Выбрать главу

Hij wilde wegglippen om Berelain te vermijden, maar zag toen drie lange vrouwen te voet tussen de paarden, met donkere sjaals om hun hoofd en bovenlijf gewonden. Hij aarzelde. De Wijzen gingen te paard als het moest, met tegenzin, maar een span of twee door de sneeuw in zware wollen rokken was geen reden om hen op een paardenrug te krijgen. Seonid of Masuri zou vast en zeker ook bij die groep zijn, hoewel de Aielvrouwen Berelain wel schenen te mogen – hij kon zich niet voorstellen waarom.

Hij had zich niet bij de ruiters willen aansluiten, wie er ook bij mocht zijn, maar door zijn aarzeling kon hij hen niet meer ontwijken. Een van de Wijzen – hij dacht dat het Carelle was, een vrouw met vuurrode haren en uitdagende, scherpe blauwe ogen – hief een hand op en wees in zijn richting, en de hele groep keerde zich naar hem toe. De soldaten wendden hun paarden en tuurden door de bomen zijn kant op en lieten hun lansen met stalen punten zakken. Ze konden hem waarschijnlijk niet onderscheiden door de diepe schaduwpoelen en heldere strepen zonlicht. Hij was verrast dat de Wijze hem had gezien, maar Aiel hadden gewoonlijk scherpe ogen. Masuri was bij hen, een slanke vrouw in een bronsmantel op een appelschimmel, evenals Annoura die haar bruine merrie inhield; ze was te herkennen aan de vele dunne vlechten die onder haar kap uit piekten. Berelain zelf zat vooraan op een glanzende roodvos. Ze was een grote en mooie jonge vrouw met lang zwart haar, gekleed in een rode mantel die met zwart bont was afgezet. Maar haar schoonheid werd verminderd door één enkele ongerechtigheid; ze was geen Faile. Maar wat hem betrof werd haar schoonheid geruïneerd door iets veel ergers. Zij was degene die hem verteld had dat Faile ontvoerd was en dat Masema contacten had met de Seanchanen, maar bijna iedereen in het kamp dacht dat hij met Berelain geslapen had in de nacht dat Faile ontvoerd was, en ze had niets gedaan om dat verhaal te ontzenuwen. Hij kon haar moeilijk vragen om het openlijk te ontkennen, maar ze had best iéts kunnen doen, zoals tegen haar kameniersters zeggen dat het niet waar was, wat dan ook. In plaats daarvan bleef Berelain zwijgen en haar kameniersters, die roddelden als wasvrouwen, stookten het verhaal zelfs op. Zulke dingen bleven een man aankleven in Tweewater.

Sinds die nacht had hij Berelain ontweken. Hij zou ook nu zijn weggereden, zelfs nadat hij gezien was, maar ze nam een mand aan van haar kamenierster, een mollige vrouw die in een blauwgouden mantel was gewikkeld, sprak de anderen toe en stuurde toen haar rijdier naar hem toe. Alleen. Annoura stak een hand op en riep haar iets na, maar Berelain keek niet om. Perijn twijfelde er niet aan dat ze hem zou volgen, waar hij ook naartoe ging. Bovendien zouden de mensen zoals het er nu voorstond denken dat hij zich met haar wilde afzonderen als hij nu wegreed. Hij dreef zijn hielen in Stappers flanken om zich bij de anderen te voegen, hoewel hij er weinig zin in had. Als ze dat zo graag wilde, moest ze maar weer met hem mee teruggaan. Maar ondanks de ongelijke grond en de sneeuw zette ze haar vos aan tot een draf en ontmoette hem halverwege met wapperende rode mantel. Hij moest met tegenzin toegeven dat ze een goed ruiter was. Niet zo goed als Faile, maar beter dan de meesten.

‘Je kijkt behoorlijk kwaad,’ lachte ze zachtjes, toen ze voor hem stilhield. Zoals ze de teugels vasthield leek ze bereid om hem de weg te versperren als hij probeerde om haar heen te komen. Die vrouw schaamde zich ook nergens voor! ‘Glimlach, zodat de mensen denken dat we flirten.’ Ze stak de mand naar hem uit. ‘Dit tovert vast wel een glimlach op je lippen. Ik hoorde dat je nog weleens vergeet te eten.’ Ze trok haar neus op. ‘En je te wassen, schijnt het. Je baard moet ook worden bijgeknipt. Een gekwelde, onverzorgde echtgenoot die zijn vrouw redt is heel romantisch, maar misschien is ze niet zo te spreken over een vuile schooier. Een vrouw vergeeft het je niet als je het beeld dat ze van je heeft de grond instampt.’ Perijn was ineens de kluts kwijt. Hij nam de mand aan, zette hem voor zich op het zadel en wreef zonder nadenken over zijn neus. Hij was gewend aan bepaalde geuren van Berelain, gewoonlijk die van een wolvin op jacht – met hem als prooi – maar vandaag gaf ze geen jachtgeur af. Nog geen spoortje. Ze rook geduldig, zo geduldig als steen, en vermaakt, met een onderstroom van vrees. Voor zover hij zich voor de geest kon halen was ze nog nooit bang van hem geweest. En waarom was ze zo geduldig? Trouwens, wat vermaakte haar zo? Hij had niet verwarder kunnen zijn als hij op een klipkat met de geur van een lammetje was gestuit.

