Выбрать главу

Robert Jordan

Vuur uit de hemel

Voor Harriet

Het licht in haar ogen is mijn Licht.

Met zijn komst zijn de vreselijke vuren wederom ontvlamd.

Heuvels verbranden en landen verschroeien. De jaren van de mens geraken ten einde en de uren korten. De muren zijn doorgestoken en de sluiers van het vaarwel geheven. Stormen rommelen achter de verten en vuur uit de hemel zuivert de landen. Geen redding zonder ramp, geen hoop aan deze zijde van de dood.

Uit:
De Voorspellingen van de Draak,
mogelijk vertaald door N’Delia Basolaine,
eerste vrouwe en zwaardvrouwe van Raidhen van Hol Cuchone (ongeveer 400 NB)

Proloog

De eerste vonken

Elaida do Avriny a’Roihan zat achter haar grote schrijftafel en streel de verstrooid de lange stola met de zeven kleuren die over haar schouders hing, de stola van de Amyrlin Zetel. Velen zouden op het eerste oog een knappe vrouw menen te zien, maar bij een tweede blik tot de slotsom komen dat de strenge, leeftijdloze trekken van de Aes Sedai niet alleen voor dit moment golden. Vandaag lag er nog wat meer in haar ogen: er vonkte iets van boosheid in. Als iemand erop gelet zou hebben.

Ze luisterde amper naar de vrouwen die op een rij hoge krukken voor haar zaten. Hun gewaden toonden iedere tint tussen wit en het donkerste rood en waren naar de smaak van de draagster van zijde of wol. Allen behalve één droegen de staatsiestola met de Vlam van Tar Valon op de rug geborduurd en met de gekleurde franje van hun Ajah, alsof het een bijeenkomst van de Zaal van de Toren betrof. Ze bespraken de rapporten en geruchten van de gebeurtenissen in vele naties, trachtend feit van verzinsel te scheiden, trachtend een beslissing te nemen over de wijze waarop de Toren diende te handelen, maar slechts zelden sloegen ze de ogen op naar de vrouw achter de schrijftafel, de vrouw die ze gehoorzaamheid hadden gezworen. Elaida kon haar aandacht er niet goed bij houden. Zij wisten niet wat echt belangrijk was. Of liever gezegd, ze wisten het wel, maar waren te bang om erover te praten.

‘Er schijnt in Shienar iets aan de hand te zijn.’ Dat kwam van Danelle, slank en schijnbaar vaak in dromerijen verzonken, de enige Bruine zuster in het vertrek. Ook de Groene en Gele Ajah hadden hier maar één vertegenwoordigster en de drie Ajahs waren daar niet al te blij mee. Er waren geen Blauwe zusters. De grote blauwe ogen van Danelle stonden peinzend, onbewust van de inktvlek op haar wang en de kreukels in haar donkergrijze wollen gewaad. ‘Er gaan geruchten over schermutselingen. Niet tegen de Trolloks of tegen de Aiel, hoewel er steeds meer invallen vanuit de Passen van Niamh voorkomen. Gevechten tussen Shienaranen. Ongewoon voor de Grenslanden. Ze voeren zelden onderling strijd.’

‘Als ze van plan zijn een burgeroorlog te beginnen, hebben ze er wel de juiste tijd voor gekozen,’ zei Alviarin koeltjes. Ze was lang en slank, en geheel in witte zijde gehuld; zij was degene zonder stola. Ook de stola van de Hoedster van de Kronieken was wit, om te tonen dat ze voor haar verheffing tot de Witte Ajah had behoord. Niet tot de Rode, de vroegere Ajah van Elaida, zoals de traditie voor schreef. Witte zusters waren altijd koel. ‘De Trolloks kunnen wel licht voorgoed verdwenen zijn. De hele Verwording is zo rustig dat twee boeren en een Novice er de wacht kunnen houden.’ De knokige vingers van Teslyn bladerden door de papieren op haar schoot, hoewel ze er niet naar keek. Ze was een van de vier Rode zusters in het vertrek – van alle andere Ajahs de grootste groep – en was in strengheid een goede tweede na Elaida, maar niemand zou haar knap noemen. ‘Het zou misschien beter zijn geweest als het er niet zo rustig was,’ zei Teslyn met haar sterke Illiaanse tongval. ‘Ik heb vanmorgen bericht ontvangen dat de maarschalk-generaal van Saldea met een leger is uitgetrokken. Niet in de richting van de Verwording, maar de andere kant op, naar het zuidoosten. Hij zou dat nooit hebben gedaan als de Verwording niet ingeslapen leek te zijn.’

