Выбрать главу

Maar kennelijk was het wel zo, en Faile maakte dat ze snel bij Sevanna’s tent kwam, sneller dan ze prettig vond. Vreselijk dat ze zo haar best deed om te voorkomen dat Sevanna boos zou worden. Toen ze binnenkwam en gedwee bij de tentflappen bleef staan, besteedde niemand echter enige aandacht aan haar.

Sevanna’s tent was geen laag Aielbouwsel, maar een vierkant gevaarte van rood tentdoek, dat zo groot was dat er twee palen voor nodig waren om het overeind te houden. Het werd verlicht door zeker tien staande spiegellampen. Twee vergulde komforen gaven een beetje warmte af en stootten dunne sliertjes rook uit, die door de rookgaten in het dak naar buiten zweefden. Binnen was het desondanks nauwelijks warmer dan buiten. De weelderige kleden, die pas waren neergelegd nadat de sneeuw zorgvuldig weg was geschraapt, vormden samen een rood met groen en blauwe vloer vol Tyreens maaswerk, bloemen en dieren. Zijden kussens met kwastjes lagen verspreid over de kleden en in de hoek stond één stoel, een groot geval vol ingewikkeld houtsnijwerk en met een dikke laag verguldsel. Faile had er nog nooit iemand in zien zitten, maar ze wist dat de stoel de indruk moest wekken dat er een stamhoofd was. Ze bleef stilletjes en met haar ogen neergeslagen staan. Drie andere gai’shain met gouden gordels en halsbanden om, onder wie een man met een baard, stonden bij de ene wand van de tent, voor het geval ze een dienst moesten verrichten. Sevanna was er ook, net als Therava.

Sevanna was een lange vrouw, iets langer dan Faile zelf, met lichtgroene ogen en haar als gesponnen goud. Ze zou mooi geweest zijn, ware het niet dat er om haar volle mond een hebzuchtige trek lag. gr was maar weinig aan haar waaraan je kon zien dat ze een Aiel was, afgezien van haar ogen, haar haren en haar zongebruinde gezicht. Haar hemd was van witte zijde. In haar rok – die weliswaar donkergrijs was, maar ook van zijde – zat een split voor het paardrijden. De eveneens zijden sjaal die ze om haar voorhoofd had gebonden was felrood met goud. Als ze liep, staken de tenen van haar rode laarzen onder de zoom van haar rok uit. Om elke vinger droeg ze een ring met een juweel, en vergeleken bij haar kettingen en armbanden van dikke parels, geslepen diamanten, robijnen zo groot als duiveneieren, saffieren, smaragden en vuurdruppels viel alles wat Someryn droeg in het niet. Niet één sieraad was van Aielmakelij. Therava daarentegen was in alles een Aiel. Ze droeg kleren van donkere wol en witte algoed, haar handen waren onopgesmukt en haar kettingen en armbanden waren van goud en ivoor. Voor haar geen vingerringen of edelstenen. Ze was langer dan de meeste mannen en haar donkerrode haar was doorspekt met witte lokken. Met haar felblauwe ogen leek ze wel een adelaar, die Sevanna ogenschijnlijk als een kreupel lam kon verslinden. Faile wilde tien keer liever Sevanna boos maken dan Therava. De twee vrouwen stonden op dit ogenblik lijnrecht tegenover elkaar aan weerszijden van een tafel ingelegd met ivoor en turkoois en Sevanna beantwoordde Therava’s boze blik al even fel.

‘De dingen die gaande zijn, duiden op gevaar,’ zei Therava, op een toon alsof ze het moe was zichzelf steeds te moeten herhalen en misschien zelfs overwoog het mes te trekken dat aan haar gordel hing. Ze streek over het heft terwijl ze praatte, en niet geheel achteloos, dacht Faile. ‘We moeten maken dat we wegkomen, en wel zo snel mogelijk. Ten oosten van hier ligt een gebergte. Als we dat weten te bereiken, zijn we veilig en kunnen we alle sibben weer om ons heen verzamelen, sibben waarvan we nooit gescheiden zouden zijn geweest als jij niet zo zeker van je zaak was geweest, Sevanna.’

