‘We zijn verbonden.’ Nynaeve luisterde maar half en gaf een felle ruk aan haar vlecht. Het was niet te zeggen welke kant ze op waren gegaan. Ze zou ook geen enkele waarschuwing krijgen voordat ze hem zag. Ergens was het oneerlijk dat ze konden geleiden zonder dat zij de stromen zag of voelde. Een staande lamp die doormidden was gesneden, was opeens heel en toen opeens weer even snel niet. Dat wit te vuur moest ontzettend krachtig zijn. Tel’aran’rhiod herstelde snel, wat je er ook uitspookte.
‘Hersenloze dwaas,’ snikte Moghedien, met beide handen aan Nynaeves rok rukkend, alsof ze Nynaeve zelf heen en weer wilde schud den. ‘Het is onbelangrijk of je dapper bent. We zijn verbonden, maar in jouw toestand voeg je er niets aan toe. Geen druppel. Het is mijn kracht en jouw waanzin. Ze zijn hier levend, niet dromend! Ze gebruiken dingen waar jij nog nooit van hebt gehoord! Ze zullen ons vernietigen als we blijven!’
‘Praat wat zachter,’ snauwde Nynaeve. ‘Wil je een van hen hierheen lokken?’ Ze keek gehaast beide kanten op, maar de gang was nog steeds leeg. Hoorde ze iemand lopen? Laarzen? Rhand of Rahvin? De een moest even voorzichtig worden benaderd als de ander. Een man die op leven en dood vocht, zou toeslaan voor hij zag dat het vrienden waren.
‘We moeten weg,’ hield Moghedien vol, ditmaal op een zachtere toon. Ze stond op en een dof verzet vervormde haar mond. In haar worstelden vrees en boosheid, nu eens was de een sterker, dan weer de ander. ‘Waarom zou ik je nog langer helpen? Dit is waanzin!’
‘Wil je liever de netels weer voelen?’
Moghedien kromp in elkaar, maar haar zwarte ogen bleven koppig kijken. ‘Denk je dat ik me liever laat doden dan door jou pijn te lij den? Je bent echt gek. Ik blijf hier zitten tot jij bereid bent ons hier weg te halen.’
Nynaeve trok opnieuw aan haar vlecht. Als Moghedien niet wilde lopen, zou ze haar mee moeten slepen. Op die manier kon je niet snel zoeken in al die lange paleisgangen die nog over waren. Ze had kor dater moeten zijn toen de vrouw voor het eerst tegensputterde. Als Nynaeve de halsband had gedragen, zou Moghedien haar zonder enigeaarzeling hebben gedood, of, als de Verzaker het nog had gekund, haar kunstje gebruiken om met een stroom Kracht haar wil te ontnemen, waardoor ze aanbeden zou worden. Nynaeve had dat een maal in Tanchico ondervonden, maar zelfs als ze had geweten hoe dat werd gedaan, had ze dat volgens haar een ander toch niet kunnen aandoen. Ze vond de vrouw verachtelijk, haatte haar en alles wat zij betekende. Maar zelfs als ze haar niet nodig had gehad, kon ze haar toch niet doden omdat ze bleef staan? De ellende was dat Moghedien dat nu ook doorhad.
Een Wijsheid was echter wel het hoofd van de vrouwenkring – zelfs als de kring het niet met haar eens was – en de vrouwenkring deel de straffen uit aan vrouwen die de wet overtraden of de gewoonte te zwaar schonden, en ook aan mannen voor enkele overtredingen. Misschien was ze wel niet zo hard als Moghedien om te kunnen doden of om de geest van anderen te breken, maar... Moghedien wilde wat zeggen en Nynaeve stopte een prop Lucht in haar mond. Of liever: liet de andere vrouw daarvoor zorgen. Nu de a’dam hen verbond, was het of ze zelf geleidde, maar Moghedien wist dat haar eigen vaardigheden als een stuk gereedschap door Nynaeve werden gebruikt. De zwarte ogen flikkerden verontwaardigd toen Moghediens eigen stromen haar armen langs haar lichaam vast snoerden en de rok strak rond de enkels werd vastgebonden. Verder gebruikte Nynaeve de a’dam net als de netels om de gevoelens te scheppen die de andere vrouw van haar moest beleven. Niet de werkelijkheid, het gevoel van werkelijkheid.
Moghedien verstijfde in haar boeien toen een leren zweep haar billen leek te striemen. Zo zou zij het tenminste aanvoelen. Woede en vernedering rolden door de lijn terug. En verachting. Vergeleken met haar ingewikkelde manieren om mensen pijn te doen, leek dit heel kinderachtig.
