‘Die hebben we nog nodig,’ zei Selucia met gepaste eerbied terwijl ze de grote witte pot uit Tuons hand trok. Ze zette de pot voorzichtig opzij en hurkte neer aan Tuons voeten alsof ze bereid was om zich op Mart te werpen, hoe belachelijk dat ook mocht zijn. Hoewel er op dit ogenblik niets belachelijk scheen te zijn. Vrouw Anan richtte zich op en gaf Tuon een andere kom van een van de planken. ‘Hier hebben we er genoeg van,’ murmelde ze. Mart wierp haar een verontwaardigde blik toe, maar haar lichtbruine ogen twinkelden van plezier. Plezier! Ze werd geacht die twee te bewaken!
Een vuist bonsde op de deur. ‘Hulp nodig daar binnen?’ riep Harnan onzeker. Mart wist eigenlijk niet aan wie hij het vroeg. ‘We hebben alles in de hand,’ riep Setalle terug en stak kalm de naald door de stof in haar borduurraam. Je zou gedacht hebben dat er in de wereld niets belangrijker was dan haar borduurwerk. ‘Ga aan je werk. Treuzel niet.’ Ze kwam niet uit Ebo Dar, maar ze had duidelijk Ebodaraanse manieren opgepikt. Even later bonkten laarzen het trapje weer af. Harnan was kennelijk ook te lang in Ebo Dar geweest.
Tuon draaide de kom in haar hand om en om alsof ze de beschilderde bloemen bekeek, en haar lippen vertrokken in een glimlach die zo smal was dat Mart het zich bijna verbeeld kon hebben. Als ze glimlachte was ze meer dan aardig, maar dit was zo’n soort lachje dat aangaf dat ze meer wist dan hij. Hij zou er nog netelroos van krijgen als ze zo doorging. ‘Ik weiger bekend te staan als bediende, Speeltje.’
‘Mijn naam is Mart, niet dat... andere,’ zei hij terwijl hij overeind kwam en voorzichtig zijn heup uitprobeerde. Tot zijn verbazing deed die niet meer pijn dan voor hij tegen de vloer gesmakt was. Tuon trok een wenkbrauw op en woog de kom in haar hand. ik kon het volk buiten toch moeilijk vertellen dat ik de Dochter van de Negen Manen heb ontvoerd,’ zei hij geprikkeld.
‘Hoogvrouwe Tuon, boer!’ zei Selucia scherp. ‘Ze is gesluierd.’ Gesluierd? Tuon had in het paleis een sluier gedragen, maar daarna niet meer.
De kleine vrouw maakte een sierlijk handgebaar, als een koningin die een gunst verleent. ‘Het is niet van belang, Selucia. Hij is nog onwetend. We zullen hem moeten onderwijzen. Maar je gaat het verhaal veranderen, Speeltje. Ik weiger een bediende te zijn.’
‘Het is te laat om nog iets te veranderen,’ zei Mart en hield een oogje op de kom. Haar handen zagen er erg breekbaar uit nu haar lange vingernagels waren afgeknipt, maar hij herinnerde zich hoe snel ze konden zijn. ‘Niemand vraagt u een bediende te zijn.’ Luca en zijn vrouw kenden de waarheid, maar voor alle anderen moest er een reden zijn waarom Tuon en Selucia in deze wagen waren opgesloten en werden bewaakt. De beste oplossing was geweest om een verhaal te verzinnen over een stel dienstmeiden die op het punt stonden ontslagen te worden vanwege diefstal, en die de vlucht van hun meesteres en haar geliefde hadden willen verraden. Mart zelf vond het een uitstekend verhaal. Voor het volk van de vertoning voegde het alleen maar meer toe aan de romantiek. Hij dacht dat Egeanin haar tong zou inslikken toen hij het aan Luca uitlegde. Misschien had ze geweten hoe Tuon het zou opvatten. Licht, hij wenste bijna dat de dobbelstenen zouden ophouden. Hoe kon een man nadenken met dat gerommel in zijn hoofd?
‘Ik kon u niet achterlaten om alarm te slaan,’ vervolgde hij geduldig. Dat was waar. ik weet dat vrouw Anan het u heeft uitgelegd.’ Hij twijfelde even of hij zou zeggen dat hij van pure zenuwen had zitten babbelen over het feit dat zij zijn vrouw was – ze moest wel denken dat hij volslagen gek was! – maar het scheen het beste om dat niet nog eens te berde te brengen. Als zij bereid was om het te laten rusten, des te beter, ik weet dat ze u dit al gezegd heeft, maar ik beloof dat niemand u zal deren. We zijn niet op losgeld uit, maar willen hier alleen maar levend vandaan komen. Zodra ik heb bedacht hoe ik u veilig terug kan sturen naar huis, zal ik dat doen. Dat beloof ik. Tot die tijd zal ik het u zo geriefelijk maken als mogelijk is. De rest zult u moeten verdragen.’
