Выбрать главу

Alteima was nu twee keer zo blij dat ze een gewaad met hoge hals aan had. Een vrouw die zo sterk door een man werd beïnvloed, kon in een jaloerse stemming om niets of om de kleinste uitdaging venijnig uithalen. Als ze die Gaebril ontmoette, zou ze hem zo onverschillig als de beleefdheid toeliet behandelen. Zelfs de verdenking dat ze eraan dacht Morgases minnaar te strikken, zou haar aan de galg brengen en niet aan een rijke echtgenoot op zijn laatste benen. Zij zou hetzelfde hebben gedaan.

Een vrouw in livrei bracht wijn, een voortreffelijke Morlander, en schonk hem in kristallen bokalen waarin de klimmende Leeuw van Andor was gegraveerd. Toen Morgase haar bokaal aannam, zag Alteima haar ring, een gouden slang die zijn eigen start opat. De ring met het Grote Serpent werd gedragen door de Aes Sedai en door enkele vrouwen die zich net als Morgase in de Witte Toren hadden bekwaamd maar geen Aes Sedai waren geworden. Het was een duizendjarige traditie die gebood dat de koninginnen van Andor in de Toren werden opgeleid. Maar op ieders lip lagen geruchten over een breuk tussen Morgase en Tar Valon, en de afkeer van Aes Sedai in de straten had gemakkelijk onderdrukt kunnen worden, als Morgase dat gewild had. Waarom droeg ze nog steeds die ring? Alteima zou goed op haar woorden passen, tot ze het antwoord wist. De dienares trok zich terug in de verste hoek van de kamer, buiten gehoorsafstand, maar weer niet te ver om op tijd wijn bij te schenken. Morgase nam een slokje en zei: ‘Het is lang geleden sinds we elkaar hebben ontmoet. Gaat het goed met je man? Is hij meegekomen naar Caemlin?’

Haastig herschikte Alteima haar plannetjes. Ze had niet gedacht dat Morgase wist dat ze een man had, maar ze had altijd pijlsnel kunnen denken. ‘Tedosian maakte het goed, de laatste keer dat ik hem zag.’ Het Licht mocht geven dat hij gauw stierf. Ze kon maar beter doorgaan. ‘Hij had enige bedenkingen of hij Rhand Altor kon dienen, en in die gevaarlijke ondiepte kan men maar beter niet rond kruipen. Er zijn heren als gewone misdadigers opgehangen.’

‘Rhand Altor,’ peinsde Morgase zacht, ik heb hem een keer ontmoet. Hij leek geen man die zich de Herrezen Draak zou noemen. Eerder een bange herdersknaap die probeerde zijn vrees te verbergen. Maar als ik eraan terugdenk, leek hij uit te kijken naar een manier om... te ontsnappen.’ Haar blauwe ogen waren in zichzelf gekeerd. ‘Elaida heeft me voor hem gewaarschuwd.’ Ze leek niet te beseffen dat ze de laatste woorden hardop had uitgesproken. ‘Elaida was toen uw raadsvrouwe?’ vroeg Alteima behoedzaam. Ze wist dat dat zo was, en het maakte de geruchten over een breuk bijna onbegrijpelijk. Ze moest weten of het waar was. ‘Hebt u haar vervangen, nu ze Amyrlin is?’

Morgases ogen stonden weer waakzaam. ‘Dat heb ik niet!’ Het volgende moment klonk haar stem weer zacht. ‘Mijn dochter Elayne wordt opgeleid in de Toren. Ze is reeds tot Aanvaarde verheven.’ Alteima wuifde met haar waaier en hoopte dat er geen zweet op haar voorhoofd stond. Als Morgase zelf niet wist wat ze voor de Witte Toren voelde, kon ze er met geen mogelijkheid veilig over praten. Haar plannen wankelden op de rand van een afgrond. Toen redde Morgase haar en haar plannen. ‘Je zei dat jouw man twijfels had over Rhand Altor. En jij?’

Ze zuchtte bijna van opluchting. Morgase gedroeg zich misschien als een ongeletterde boerentrien voor die Gaebril, maar ze had haar verstand nog steeds bij elkaar als het om macht ging, en om mogelijke gevaren voor haar rijk. ‘Ik heb hem in de Steen natuurlijk van nabij meegemaakt.’ Dat zaadje zou indien nodig wel ontkiemen. ‘Hij kan geleiden, en men moet altijd beducht zijn voor een geleider. Maar hij is de Herrezen Draak. Er is geen twijfel mogelijk. De Steen is gevallen, en Callandor was in zijn hand toen dat gebeurde. De Voorspel lingen... ik vrees dat ik beslissingen over wat er gedaan moet worden met de Herrezen Draak moet overlaten aan lieden die wijzer zijn dan ik. Ik weet alleen dat ik bang ben om op een plek te zijn waar hij regeert. Zelfs een hoogvrouwe van Tyr kan de moed van de koningin van Andor niet evenaren.’