‘Als je bereid bent weer mee te werken,’ zei Nynaeve, ‘hoef je maar te knikken.’ Dit zou niet lang duren. Ze kon daar niet zomaar blijven staan, terwijl Rhand en Rahvin elkaar probeerden te doden. Als de verkeerde stierf, doordat zij het gevaar ontweek omdat Moghedien haar op deze plek hield...
Nynaeve herinnerde zich dat ze zestien jaar was, vlak nadat men haar oud genoeg had gevonden om het haar in een vlecht te dragen. Ze had een pruimenvla gepikt van Corin Ayellin omdat Nela Thane haar had uitgedaagd, en was bij het naar buiten lopen op vrouw Ayellin gebotst. Moghediens ogen leken uit de kassen te rollen toen Nynaeve haar de afloop van het avontuur door de lijn toestuurde. Grimmig deed Nynaeve het opnieuw. Ze zal me niet tegenhouden! Opnieuw. Ik zal Rhand helpen, wat zij verder ook denkt. Opnieuw. Zelfs als het onze dood betekent. Opnieuw. O Licht, ze kan gelijk hebben. Rhand kan ons doden voor hij ziet dat ik het ben. Opnieuw. Licht! Ik haat het bang te zijn. Opnieuw. Ik haat haar. Opnieuw. Ik haat haar. Opnieuw.
Opeens drong het tot haar door dat Moghedien krampachtig in haar boeien op en neer schokte en zo hevig knikte dat het leek of haar hoofd eraf zou rollen. Nynaeve stond de andere vrouw even met open mond aan te kijken en hield op met wat ze aan het doen was, waar na ze snel de stromen Lucht losmaakte. Licht, wat had ze gedaan? Ze was Moghedien niet. ‘Ik neem aan dat je me verder geen moeilijkheden bezorgt?’
‘Ze zullen ons doden,’ mompelde de andere vrouw zwakjes en bijna onverstaanbaar tussen haar snikken door, maar bleef ondertussen ijverig instemmend knikken.
Opzettelijk maakte Nynaeve zich hard. Moghedien verdiende alles wat ze had gekregen en nog veel, veel erger. In de Toren zou zij worden gesust en ter dood worden gebracht zodra de rechtszitting was afgerond, waarbij maar weinig bewijzen nodig waren voor iemand als zij. ‘Goed. Nu we...’
Donder liet het hele paleis schudden, of iets wat heel veel op donder leek; de muren dreunden en het stof sprong van de vloer op. Nynaeve viel half tegen Moghedien aan en samen bleven ze in een vreemde dans overeind. Voor de opschudding geheel was weggestorven, volgde er een gebulder alsof een monsterachtig vuur door een schoor steen met de afmeting van een berg opsteeg. Dat duurde maar even. De stilte daarna leek stiller dan ervoor. Nee. Ze hoorde laarzen. Een rennende man. Het geluid weerkaatste in de gang. Vanuit het noorden.
Nynaeve duwde de ander weg. ‘Kom mee.’
Moghedien snikte, maar stribbelde niet tegen toen ze mee de gang in werd getrokken. Haar ogen stonden echter wijd open en ze adem de te snel. Nynaeve bedacht dat het maar goed was dat ze Moghedien bij zich had en niet alleen vanwege haar Ene Kracht. De Spin was in al die jaren dat ze zich in de schaduwen verborgen hield, zo’n lafaard geworden dat Nynaeve zich vergeleken met haar dapper voel de. Bijna. Alleen door haar eigen boosheid over haar angst was ze in staat dat stroompje Geest vast te houden dat haar in Tel’aran’rhiod hield, nu Moghedien tot in haar merg dodelijk bevreesd was. Nynaeve trok de vrouw mee aan de glimmende lijn en ging sneller lopen. Op jacht naar het wegstervende geluid van de andere voet stappen.
Rhand stapte behoedzaam het ronde binnenhof op. De helft van de cirkel met witte tegels vormde een inham in het twee verdiepingen hoge gebouw achter hem. De andere helft werd omgeven door een halve cirkel van steen op witte pilaren van vijf pas hoog en zag uit op een volgende tuin met grindpaden in de schaduw onder lage brede bomen. Om een poel met leliebladeren en gouden, witte en rode vissen stonden marmeren banken.
Plotseling bewogen de banken en gingen vloeiend over in menselijke gestalten zonder gezichten die er nog even wit en hard uitzagen als het marmer. Hij wist al hoe moeilijk het was iets van Rahvin te veranderen. Bliksems dansten van zijn vingertoppen en vergruizelden de stenen mannen tot scherven.