Asmodean boog bij wijze van instemming even zijn hoofd. ‘Wanneer de Duistere uitbreekt...’ Misschien had zijn gezicht eerder geen enkele uitdrukking getoond, nu was iedere trek somber. ‘Laten we het er maar op houden dat ik liever Semirhage opzoek en me aan haar uitlever dan dat ik van de... de Duistere de straf voor een verrader wil ondergaan.’
‘Dan is het maar goed dat je hier bent om mij te onderwijzen, niet waar?’
Treurige muziek begon uit de harp te stromen en sprak van verlies en tranen. ‘“De mars des doods,”’ zei Asmodean boven de muziek uit, ‘het laatste deel van De grote Cyclus van Hartstochten
, zo’n drie honderd jaar voor de Oorlog van Kracht geschreven door...’ Rhand onderbrak hem. ‘Jouw lessen zijn niet geweldig.’
‘Ze zijn zo goed als je gegeven de omstandigheden kunt verwachten. Je bent nu in staat iedere keer dat je het probeert saidin te grijpen en de ene stroom van de andere te onderscheiden. Je kunt jezelf af schermen en de Kracht doet wat jij wilt.’ Hij hield fronsend op met spelen zonder Rhand aan te kijken. ‘Denk je dat Lanfir echt wilde dat ik jou alles leerde? Als ze dat had gewenst, zou ze een slim plan netje hebben bedacht om bij ons te blijven zodat ze ons kon koppelen. Ze wil dat je in leven blijft, Lews Therin, maar deze keer wil ze sterker zijn dan jij.’
‘Noem me niet zo!’ snauwde Rhand, maar Asmodean leek het niet te horen.
‘Als jullie dit samen bedacht hebben... mij in de val lokken...’ Rhand voelde in de man een golf opwellen, alsof de Verzaker het schild uit probeerde dat Lanfir om hem heen had geweven. Geleidsters zagen een gloed rond een andere vrouw die saidar omhelsde en voelden heel sterk het geleiden bij de ander, maar hij zag nooit iets rond Asmodean en voelde ook maar weinig. ‘Als jullie dit samen hebben op gezet, dan heb je toegestaan dat ze jou op verschillende gebieden te slim af is. Ik heb je al gezegd dat ik niet zo’n goede leraar ben, zeker niet zonder koppeling. Jullie hebben dit toch samen bedacht, niet waar?’ Toen pas keek hij Rhand aan, zijdelings, maar heel gespannen. ‘Hoeveel herinner jij je nog? Van dat je Lews Therin was, bedoel ik? Zij heeft gezegd dat je je helemaal niets meer herinnerde, maar ze zou voor de Gro... voor de Duistere zelf nog liegen.’
‘Ditmaal heeft ze de waarheid gesproken.’ Rhand maakte het zich gemakkelijk en geleidde een van de zilveren bokalen van de stam hoofden naar zich toe die niet gebruikt was. Zelfs zo’n korte aanraking van saidin was opwindend... en smerig. En moeilijk los te la ten. Hij wilde niet over Lews Therin praten; hij was het goed zat dat mensen dachten dat hij Lews Therin was. De pijpenkop was gloei end heet doordat hij zo veel trekjes had genomen, dus hield hij de pijp al gebarend aan de steel vast. ‘Als koppelen helpt om mij iets te leren, waarom koppelen we dan niet?’
Asmodean keek hem aan alsof hij had gevraagd waarom ze geen stenen gingen eten en schudde toen zijn hoofd, ik vergeet voortdurend hoeveel je niet weet. Jij en ik kunnen dat niet, niet zonder een vrouw erbij. Je zou het Moiraine kunnen vragen, of dat meisje Egwene. Een van hen zou kunnen uitzoeken hoe het precies werkt. Zolang het jou niet kan schelen of ze ontdekken wie ik ben.’
‘Lieg niet tegen me, Natael,’ gromde Rhand. Lang voor hij hem had ontmoet, had hij al geleerd dat het geleiden van een man en dat van een vrouw evenveel van elkaar verschilden als mannen van vrouwen zelf, maar hij nam maar weinig van Natael onvoorwaardelijk aan. ‘Ik heb Egwene en anderen horen zeggen dat Aes Sedai hun kracht met elkaar verbinden. Als zij het kunnen, waarom jij en ik dan niet?’
‘Omdat we het niet kunnen.’ Asmodean klonk geërgerd. ‘Vraag maar aan een wijsgeer wat de reden is. Waarom kunnen honden niet vliegen? Misschien creëert het in het grote plan van het Patroon een soort evenwicht, omdat mannen sterker zijn. Zonder een vrouw kunnen wij niet koppelen, maar zij kunnen het wel zonder ons. Althans, een groep vandertien kan het, maar dat is een schrale troost. Als ze er meer willen koppelen, hebben ze een man nodig.’ Rhand was er zeker van dat hij de man nu op een leugen had betrapt. Moiraine had verteld dat in de Eeuw der Legenden mannen en vrouwen even sterk in de Kracht waren en zij kon niet liegen. Dat zei hij dan ook en voegde eraan toe: ‘De Vijf Krachten zijn gelijk.’
