Выбрать главу

Hij vocht in zijn geest om een beeld van zichzelf te vormen, vocht hevig om het beeld te vormen dat hij iedere ochtend bij het scheren in de spiegel zag. Het was een woeste strijd. Hij had zichzelf nooit echt bekeken. De twee beelden versmolten en verzwakten; de oudere man met de zwarte ogen, de jongere man met de blauwgrijze ogen. Langzaam werd het beeld van de jongere scherper, vervaagde de oudere man. Langzaam werd zijn hand weer steviger. Zijn eigen arm, met de draak die eromheen slingerde en de reiger die in zijn hand palm stond gebrand. Vele malen had hij die tekens gehaat, maar nu, zelfs gehuld in de gevoelloze leegte, grijnsde hij bijna toen hij ze zag. Waarom had Lews Therin geprobeerd hem over te nemen? Om van hem Lews Therin te maken. Hij wist zeker dat die lange man met de donkere ogen en het droevige gezicht Lews Therin was geweest. Waarom nu? Omdat hij het op deze plek kon, waar het dan ook was? Wacht. Het was Lews Therin geweest die zo keihard ‘nee’ had geschreeuwd. Geen aanval van Lews Therin, maar van Rahvin, die daarbij niet de Kracht gebruikte. Als de man dat eerder had geprobeerd, in het echte Caemlin, zou het hem zijn gelukt. Het moest een of andere vaardigheid zijn die hij hier had verworven. En als Rahvin het kon, kon hij het misschien ook. Het beeld van zichzelf dat hem had vastgehouden, had hem teruggebracht. Hij keek strak naar een rozenstruik dichtbij, een struik van een stap hoog, en verbeeldde zich dat die dun en mistig oploste. Gehoorzaam smolt hij in het niets weg, maar zodra het beeld in zijn geest niet meer bestond, was de rozenstruik weer terug, precies zoals hij even tevoren geweest was.

Rhand knikte koud. Het had dus beperkingen. Er bestonden altijd beperkingen en regels, en hij kende ze niet van hier. Maar hij kende de Kracht, wat Asmodean hem had geleerd, wat hij zichzelf had bij gebracht en saidin vulde hem nog steeds, al het zoete van het leven, alle smerigheid van de dood. Rahvin moest hem voor zijn aanval in het oog hebben gehad. Met de Kracht moest je iets zien om er wat mee te kunnen doen, of tot op een haartje nauwkeurig weten waar het zich ten opzichte van jezelf bevond. Misschien was het hier anders, maar hij dacht van niet. Bijna had hij gewenst dat Lews Therin niet meer zou zwijgen. Mogelijk kende de man deze plek en de regels die er golden.

Er keken balkons en vensters op de tuin uit, op sommige plekken was het gebouw drie verdiepingen hoog. Rahvin had geprobeerd hem te... ontmaken. Met de angreaal onttrok hij Kracht aan de ziedende stroom saidin. Bliksems flitsten uit de hemel omlaag, honderd en nog meer zilveren vertakkingen die naar de vensters en balkons prikten. Donderslagen rommelden in de tuin, steenbrokken sloegen omlaag. De lucht zelf knisperde en de haartjes op z-jn armen en borst pro beerden onder zijn hemd rechtop te staan. Zelfs de haren op zijn hoofd gingen omhoog. Hij doofde de bliksems. Hier en daar braken stukken af van kapotgeslagen vensterstenen en balkons, en het gedonder van puin en glas onderdrukte de weerkaatsingen van het on weer die in zijn oren nagalmden.

Waar eerst vensters waren geweest, zaten nu zwarte gaten. Ze leken de holtes in een monsterachtige schedel, en de verwoeste balkons leken wel tientallen versplinterde monden. Als Rahvin achter een van die vensters had gestaan, was hij nu dood. Rhand wilde het echter niet aannemen tot hij het lijk zag. Hij wilde met eigen ogen Rahvin dood zien.

Met een vertrokken gezicht, wat hij zelf niet eens besefte, beende hij het paleis weer in. Hij wilde met eigen ogen Rahvin dood zien.

Nynaeve wierp zich plat op de vloer en kroop door de zaal weg toen iets door de nabije muur sneed. Moghedien kronkelde even snel mee als zij, maar ook als zij dat niet had gedaan, was ze toch aan de a’ dam meegetrokken. Was dat Rhand geweest of Rahvin? Ze had sta ven wit vuur gezien, vloeibaar licht, net als in Tanchico, en ze had er geen enkele behoefte aan zoiets nog eens mee te maken. Ze wist niet wat het was en ze wilde het niet weten. Ik wil helen, bloedvuur voor die stomme mannen, ik wil geen mooie manier leren om te doden!

Ze duwde zich omhoog tot ze op haar knieën zat en keek om. Niets. Een lege paleisgang. Met een tien voet lange barst in beide muren, scherp als een inkeping van een steenwerker, en stukken van wand tapijten op de vloer. Van beide mannen was niets te zien. Alleen de bewijzen van hun daden. Soms hadden die daden haar bijna getroffen. Maar goed dat ze Moghediens angst kon gebruiken, de paniek eruit zeven die wild vechtend probeerde los te breken en de angst dan overnemen. Die van haar kon je niet meetellen, want ze kon de Ware Bron er amper mee voelen en alleen nog dat stroompje Geest geleiden dat haar in Tel’aran’rhiod hield.

Moghedien zat op haar knieën voorover gebukt over te geven, al kwam er niets uit. Nynaeves mond verstrakte. De vrouw had op nieuw geprobeerd de a’dam los te maken. Haar medewerking was snel verdwenen nadat ze had ontdekt dat Rhand en Rahvin echt in de Wereld der Dromen waren. Nou ja, een poging om die halsband om je nek los te maken was op zich al straf. Moghedien had deze keer tenminste niets meer in haar maag.

‘Alsjeblieft.’ Moghedien greep Nynaeves rok vast. ‘We moeten hier weg, zeg ik je.’ De enorme paniek maakte het pijnlijk. Haar verstik kende doodsangst viel op haar gezicht af te lezen. ‘Ze zijn hier met hun lichaam! In vlees en bloed!’

‘Hou je rustig,’ zei Nynaeve afwezig. ‘Tenzij je tegen me hebt gelogen, betekent dat een voordeel. Voor mij.’ De andere vrouw had beweerd dat een lijfelijke aanwezigheid in de Wereld der Dromen je beheersing erover verkleinde. Dat had ze tenminste toegegeven nadat ze zich even had versproken en iets erover had verteld. Ze had even eens toegegeven dat Rahvin Tel’aran’rhiod niet zo goed kende als zij. Nynaeve hoopte dat het inhield dat hij het ook niet zo goed kende als zijzelf. Dat hij er meer van wist dan Rhand, betwijfelde ze niet. Die wolkop van een man! Welke reden hij ook bezat om achter Rahvin aan te gaan, hij had er altijd voor moeten zorgen dat de man hem niet hierheen had gebracht, een plaats waar hij de regels niet kende en waar één gedachte je dood kon betekenen. ‘Waarom wil je niet begrijpen wat ik je zeg. Zelfs als zij zich hier heen hadden gedroomd, zouden ze ieder al sterker zijn dan wij. Hier in hun eigen lichaam kunnen ze ons verpletteren door met hun ogen te knipperen. In hun echte lichaam kunnen ze meer saidin aantrekken dan wij in onze droom.’