‘Veiligheid? Durf je te spreken van veiligheid?’ Sevanna lachte. ‘Ben je zo oud en tandeloos geworden dat we je brood en melk moeten gaan voeren? Luister. Hoe ver is het naar dat gebergte van je? Hoeveel dagen, of weken, moeten we door die bloedige sneeuw zwoegen om daar te komen?’ Ze gebaarde naar de tafel tussen hen in, waar een uitgerolde landkaart op lag die met twee dikke, gouden kommen en een zware gouden kandelaar met drie poten op zijn plaats werd gehouden. De meeste Aiel trokken hun neus op voor landkaarten maar Sevanna had het gebruik ervan overgenomen, samen met allerlei andere gewoontes van de natlanders. ‘Welke dingen er ook gaande zijn, het is ver weg, Therava. Dat heb je zelf gezegd, net als alle andere Wijzen. Deze stad heeft heel wat voorraden, genoeg om ons nog weken te voeden als we hier blijven. Wie zal het wagen ons te bedreigen als we dat doen? En als we blijven... Je hebt zelf gehoord wat de lopers zeiden, wat er in de berichten stond. Over twee of drie weken, hooguit vier, zullen zich nog tien sibben bij me hebben aangesloten. Misschien zelfs meer! Tegen die tijd is de sneeuw wel gesmolten, als je de natlanders uit de stad mag geloven. Dan kunnen we veel sneller reizen, want dan hoeven we niet alles op sleeën voort te sleuren.’ Faile vroeg zich af of de mensen uit de stad ook iets over de modder hadden gezegd.

‘Nog tien sibben zullen zich aansluiten bij jóu,’ zei Therava. Haar stem klonk vlak, behalve bij dat laatste woord. De hand die om het heft van het mes lag, verstrakte. ‘Je spreekt namens het stamhoofd, Sevanna. Daarom ben ik gekozen om jou raad te geven alsof je een stamhoofd bent, en die moet omwille van de stam elke raad ter harte nemen. Ik raad je naar het oosten te trekken en die richting aan te houden. De overige sibben kunnen zich in de bergen even gemakkelijk bij ons aansluiten als hier. En wat geeft het als we onderweg een beetje honger moeten lijden? Zijn we niet allemaal gewend aan ontberingen?’

Sevanna speelde met haar kettingen en de grote smaragd aan haar rechterhand vlamde in het licht van de staande lampen op als groen vuur. Haar mond verstrakte, waardoor ze er alleen maar hongeriger uitzag. Ze mocht dan gewend zijn aan ontberingen, maar ze had er geen trek in. Ze vond het al erg genoeg dat het in haar tent niet zo warm was. ik spreek namens het stamhoofd, en ik zeg dat we hier blijven.’ Er klonk een duidelijke uitdaging door in haar stem, maar ze gaf Therava niet de kans om erop in te gaan. ‘Aha, ik zie dat Faile, mijn brave, gehoorzame gai’shain, aangekomen is.’ Ze pakte iets van de tafel en haalde de doek eraf die eromheen gewikkeld was. ‘Komt dit je bekend voor, Faile Bashere?’

In haar handen had Sevanna een mes van anderhalve hand lang, dat aan één kant geslepen was. Het was een eenvoudig werktuig van het soort dat duizenden boeren bezaten. Alleen herkende Faile het patroon van de klinknagels in het houten heft en het kerfje in de rand. Het was het mes dat ze had gestolen en zo zorgvuldig had verborgen. Ze zei niets. Er viel niets te zeggen. Het was een gai’shain verboden een wapen te bezitten. Je mocht zelfs geen mes hebben, tenzij je voor het eten vlees of groenten moest snijden. Ze kon de schok die door haar heenging toen Sevanna verder ging echter niet verhullen.

‘Maar §oed dat Galina het me kwam brengen voordat je het kon gebruiken, al weet ik niet welk doel je voor ogen had. Als je iemand had neergestoken, zou ik erg boos op je zijn geworden.’ Galina? Natuurlijk. De Aes Sedai zou echt niet toestaan dat ze ontsnapten voordat ze hadden gedaan wat zij wilde. ‘Ze schrikt ervan, Therava.’ Sevanna lachte vermaakt. ‘Galina weet wat er van een gai’shain verwacht wordt, Faile Bashere. Wat zal ik met haar doen, Therava? Daarin mag je me wel raad geven. Er zijn al verschillende natlanders gedood omdat ze een wapen in hun bezit hadden, maar deze zou ik niet graag kwijtraken.’ Therava tilde met één vinger Failes kin op en keek haar recht in de ogen. Faile keek strak terug, maar ze voelde dat haar knieën knikten. Ze probeerde zichzelf niet eens wijs te maken dat het door de kou kwam. Faile wist van zichzelf dat ze geen lafaard was, maar als Therava haar aankeek, voelde ze zich een konijntje in de klauwen van een adelaar dat wachtte tot de snavel op haar af zou komen. Therava was degene die haar als eerste had opgedragen om Sevanna te bespieden. De andere Wijzen mochten dan misschien terughoudender zijn, Faile twijfelde er niet aan dat Therava er geen enkele moeite mee zou hebben haar de keel door te snijden als ze haar teleurstelde. Het had geen zin om te doen alsof ze niet bang was voor deze vrouw. Ze moest de angst alleen zien te bedwingen, als ze kon.