand. Gezetenen moesten gehoorzaamd worden, maar geen van beide zusters was van haar Ajah en ze waren in de werkkamer van de Amyrlin. Ze zei uiteindelijk niets. Ze liet Theodrin haar mantel met geborduurde gele bloemen ophangen en een kopje thee voor haar inschenken. Theodrin deed dit allemaal uit zichzelf en ging vervolgens in een hoek staan waar ze met een nukkige blik haar stola rechttrok. Romanda ging op de lege kruk zitten en het lukte haar om de kruk met ongelijke poten op een zetel in de Zaal van de Toren of zelfs op een troon te laten lijken. Ze schikte vervolgens de geelgerande stola goed die onder haar mantel verborgen was.
‘De onderhandelingen verlopen stroef,’ zei ze met die hoge, zangerige stem. Het klonk als een bekendmaking. ‘Varilin is een en al frustratie. -Magla is ook gefrustreerd en zelfs Saroiya heeft het gehad.
Dat wil toch wel wat zeggen.’ Met uitzondering van Janya hadden alle Gezetenen die vroeger een zetel in de Toren bekleed hadden, zich aangemeld voor de onderhandelingen. Ze kenden namelijk al die andere vrouwen van vroeger. Beonin deed weinig meer dan boodschappen rondbrengen.
Romanda proefde even van de thee en hield het kopje op de schotel opzij zonder iets te zeggen. Theodrin kwam vliegensvlug uit haar hoek, nam het kopje mee naar het dienblad, deed honing bij de thee, gaf het kopje weer terug aan de Gezetene en ging weer in de hoek staan. Romanda proefde de thee opnieuw en knikte goedkeurend. Theodrins gezicht werd rood.
‘De onderhandelingen gaan zoals ze gaan,’ zei Egwene voorzichtig. Romanda was tegen elke vorm van onderhandelingen geweest, of ze nu voor de schijn waren of niet. En ze wist wat er vanavond ging gebeuren. Het was een onnodige belediging geweest om dat verborgen te houden voor de Zaal.