Verwarring of niet, zijn maag begon te rommelen bij de geuren die uit de mand opstegen. Gebraden boshoen, als zijn neus hem niet bedroog, en brood dat nog warm was. Er was weinig bloem in voorraad, en brood was bijna even zeldzaam als vlees. Het was waar dat hij op sommige dagen niet at. Soms vergat hij het echt, en als hij eraan dacht was het bemachtigen van een maaltijd een opgave omdat hij dan spitsroeden moest lopen langs Lini en Breane, of omdat de mensen met wie hij was opgegroeid hem links lieten liggen. Voedsel recht onder zijn neus deed hem watertanden. Zou het van trouweloosheid getuigen als hij voedsel opat dat door Berelain gebracht werd?

‘Dank je voor het brood en de boshoen,’ zei hij ruw, ‘maar het laatste wat ik wil is dat iemand denkt dat we aan het flirten zijn. En ik was me wanneer ik kan, hoewel dat jouw zaak niet is. Het is niet makkelijk in dit weer. Bovendien ruiken de anderen niet veel beter.’ Maar zij wel, besefte hij ineens. Onder haar lichte, bloemige parfum was geen spoortje zweet of vuil te bekennen. Het ergerde hem dat hij had opgemerkt dat ze parfum gebruikte en schoon rook. Alsof hij Faile verried.

Berelains ogen verwijdden zich even in verbazing – waarom? – maar toen zuchtte ze. Haar glimlach begon er wat star uit te zien en er kwam een spoortje ergernis in haar geur op. ‘Laat je tent opzetten. Ik weet dat er in een van jouw wagens een koperen badkuip zit. Die heb je vast niet weggegooid. Mensen verwachten dat een edelman er als een edelman uitziet, Perijn, en daar hoort toonbaarheid bij, zelfs als het wat moeite kost. Het is een overeenkomst tussen jou en hen. Je moet hun geven wat ze verwachten, evengoed als wat ze nodig hebben of willen hebben. Anders verliezen ze hun achting voor je en krijgen een hekel aan je omdat jij ervoor gezorgd hebt dat ze die achting kwijtraken. Eerlijk gezegd kan niemand van ons zich veroorloven dat te laten gebeuren. We zijn allemaal ver van huis en omringd door vijanden en ik ben ervan overtuigd dat jij, Heer Perijn Guldenoog, onze enige kans bent om heelhuids thuis te komen. Zonder jou valt alles uit elkaar. Glimlach nou maar, want als we flirten hebben we het tenminste niet over andere dingen.’ Perijn ontblootte zijn tanden. Op vijftig pas afstand zouden de Mayeners en de Wijzen dat in deze ochtendschemer wel voor een glimlach aanzien. Hun achting verliezen? Berelain had er juist voor gezorgd dat de achting was verdwenen die de mensen uit Tweewater ooit voor hem hadden gehad. Om nog maar te zwijgen van die van Failes bedienden. Erger nog, Faile had hem meer dan eens haar eigen les gelezen over de verplichtingen van een edelman. Maar het stond hem helemaal niet aan om uitgerekend Berelain zijn vrouw te horen napraten. ‘Hebben we het over dingen die je eigen mensen niet mogen weten dan?’

Haar gezicht bleef onbewogen maar de onderstroom van angst i haar geur werd sterker. Het was beslist geen paniek, maar ze dacht dat ze in gevaar was. Haar gehandschoende handen waren om de teugels van haar vos geklemd, ik heb mijn dievenpakkers in het kamp van Masema laten rondneuzen en “vrienden” laten maken. Het was natuurlijk beter als we daar ogen-en-oren zouden hebben, maar toch. Ze namen wijn mee die ze zogenaamd van mij gestolen hadden, en ze hebben wel wat opgestoken.’ Even keek ze hem schuins en raadselachtig aan. Licht! Berelain wist dat Faile Selande en die andere dwazen als verspieders had gebruikt. Dat had ze hem tenslotte zelf verteld. Haar dievenpakkers Gendar en Santes hadden waarschijnlijk Haviar en Nerion in Masema’s kamp gezien. Hij moest Balwer waarschuwen voor hij Medore op Berelain en Annoura afstuurde, want dat zou beslist een flinke rotzooi geven. Toen hij bleef zwijgen ging ze door. ‘Er zit meer in die mand dan eten. Iets... dat Santes gisterochtend in Masema’s kamptafel vond. Die dwaas kan geen slot zien zonder te willen weten wat erachter zit. Hij had zich dat ding moeten inprenten in plaats van het mee te nemen, maar gedane zaken nemen geen keer. Laat niemand het je zien lezen nadat ik zoveel moeite gedaan heb om het te verbergen!’ voegde ze er scherp aan toe toen hij het deksel van de mand optilde en een in stof gewikkelde bundel opmerkte. De geuren van gebraden gevogelte en warm brood stegen op in zijn gezicht, ik heb eerder gezien dat Masema’s mannen je volgden. Ze kunnen nu ook wel op de uitkijk staan!’