Merilille had de stola meer dan honderd jaar gedragen, Careane meer dan vijftig jaar, en zelfs Sareitha droeg hem al langer dan Elayne Trakand, maar rang ging onder de Aes Sedai hand in hand met vermogen, en geen van deze drie was meer dan middelmatig sterk. In de ogen van de Aes Sedai gaf vermogen misschien geen wijsheid, maar het verleende wel gewicht aan je mening. Met voldoende verschil in vermogen werden meningen opdrachten. Soms dacht Elayne dat de regels van de Kinne beter waren.
‘Ik weet niet wat het is,’ zei ze, voordat een van de andere Aes Sedai kon spreken, ‘maar we kunnen er niets aan doen, dus kunnen we maar beter ophouden ons zorgen te maken. We hebben genoeg om ons mee bezig te houden zonder dat we ook nog eens ongerust moeten zijn over dingen die we toch niet kunnen beïnvloeden.’ Rasoria draaide haar hoofd, fronste en vroeg zich duidelijk af wat ze had gemist, maar de onrust in Sareitha’s donkere ogen werd door Elaynes woorden weggenomen. Ze bleef wel haar handen onrustig bewegen alsof ze haar bruine rokken wilde gladstrijken, maar ze was bereid om het voorbeeld te volgen van een zuster die zo hoog stond als Elayne. Soms was het voordeel van een hoge positie dat je tegenwerpingen met een enkele uitspraak in de kiem kon smoren. Careane had haar onverstoorbaarheid teruggevonden, als ze die ooit al kwijt was geweest. Het ging haar moeiteloos af, hoewel ze meer op een voerman dan een Aes Sedai leek, ondanks de berilkleurige zijde en haar leeftijdloze koperen gezicht. Maar Groenen waren meestal wat geharder dan Bruinen. Merilille zag er helemaal niet sereen uit. Ze had grote ogen opgezet en haar mond stond een beetje open, waardoor het leek alsof ze geschrokken was. Maar die indruk wekte ze tegenwoordig vaker.
Elayne liep door en hoopte dat de vrouwen hun eigen werkzaamheden zouden hervatten, maar Merilille kwam naast Birgitte lopen. De Grijze zuster zou eigenlijk de hoogste rang onder de drie moeten hebben ingenomen, maar ze had de neiging ontwikkeld om te wachten tot anderen haar vertelden wat ze moest doen. Ze schoof dan ook zonder commentaar op toen Sareitha beleefd vroeg of Birgitte haar wat ruimte wilde geven. De zusters waren altijd beleefd tegen Elaynes zwaardhand in haar rol als kapitein-generaal. Birgitte de zwaardhand probeerden ze te negeren. Aviendha ontving niets van deze beleefdheid van Careane, die zich met haar ellebogen een plaats verwierf tussen haar en Elayne. Iedereen die niet was opgeleid in de Witte Toren was per definitie een wilder, en Careane had de pest aan wilders. Aviendha tuitte haar lippen, al trok ze het mes niet uit haar riem en liet ze ook niet merken dat ze dat van plan was, waar Elayne dankbaar voor was. Haar eerstezuster kon soms onbezonnen zijn, hoewel ze Aviendha enige gehaastheid op dat ogenblik wel had kunnen vergeven. Het was onder alle omstandigheden verboden brutaal te zijn tegen een andere Aes Sedai, maar Aviendha had bedreigingen kunnen grommen en met haar mes kunnen zwaaien zoveel ze wilde.
pat was misschien voldoende geweest om het drietal in alle staten te doen vertrekken. Maar Careane leek de koele groene blik die op haar viel niet op te merken.
‘Ik heb Merilille en Sareitha gezegd dat we er niets aan kunnen doen,’ zei ze kalm. ‘Maar moeten we niet zorgen dat we klaar zijn om te vluchten voor het geval het naderbij komt? Het is geen schande om hiervoor te vluchten. Zelfs gekoppeld zouden we als motten tegen een bosbrand strijden. Vandene wilde absoluut niet luisteren.’
‘We moeten echt voorbereidingen treffen, Elayne,’ mompelde Sareitha afwezig, alsof ze in gedachten al lijsten aan het opstellen was. ‘Juist wanneer je geen plannen maakt, zou je willen dat je het wel had gedaan. Er staan enkele boeken in de librije die we niet moeten achterlaten. Ik geloof dat een paar niet eens in de librije van de Toren staan.’
‘Ja.’ Merilille klonk ademloos en ongerust. ‘Ja, we moeten klaar zijn om te vertrekken. Misschien... Misschien moeten we niet wachten. Als we uit noodzaak vertrekken, is dat vast geen schending van onze overeenkomst. Daar ben ik zeker van.’ Enkel Birgitte keurde haar een blik waardig, maar ze schrok.