De goudharige vrouw keek haar scherpzinnig aan, waardoor ze bang was dat haar vleierij te veel van het goede was geweest. Sommigen hielden niet van openlijk gevlij. Maar Morgase leunde slechts in haar stoel naar achteren en nipte van haar wijn. ‘Vertel me over hem, over de man die verondersteld wordt ons te redden, en ons daarbij zal vernietigen.’

Succes. Tenminste, het begin ervan. ‘Hij is ongetwijfeld een gevaarlijke man door de Kracht. Een leeuw kan lui en half slaperig lijken tot hij plotseling aanvalt; dan is hij pure snelheid en kracht. Rhand Altor lijkt onschuldig, niet lui, en onnozel, niet slaperig, maar als hij aanvalt... Hij heeft helemaal geen achting voor personen of stand. Ik overdreef niet toen ik zei dat hij machthebbers heeft opgehangen. Hij verwekt chaos. Onder zijn nieuwe wetten kan in Tyr zelfs een hoogheer of hoogvrouwe op aanklachten van de laagste boer of visser voor het gerecht worden geroepen, beboet worden of nog erger. Hij...’ Ze hield zich aan de zuivere waarheid zoals zij die zag. Ze kon zo nodig even snel met de waarheid op de proppen komen als met een leugen. Morgase dronk haar wijn en luisterde; Alteima had kunnen denken dat ze onverschillig in haar stoel zat, maar haar ogen toonden dat ze elk woord opnam en opsloeg in haar geheugen. ‘U moet begrijpen,’ zei Alteima, ‘dat ik nog slechts oppervlakkige zaken verhaal. Rhand Altor en zijn daden in Tyr zijn onderwerpen voor een urenlang gesprek.’

‘Je zult die tijd hebben,’ zei Morgase, en in gedachten glimlachte Alteima. Gelukt, is hetwaar,’ vervolgde de koningin, ‘dat Aiel hem bij de Steen vergezelden?’

‘O zeker. Grote woestelingen, die hun gezichten de helft van de tijd bedekken. Zelfs hun vrouwen kunnen even snel kijken als doden. Ze volgden hem als honden, joegen iedereen schrik aan en namen alles wat ze wilden van de Steen.’

‘Ik dacht dat het slechts wilde geruchten waren,’ zei Morgase nadenkend. ‘Dit laatste jaar waren er ook zulke geruchten, maar ze zijn na de Aiel-oorlog twintig jaar in de Woestenij gebleven. De wereld heeft beslist geen behoefte aan een Rhand Altor die de Aiel weer over ons heen laat stormen.’ Haar blik werd weer scherper. ‘Je zei “volgden”. Zijn ze weg?’

Alteima knikte. ‘Vlak voordat ik Tyr verliet. En hij is met hen mee gegaan.’

‘Meegegaan?!’ riep Morgase uit. ‘Ik vreesde dat hij op dit moment in Cairhien...’

‘Heb je een gast, Morgase? Het had mij verteld moeten worden, zodat ik haar had kunnen begroeten.’

Een grote man kwam de kamer binnen. Hij was lang en zijn met gouddraad geborduurde zilverkleurige jas spande om zijn brede schouders en borst. Alteima had ook zonder Morgases stralende blik kunnen vertellen dat dit heer Gaebril was; de zelfverzekerdheid waarmee hij de koningin had onderbroken maakte dat duidelijk. Hij hief een vinger en de dienares maakte een revérence en verdween. Hij vroeg dus niet om Morgases toestemming om haar dienaressen weg te sturen. Hij was op een duistere manier heel knap, ongelooflijk knap, met witte haren bij zijn slapen.

Alteima hield haar gezichtsuitdrukking zo neutraal mogelijk en verwelkomde hem met een glimlachje, gepast voor een oudere oom die geen macht, rijkdom of invloed had. En al zag hij er geweldig uit, zelfs als hij Morgase niet had toebehoord, was hij geen man die ze wilde bewerken, tenzij het absoluut moest. Zijn verschijning straalde nog meer macht uit dan die van Morgase. Gaebril bleef naast Morgase staan en legde heel vertrouwelijk zijn hand op haar schouder. Ze leek bijna haar wang op zijn hand te leggen, maar zijn ogen bleven op Alteima gericht. Ze was eraan gewend dat mannen naar haar keken, maar deze ogen deden haar bezorgd heen en weer schuiven in haar stoel. Die ogen waren veel te doordringend, zagen veel te veel.