‘Aarde, Vuur, Lucht, Water en Geest.’ Bij ieder woord sloeg Natael een akkoord aan. ‘Natuurlijk, ze zijn gelijk, en het is ook waar dat alles wat een man ermee kan doen ook door een vrouw gedaan kan worden. Tenminste, met dezelfde stroom. Maar dat heeft er niets mee te maken; mannen zijn sterker. Wat Moiraine als waarheid aanneemt, geeft ze ook als waarheid door, of het zo is of niet; een van de duizenden zwakheden in die stomme Geloften.’ Hij speelde een stukje dat inderdaad heel dwaas klonk. ‘Sommige vrouwen hebben sterkere armen dan sommige mannen, maar in het algemeen is het omgekeerde het geval. Datzelfde geldt ook voor hoe sterk je bent met de Ene Kracht en ongeveer in dezelfde verhouding.’ Rhand knikte langzaam. Het klonk aannemelijk. Elayne en Egwene werden beschouwd als twee van de sterkste vrouwen die sinds zo’n duizend jaar of langer in de Toren waren opgeleid, maar toen hij een keer de Kracht op hen had uitgeprobeerd, had Elayne bekend dat ze zich voelde als een jong katje dat door een bloedhond was gegrepen. Asmodean was nog niet uitgesproken. ‘Als twee vrouwen koppelen, verdubbelt hun kracht niet. Koppelen is niet gewoon ieders kracht bijeenvoegen – maar als zij sterk genoeg zijn, kunnen ze het tegen iedere man opnemen. En als zij de kring uitbreiden tot dertien, dan moet je op je hoede zijn. Dertien zwakke geleidsters kunnen gekoppeld de meeste mannen overweldigen. De dertien zwakste vrouwen van de Toren kunnen jou en iedere andere man overmeesteren zon der buiten adem te raken. Ik heb eens een spreekwoord in Arad Doman gehoord. “Hoe meer vrouwen aanwezig zijn, hoe zachter een verstandig man zijn voeten plaatst.” Het zou niet zo slecht zijn daar aan te denken.’
Rhand huiverde en dacht aan een tijd dat hij zich onder veel meer dandertien Aes Sedai had bevonden. Natuurlijk hadden de meesten toen niet geweten wie hij was. Anders hadden ze... Als Egwene en Moiraine zich koppelen...
Hij wilde niet aannemen dat Egwene zich al zo sterk met de Toren verbonden voelde dat ze niets meer om hun vriendschap gaf. Wat ze ook doet, ze doet het met haar hele hart en ze wordt Aes Sedai. Net als Elayne.
Een grote slok van zijn wijn spoelde die gedachte niet geheel weg. ‘Wat kun je me nog meer vertellen over de Verzakers?’ Hij was er zeker van dat hij die vraag al honderden keren eerder had gesteld, maar hij hoopte steeds dat er nog ergens een flintertje kennis opgediept kon worden. Hij wilde liever daarover nadenken dan over Moiraine en Egwene die zich koppelden om...
‘Ik heb je alles verteld wat ik weet,’ verzuchtte Asmodean. ‘We waren op z’n best amper goede vrienden. Denk je dat ik iets achterhoud? Ik weet niet waar de anderen zitten, als je dat wilt vragen. Behalve Sammael, en je wist al dat hij Illian als zijn koninkrijk beschouwde voor ik het jou vertelde. Graendal heeft een tijd in Arad Doman gezeten, maar ik vermoed dat ze er nu weg is; ze is te veel op haar eigen gemak gesteld. Ik vermoed dat Moghedien ook ergens in het westen is of was, maar niemand kan de Spin vinden tenzij ze gevonden wil worden. Rahvin heeft een koningin als speelkameraadje, maar welk koninkrijk zij voor hem regeert, is net zo’n grote vraag voor mij als voor jou. En dat is alles wat ik weet dat kan helpen hen te vinden.’
Rhand had het allemaal al eerder gehoord; het leek of hij alle gegevens van de Verzakers al vijftig keer van Asmodean had vernomen. Zo vaak dat hij af en toe dacht dat hij altijd al had geweten wat de man hem vertelde. Een paar dingen had hij liever nooit gehoord bijvoorbeeld wat Semirhage vermakelijk vond – en van een ander deel begreep hij niets. Was Demandred naar de Schaduw overgelopen omdat hij Lews Therin Telamon benijdde? Rhand kon zich niet voorstellen dat iemand zo jaloers was dat hij iets slechts deed, en zeker niet zoiets. Asmodean beweerde dat hij door de gedachte aan onsterfelijkheid, aan eindeloze eeuwen vol muziek was gelokt. Hij beweerde dat hij vroeger een beroemd muziekschrijver was geweest. Zinloos. Toch lagen in die grote hoeveelheid van vaak bloedstollen de kennis aanwijzingen verborgen om Tarmon Gai’don te overleven. Welk verhaal hij voor Moiraine ook ophing, hij wist dat hij hen dan zou moeten aanpakken, zo niet eerder. Hij dronk de bokaal leeg en ging op de tegels zitten. Wijn zou de feiten niet verdrinken. Het kralengordijn ratelde en hij keek om toen de gai’shain in hun witte kledij zwijgend binnenkwamen. Terwijl sommigen de borden en bokalen begonnen op te ruimen die ze eerder voor hem en de stamhoofden hadden klaargezet, kwam een ander, een man, met een groot zilveren dienblad naar de tafel. Er stonden schalen met deksels op, een zilveren beker en twee grote kannen van groengestreept aardewerk. In een kan zou wijn zitten, in de ander water. Een vrouwelijke gai’shain bracht een reeds aangestoken vergulde lamp naar binnen en zette die naast het dienblad. Achter de ramen begon de lucht de geelrode kleur van zonsondergang aan te nemen; in die korte tijd tussen het verschroeien en bevriezen voelde de lucht heerlijk fris. Rhand stond op toen de gai’shain verdwenen, maar volgde hen niet meteen. ‘Hoe groot schat jij mijn kansen in als de Laatste Slag begint, Natael?’