Tuons grote donkere ogen bliksemden als onweer in de nacht, maar ze zei: ‘Het schijnt dat ik erachter zal komen wat je beloften waard zijn. Speeltje.’ Aan haar voeten siste Selucia als een kat die een emmer water over zich heen heeft gekregen. Ze draaide haar hoofd half omhoog alsof ze iets wilde zeggen, maar Tuons linkerhand gebaarde wat, en Selucia bloosde en zweeg. Het Bloed gebruikte met hun dienaren zoiets als de handtaal van de Speervrouwen. Mart wenste dat hij de tekens kon doorgronden. ‘Geef me antwoord op een vraag, Tuon,’ zei hij. Hij dacht dat hij Setalle ‘dwaas’ hoorde mompelen. Selucia verstrakte en er verscheen een gevaarlijke gloed in Tuons ogen, maar als ze hem ‘Speeltje’ bleef noemen, zou hij eerst verbranden voor hij haar met een titel aansprak.
‘Hoe oud bent u?’ Hij had gehoord dat ze maar een paar jaar jonger was dan hij, maar als hij haar in dat zakkige gewaad zag leek dat onmogelijk.
Tot zijn verbazing ontstak die gevaarlijke vonk in vlammen. Hij zou ter plekke verzengd moeten zijn. Tuon rechtte haar schouders en richtte zich op tot haar volle lengte. Niet dat dat veel was; hij betwijfelde of ze op blote voeten meer dan vijf voet mat. ‘Mijn veertiende echtnaamsdag zal binnen vijf maanden vallen,’ zei ze met een stem die verre van kil was; sterker nog, die stem had de wagen beter kunnen verhitten dan de kachel. Hij voelde even hoop, maar ze was nog niet klaar. ‘Nee. Jullie houden hier je geboortenamen aan, niet? Dat zal dan mijn twintigste naamdag zijn. Was je bang dat je een... kind had gestolen?’ Ze siste die laatste woorden bijna. Mart wuifde afwerend met zijn handen. Als een vrouw begon te sissen als een ketel op het vuur, deed een man er verstandig aan om haar heel snel te laten afkoelen. Ze greep de kom zo stevig vast dat de pezen op de rug van haar hand strak stonden, en hij had geen zin om met zijn heup nog een keer een val op de grond te wagen. Trouwens, hij wist niet hoe hard ze hem de eerste keer had willen raken. Haar handen waren heel snel. ik wilde het alleen maar weten, dat is alles,’ zei hij haastig, ik was nieuwsgierig en wilde alleen maar wat praten. Ik ben zelf maar iets ouder.’ Twintig. Daar ging zijn hoop dat ze te jong was om hem de eerstvolgende drie of vier jaar te huwen. Alles wat er tussen hem en zijn huwelijksdag kwam, zou hem welkom geweest zijn.
Tuon hield haar hoofd scheef, bekeek hem achterdochtig en gooide toen de kom op bed naast vrouw Anan. Ze ging weer op de kruk zitten en schikte haar omvangrijke rokken met evenveel zorg alsof ze een zijden gewaad vormden. Maar ze bleef hem door haar lange wimpers aankijken. ‘Waar is je ring?’ wilde ze weten.
Onbewust tikte hij op zijn linkerringvinger waar de grote zegelring gewoonlijk zat. ik draag hem niet de hele tijd.’ Niet wanneer iedereen in het Tarasinpaleis wist dat hij hem droeg. De ring zou trouwens nogal hebben afgestoken bij zijn werkkleren. Het was trouwens niet eens zijn eigen zegel, maar slechts het probeersel van een goudsmid. Vreemd hoe zijn hand lichter aanvoelde zonder de ring. Te licht. Vreemd ook dat ze er een opmerking over maakte. Maar ja, waarom ook niet? Licht, die dobbelstenen lieten hem terugdeinzen voor schaduwen en opspringen bij elk zuchtje. Of misschien kwam het door Tuon; een onbehaaglijke gedachte.
Hij wilde op het lege bed gaan zitten maar Selucia wierp zich er zo snel op dat een acrobaat er jaloers op zou zijn geweest. Ze strekte zich er volledig op uit en steunde haar hoofd met haar hand. Haar hoofddoek verschoof maar ze trok hem haastig recht, en al die tijd staarde ze hem trots en koud als een koningin aan. Hij keek naar het andere bed en vrouw Anan legde haar borduurwerk lang genoeg neer om opzichtig haar rokken te schikken; het was duidelijk dat ze nog geen duimbreed wilde opschuiven. Bloed en as, ze gedroeg zich alsof ze Tuon tegen hem bewaakte! Vrouwen leken wel altijd samen te scholen zodat een man nooit een eerlijke kans had. Nou ja, hij was er tot nu toe in geslaagd om Egeanin de leiding uit handen te nemen. En hij was niet van plan zich de les te laten lezen door Setalle Anan of een kamenierster met een grote boezem of de hoogmoedige Dochter van de Negen mottige Manen! Maar hij kon er toch moeilijk eentje hardhandig opzij schuiven om een plekje te vinden om te gaan zitten.