‘Dan is het nieuws van Mazrim Taim uitgelekt.’ Alviarin zei het op een toon alsof ze het over het weer had of de prijs van vloerkleden en niet over een mogelijke ramp. Met heel veel moeite was Taim gevangengenomen en evenveel inspanning was nodig geweest om zijn ontsnapping geheim te houden. Het zou de Toren weinig goed doen als de wereld vernam dat ze een gevangen valse Draak niet vast konden houden. ‘Het lijkt erop dat koningin Tenobia of Davram Bashere, of allebei, ons niet vertrouwt en denkt dat wij hem niet op nieuw op zullen pakken.’

Er viel een doodse stilte toen de naam van Taim viel. De man kon geleiden – hij was onderweg naar Tar Valon geweest om gestild te worden, om voor eeuwig van de Ene Kracht afgesneden te worden, toen hij was ontkomen – maar dat had de tongen niet tot stilstand gebracht. Eens was het bestaan van een man die de Ene Kracht kon geleiden een van de grootste vervloekingen geweest. De Rode zusters besteedden bijna al hun tijd aan de jacht op zulke mannen, waarbij iedere Ajah hun naar vermogen bijstond. Maar nu schoven de meeste vrouwen ongemakkelijk op hun krukken heen en weer en vermeden eikaars ogen, omdat het onderwerp Taim hen heel dicht bij een ander onderwerp bracht dat ze niet hardop durfden te noemen. Zelfs Elaida meende de gal in haar mond te proeven.

Blijkbaar voelde Alviarin die terughoudendheid allerminst. Een mondhoekje krulde kort omhoog voor iets wat een lach of een grijns had kunnen worden. ‘Ik zal elke inspanning om Taim weer in handen te krijgen verdubbelen. En ik stel voor dat we een zuster naar Tenobia afvaardigen om haar met raad bij te staan. Iemand die het gewend is het soort koppige verzet te breken dat de jonge vrouw zal tonen.’

Anderen opperden snel hun eigen gedachten om de stilte te verdrij ven.

Joline trok haar stola met de groene franje over haar smalle schouders en glimlachte, zij het wat geforceerd. ‘Ja, ze heeft een Aes Sedai naast zich nodig. Iemand die in staat is Bashere aan te pakken. Hij heeft bar veel invloed op Tenobia. Hij moet zijn leger terugbrengen naar de Verwording om het daar in te zetten als die weer tot leven komt.’ Tussen de twee uiteinden van de stola vertoonde zich te veel blote huid en haar lichtgroene zijden gewaad zat bijzonder strak. Elaida vond dat ze veel te veel glimlachte. Vooral naar mannen. Dat deden die Groene zusters altijd.

‘Een tweede leger op krijgstocht is wel het laatste dat we nodig hebben,’ zei Shemerin, de Gele zuster snel. Ze was een tikkeltje gezet en had zich op de een of andere manier nooit de uiterlijke kalmte van een Aes Sedai eigen gemaakt. Er lag vaak een zweem van angst in haar ogen te lezen en de laatste tijd nam dat zelfs toe. ‘En iemand naar Shienar,’ voegde Javindhra, een andere Rode zuster, eraan toe. Ondanks haar gladde wangen was haar hoekige gezicht hard genoeg om er nagels mee in hout te slaan. Haar stem klonk ruw. ‘Ik hou niet van dat soort problemen in de Grenslanden. We hebben helemaal geen behoefte aan Shienaranen die zich zo uitputten dat een Trollokleger door kan breken.’

‘Misschien,’ zei Alviarin nadenkend. ‘Maar we hebben vertegenwoordigers in Shienar, de Rode Ajah in ieder geval, en mogelijk ook anderen’ – de vier Rode zusters knikten aarzelend met samengeperste lippen en ze waren de enigen – ‘die ons kunnen waarschuwen als die kleine geschillen zo toenemen dat we er ons zorgen over moeten maken.’

Het was publiek geheim dat behalve de Witte Ajah, die zich aan logisch denken en wijsbegeerte wijdde, elke Ajah over de gehele wereld een meer of minder fijnmazig net van verspieders en waarnemers bezat, al werd ook verondersteld dat het netwerk van de Gele Ajah amper iets voorstelde. Van vrouwen die niet konden geleiden, hoefden ze op het gebied van ziekte en Heling weinig nieuws te verwachten. Sommige zusters hadden ook nog hun eigen ogen-en-oren, maar over hen deden ze nog heimelijker dan over de vertegenwoordigers van de Ajahs. De Blauwe zusters hadden het grootste netwerk, zowel de Ajah als de zusters zelf.