‘Als we inderdaad gaan,’ zei Careane alsof Merilille niet had gesproken, ‘moeten we de Kinne meenemen. Als ze zich verspreiden, weet alleen het Licht wat ze doen en of we ze ooit terugvinden, vooral nu sommigen hebben geleerd om te Reizen.’ Er klonk geen bitterheid in haar stem, al kon van de zusters in het paleis alleen Elayne Reizen. Het leek voor Careane verschil te maken dat de Kinsvrouwen in de Witte Toren waren begonnen, zelfs al waren de meesten weggestuurd of weggelopen. Ze had er zelf niet minder dan vier herkend, onder wie één wegloper. Maar het waren tenminste geen wilders.
Sareitha’s mond verstrakte. Het bedrukte haar dat verschillende Kinsvrouwen Poorten konden weven; zij had heel andere denkbeelden over de Kinne. Normaal gesproken beperkte ze haar tegenwerpingen tot een frons of een minachtend gezicht sinds Elayne haar eigen standpunt duidelijk had gemaakt, maar de spanning leek haar tong te hebben losgemaakt. ‘We moeten ze inderdaad meenemen,’ zei ze kortaf, ‘anders zullen ze zodra we onze hielen gelicht hebben, zeggen dat ze Aes Sedai zijn. Elke vrouw die beweert dat ze meer dan driehonderd jaar geleden uit de Toren is gezet, kan van alles beweren! We moeten ze in het oog houden als je het mij vraagt, en ze niet zomaar hun gang laten gaan, vooral diegenen die kunnen Reizen. Misschien dat ze tot nu toe alleen weggingen en weer terugkwamen als jij dat zei, Elayne, maar hoelang zal het duren voordat een van hen niet meer terugkomt? Let op mijn woorden, zodra er eentje ontsnapt zullen er meer volgen, en dan hebben we een chaos die we niet meer kunnen opruimen.’
‘We hebben geen reden om weg te gaan,’ zei Elayne vastberaden, evenzeer bedoeld voor de garde als voor de zusters. Dat verre baken was nog steeds op dezelfde plek waar ze het aanvankelijk had waargenomen. Als het al bewoog, dan leek de kans klein dat het de kant van Caemlin uit zou gaan, laat staan dat het naar het paleis zou komen. Maar een gerucht dat de Aes Sedai bang waren en zich klaarmaakten om te vluchten, zou genoeg kunnen zijn om de menigte als een dolle troep in de richting van de poorten te doen stormen. Zelfs een leger dat een stad aanviel zou niet zoveel slachtoffers maken. En deze drie kletsten maar alsof niemand behalve de wandkleden het kon horen! Van Merilille kon ze het min of meer begrijpen, maar dat gold niet voor de anderen. ‘We blijven hier, zoals de Amyrlin Zetel heeft bevolen en totdat zij anders beveelt. De Kinsvrouwen worden als voorheen beleefd behandeld totdat ze weer welkom zijn in de Toren. Dat is ook een bevel van de Amyrlin, zoals jullie heel goed weten. En jullie blijven de windvindsters onderwijzen en jullie leven leiden zoals dat Aes Sedai past. Er wordt van ons verwacht dat we de angsten van mensen wegnemen, niét dat we zinloos geroddel en paniek verspreiden.’
Goed, misschien was ze een beetje streng geweest. Sareitha keek als een terechtgewezen Novice naar de vloertegels. Merilille schrok weer op toen de windvindsters werden genoemd, maar dat was te verwachten. De anderen gaven lessen, maar het Zeevolk hield Merilille even stevig vast als een leerling. Ze sliep in hun vertrekken en werd doorgaans niet zonder twee of drie van hen gezien, waarbij ze gedwee achter hen aan liep. Ze waren alleen tevreden met deemoedigheid van haar.
‘Natuurlijk, Elayne,’ zei Careane haastig. ‘Natuurlijk. Geen van ons zou voorstellen om ongehoorzaam te zijn aan de Amyrlin.’ Aarzelend legde ze haar stola met de groene franje over haar armen, blijkbaar erg in beslag genomen door de juiste schikking ervan. Ze wierp wel een medelijdende blik op Merilille. ‘Maar over het Zeevolk gesproken: zou je Vandene kunnen zeggen dat ze haar aandeel in de lessen moet leveren?’ Toen Elayne zweeg, kreeg haar stem een klank die bij ieder ander dan een Aes Sedai nors zou worden genoemd. ‘Ze zegt dat ze te druk is met de twee weglopers, maar ze heeft wél genoeg tijd om mij ’s avonds aan de praat te houden tot ik bijna tol van de slaap. Die twee zijn al zo bang dat ze nog geen kik zouden geven als hun gewaad in brand vloog. Ze hebben haar aandacht niet nodig. Ze zou best een deel van de lessen aan die bloedige wilders op zich kunnen nemen. Vandene moet zich maar eens als een Aes Sedai gaan gedragen!’